Redelijke toerekening en billijkheidscorrectie in de bouw

Redelijke toerekening en billijkheidscorrectie in de bouw

Redelijke toerekening en billijkheidscorrectie in de bouw 525 400 Ekelmans Advocaten
Redelijke toerekening en billijkheidscorrectie in de bouw
Leestijd: 7 minuten
Lesedauer: 7 Minuten
Reading time: 7 minutes

Doorbreekt het eigen handelen van een hoofdaannemer het causaal verband met de tekortkoming van zijn onderaannemer en kan de schade als gevolg daarvan in redelijkheid niet meer aan de onderaannemer worden toegerekend of speelt dit enkel een rol in het kader van de eigen schuld? Marcella de Haan bespreekt deze zaak in een annotatie die is gepubliceerd in het vakblad VAST (2024/N-018).

Bron: VAST 2024 / N-018, Marcella de Haan / Een uitgave van M.A.D.Lex

Gerechtshof Den Haag
14 november 2024, 200.292.073/01
mr. Van Kooten, mr. Nijhuis, mr. baron van Wassenaer van Catwijck
BW artikelen 6:98 en 6:101

In het kort

Een hoofdaannemer stelt zijn onderaannemer aansprakelijk voor schade als gevolg van verzakkingen bij nieuwbouwwoningen. Naar aanleiding van een fout in het bij een derde ingewonnen funderingsadvies hebben de door de onderaannemer aangebrachte heipalen te weinig draagvermogen. Partijen twisten onder meer over de vraag of de schade als gevolg van de verzakkingen van de woningen nog in redelijkheid aan de onderaannemer kan worden toegerekend én of sprake is van eigen schuld van de hoofdaannemer nu hij te laat en te weinig onderzoek zou hebben gedaan en de gevolgschade anders (grotendeels) zou zijn voorkomen. Zowel rechtbank als hof wijzen de vorderingen van de hoofdaannemer af op grond van eigen schuld.

In deze zaak gaat het om een hoofdaannemer die van zijn onderaannemer vergoeding vordert voor schade als gevolg van opgetreden verzakkingen bij nieuwbouwwoningen.

Feiten

De onderaannemer heeft op basis van een bij een derde ingewonnen funderingsadvies heipalen aangebracht ten behoeve van de fundering voor nieuwbouwwoningen. Tijdens het heien worden de geadviseerde kalenderwaarden niet gehaald en wordt het werk kort stilgelegd, maar later toch voortgezet. Ook worden in die periode op verzoek van de hoofdaannemer controlesonderingen uitgevoerd, welke afwijken van de  sonderingen die voor het ontwerp zijn gebruikt. Aan een offerte voor een proefbelasting wordt door de hoofdaannemer geen gevolg gegeven; zonder nader onderzoek wordt gestart met de woningbouw op de betreffende fundering. Later wordt er schade geconstateerd aan het metselwerk van de nieuwbouwwoningen en is ook sprake van verzakkingen. De bouw wordt stilgelegd en door de hoofdaannemer wordt een nieuw funderingsadvies ingewonnen. Daarin wordt geconcludeerd dat in het oorspronkelijke advies een verkeerde berekening is gemaakt waardoor de palen te weinig draagvermogen hebben en er wordt geadviseerd nader onderzoek te doen en versterkingsmaatregelen te treffen om de draagkracht op peil te brengen (in de vorm van extra palen). De hoofdaannemer onderneemt zonder nader onderzoek en zonder overleg met de onderaannemer een herstelpoging. Tijdens deze werkzaamheden verzakken de woningen nog verder. Vervolgens worden de woningen en de fundering gesloopt en worden geheel nieuwe woningen gebouwd.

Procedure

De hoofdaannemer meent dat de verzakkingen het gevolg zijn van fouten in het funderingsadvies en vordert van de onderaannemer vergoeding van onder meer de kosten van haar herstelpoging en de daarop volgende sloop en nieuwbouw van de woningen. De kosten van het slopen en opnieuw aanbrengen van de door de onderaannemer aangebrachte fundering zijn reeds vergoed onder de CAR-verzekering van de hoofdaannemer.

De onderaannemer voert verweer en meent dat de verzakkingen voortkomen uit ongeschiktheid van de grond althans de ondeugdelijke herstelpoging van de hoofdaannemer en betwist causaal verband tussen eventuele fouten in het funderingsadvies en de gevorderde schade. Ook beroept de onderaannemer zich op eigen schuld aan de zijde van de hoofdaannemer, omdat geen aanvullend onderzoek is gedaan althans niet tijdig en daardoor niet de juiste maatregelen zijn getroffen waarmee de gevorderde gevolgschade aan de woningen voorkomen had kunnen worden.

