HR 24 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1967
Normaal gesproken mag een partij niet voor het eerst verweer voeren in cassatie. Daarop bestaat één belangrijke uitzondering in verzoekschriftprocedures. Een niet eerder verschenen belanghebbende kan in cassatie voor het eerst verweer voeren, als hij “buiten zijn schuld” niet eerder verscheen. De Hoge Raad legt uit wanneer daarvan sprake is.
Een schip van NCC veroorzaakt olieverontreiniging. NCC verzoekt om haar aansprakelijkheid te mogen beperken op grond van het LLMC-Verdrag. Als dat mag, betaalt het Fonds aanvullende vergoedingen.
Rechtbank en hof hebben het verzoek van NCC afgewezen. NCC heeft cassatieberoep ingesteld. In cassatie verzoekt het Fonds voor het eerst als belanghebbende toegang tot de procedure.
De Hoge Raad oordeelt dat het LLMC-Verdrag het Fonds geen rechtstreekse toegang geeft; het commune burgerlijk procesrecht geldt.
Volgens art. 279 lid 1 Rv roept de rechter belanghebbenden op die in het verzoekschrift worden genoemd en kan hij ook andere belanghebbenden oproepen. Volgens art. 282 Rv kan iedere belanghebbende een verweerschrift indienen. Het Fonds heeft belang bij de uitkomst van de procedure van NCC.
Volgens art. 426 lid 1 Rv staat cassatie open voor wie in één van de vorige instanties is verschenen. Maar dat artikel beoogt niet een partij uit te sluiten die “buiten zijn schuld niet in de vorige instantie is verschenen.” Daarvan is sprake, nu rechtbank en hof het Fonds niet hebben opgeroepen om een verweerschrift in te dienen of te worden gehoord. Het maakt niet uit of het Fonds al eerder wist of had kunnen weten van de procedure tussen NCC en de andere belanghebbenden. Evenmin is relevant dat het Fonds niet ambtshalve hoefde te worden opgeroepen. Het Fonds mag dus nog -voor het eerst- in cassatie als belanghebbende verweer voeren.