Het onderscheid tussen een primaire dekkingsomschrijving en een preventieve garantievoorwaarde is niet langer relevant voor de vraag of een verzekerde een beroep toekomt op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. De verzekerde kan voor ieder dekkingsbeperkend beding uit de verzekeringspolis een beroep doen op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid.
Auteur: Taraneh Riyazi
HR 9 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:258
Wat is er precies gebeurd?
Een manege biedt buitenritten aan onder begeleiding. Tijdens een buitenrit valt een ruiter van zijn paard en loopt ernstig letsel op. Er waren geen gediplomeerde instructeurs mee tijdens de rit. De ruiter stelt de manege aansprakelijk voor zijn schade.
Deze procedure gaat om de vraag of NN, als aansprakelijkheidsverzekeraar van de manegehouder, dekking moet verlenen. De polisvoorwaarden bepalen dat aansprakelijkheid bij verhuur van paarden uitsluitend is verzekerd indien ruiter én instructeur een diploma hebben. Volgens NN is dit een primaire dekkingsomschrijving. Dat beding bepaalt de omvang van de dekking. Dit betekent dat de verzekeraar zo’n situatie (buitenritten zonder adequate begeleiding) niet wil verzekeren en er geen dekking is. Tot dit arrest werd gewezen kon de verzekerde de dekking niet uitbreiden met een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid (art. 6:248 lid 2 BW). Er was dus geen ruimte voor een verweer van een verzekerde dat het ontbreken van het vereiste diploma niets met het ongeluk te maken had.
Het hof: de verhuurclausule is een preventieve garantievoorwaarde
Het hof oordeelt dat deze polisvoorwaarde geen primaire dekkingsomschrijving is. Volgens het hof is een dubbele diploma-eis een ‘preventieve garantievoorwaarde’. Dat is een beding dat aan het kunnen inroepen van de dekking, een voorwaarde of verplichting verbindt. Een beroep door de verzekeraar op zo’n voorwaarde is onaanvaardbaar wanneer dit ongeval zich óók had voorgedaan als de begeleider en ruiter wél gediplomeerd waren. In dat geval is er geen causaliteit tussen het ongeval en het niet naleven van de voorwaarde. Het hof vindt dat dit ook hier het geval is. Daarom kan NN volgens het hof geen beroep doen op die uitsluiting. In cassatie werd geklaagd dat het oordeel van het hof, dat sprake is van een preventieve garantievoorwaarde, niet te rijmen is met de tekst van de verhuurclausule. Daarin stond dat de schade verband houdend met verhuur ‘uitsluitend’ is verzekerd als aangetoond is dat de ruiter én instructeur over de vereiste diploma’s beschikken.
Het onderscheid tussen een preventieve garantievoorwaarde en een primaire dekkingsomschrijving
De kwalificatie van een beding als een primaire dekkingsomschrijving of een preventieve garantievoorwaarde, was dus van belang bij de vraag of er ruimte was voor een causaliteitsverweer. De Hoge Raad introduceerde het belang van dit onderscheid in het Valschermzweeftoestel-arrest. Het onderscheid was inderdaad, zoals de Hoge Raad het formuleert: “niet steeds gemakkelijk te hanteren” en heeft vele pennen in beweging gebracht. De wijze van formulering van een clausule bepaalde in beginsel of er al dan geen ruimte was voor een causaliteitsverweer. Dit terwijl het een verzekerde niet altijd duidelijk was wat de precieze consequenties van de gebezigde formulering waren. Bovendien leidde de kwalificatie van een beding ook regelmatig tot discussie. Zie bijvoorbeeld ook mijn noot in de JA 2022/100 en 2024/40.
HR: geen onderscheid meer tussen primaire dekkingsomschrijving en preventieve garantievoorwaarde
Deze discussies behoren nu tot het verleden. De Hoge Raad ziet aanleiding om het onderscheid tussen beide begrippen nu deels los te laten.
Een verzekerde kan nu ten aanzien van élk dekkingsbeperkend verzekeringsbeding in principe steeds een beroep doen op art. 6:248 lid 2 BW. Het is dus niet meer nodig om eerst het beding te kwalificeren als primaire dekking of preventieve garantie, voordat het beroep van de verzekerde op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid kan worden beoordeeld. De Hoge Raad noemt een paar gezichtspunten voor de beoordeling of een beroep op een beding onaanvaardbaar is. Deze zien vooral op de strekking van het beding:
- Begrenst die het te verzekeren risico in algemene zin?
- Is de bepaling bedoeld om de kans op schade te verkleinen of schade te beperken?
- Ziet de bepaling op andere belangen dan het verkleinen van (de kans op) schade?
Verder slagen de klachten van NN dat het hof niet is ingegaan op een aantal door haar ingeroepen omstandigheden die aan een geslaagd beroep van de verzekerde op de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid in de weg kunnen staan. Zo heeft het hof de omstandigheid dat de verzekerde de voorwaarde willens en wetens niet heeft nageleefd, onbesproken gelaten. De Hoge Raad overweegt dat het hof heeft miskend dat het ontbreken van causaal verband tussen het niet-naleven van de voorwaarde en de schade, niet op zich zelf in de weg staat aan een succesvol beroep van NN op de verhuurclausule.
Exit onderscheid, wat betekent dit voor de praktijk?
- Er vindt dus geen toetsing bij de poort meer plaats. De formulering van de polisvoorwaarde is niet meer leidend voor de vraag of er ruimte is voor toepassing van art. 6:248 lid 2 BW. Die ruimte is er als de omstandigheden daartoe aanleiding geven.
- Met het niet op voorhand afsnijden van diens beroep op art. 6:248 lid 2 BW wordt voor de verzekerde een eerlijker resultaat bereikt. De positie van de verzekeraar is hierdoor niet nadeliger geworden. Weliswaar is de toetsing aan de poort verdwenen, maar de verzekeraar kan nog steeds met succes een beroep doen op de voorwaarde. Of een verzekeraar een beroep kan doen op de voorwaarde zal onder meer afhangen van de gezichtspunten die de Hoge Raad noemt met het oog op de strekking van de voorwaarde. De gedragingen van verzekerde kunnen echter ook relevant zijn zoals bijvoorbeeld de omstandigheid dat de verzekerde de voorwaarde willens en wetens niet is nagekomen.
In de JA van eind maart 2024 verschijnt een noot van mij bij deze uitspraak.
Meer weten over cassatie?
Voert u een procedure in hoger beroep en verwacht u dat de zaak bij de Hoge Raad zal komen? Dan is het slim om nu alvast advies in te winnen bij een cassatie-advocaat over uw kans van slagen als u uw zaak voorlegt aan de Hoge Raad.
Ekelmans Advocaten heeft een hoog aangeschreven cassatiepraktijk. De betrokkenheid van onze advocaten leidt geregeld tot belangwekkende arresten van de Hoge Raad.
Onze advocaten Cassatie en Expert Litigation zijn procesrechtelijke experts, die de grote lijnen inzichtelijk maken en in de finesses scherpte brengen.
We verzenden ook een nieuwsbrief Civiele Procespraktijk naar onze contacten. Interesse? Dan ontvangen we graag uw inschrijving.