In eerste aanleg heeft de rechtbank een deskundigenbericht uit laten brengen over de oorzaak van de verzakkingen, waaruit onder meer volgt dat het aanvankelijke funderingsadvies – op grond waarvan de onderaannemer zijn heiwerkzaamheden heeft uitgevoerd – inderdaad onjuist is. De rechtbank oordeelt dat de gevorderde schade desondanks niet voor vergoeding in aanmerking komt, omdat het beroep van de onderaannemer op eigen schuld van de hoofdaannemer slaagt. Van de hoofdaannemer mocht aanvullend onderzoek verwacht worden en aangenomen wordt dat op basis daarvan de juiste maatregelen zouden zijn getroffen om het draagvermogen van de palen te vergroten en (nadere) verzakkingen te voorkomen. De schade als gevolg van het uitblijven van dat onderzoek en die maatregelen dient volgens de rechtbank op grond van art. 6:101 BW voor rekening van de hoofdaannemer te blijven.

De hoofdaannemer gaat daarvan in hoger beroep. Het hof stelt vast dat  condicio sine qua non-verband bestaat tussen de fouten in het oorspronkelijke funderingsadvies althans de op basis daarvan door de onderaannemer aangebrachte fundering en de gevorderde schade. Ook volgens het hof had de hoofdaannemer – naar aanleiding van de afwijkende kalenderwaarden tijdens het heien en de kort daarna ontvangen controlesonderingen – echter reeds voorafgaand aan de start van de woningbouw nader onderzoek moeten laten verrichten (zoals extra sonderingen en/of de aan hem geoffreerde proefbelasting) en volgt uit het deskundigenbericht dat daarbij het onvoldoende draagvermogen van de palen aan het licht zou zijn gekomen en dat de latere verzakkingen van de woningen vervolgens beperkt dan wel voorkomen hadden kunnen worden. Dit maakt volgens het hof echter niet dat de gevorderde schade in een zodanig verwijderd verband staat tot de tekortkoming van de onderaannemer dat zij niet meer aan de onderaannemer kan worden toegerekend in de zin van art. 6:98 BW. Het oorzakelijk verband is volgens het hof niet doorbroken nu niet vast staat dat de gevorderde schade volledig zou zijn voorkomen als de hoofdaannemer anders zou hebben gehandeld.

Wel kwalificeert de handelswijze van de hoofdaannemer ook volgens het hof als eigen schuld. Het hof schat de mate waarin de aan de hoofd- en onderaannemer toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen op 90% respectievelijk 10%. Door de hoofdaannemer zou niet gemotiveerd zijn betwist dat de schade vrijwel volledig voorkomen zou zijn indien hij tijdig nader onderzoek zou hebben uitgevoerd. Het hof meent dat de billijkheid in dit geval eist dat de vergoedingsplicht van de onderaannemer geheel vervalt en hij ook deze 10% niet hoeft te vergoeden. Daarbij neemt het hof in aanmerking i) dat de tekortkoming van de onderaannemer is terug te voeren op een fout van een ander in het door hem ontvangen funderingsadvies, ii) de hoofdaannemer het nadere onderzoek niet heeft (laten) verricht(en) terwijl hij wel bekend was met feiten en omstandigheden die tot dat onderzoek noopten én iii) dat de onderaannemer slechts € 30,– heeft verdiend aan het funderingsadvies en dit bedrag in geen verhouding staat tot de gevorderde schade.

Causaal verband: redelijke toerekening

Bij het oordeel of de schade in redelijkheid aan de onderaannemer kan worden toegerekend, dienen alle omstandigheden van het geval te worden betrokken, waaronder – zoals art. 6:98 BW expliciet noemt – de aard van de aansprakelijkheid en de aard van de schade. Tot de in dit verband relevante omstandigheden kan ook behoren of de schade in (zeer) ver verwijderd verband staat tot de aansprakelijkheidscheppende gebeurtenis (oftewel de fouten in het funderingsadvies en de daarop gebaseerde uitvoering van de fundering door de onderaannemer) én of de schade redelijkerwijs voorzienbaar is (zie onder meer HR 3 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2895, NJ 2014/429).

Het oordeel van het hof dat de schade in dit geval in redelijkheid nog wel kan worden toegerekend, is in het arrest niet uitgebreid gemotiveerd. Als we enkele relevante omstandigheden in deze zaak langslopen, is het oordeel wel goed te volgen;

  • er is sprake van materiële en vermogensschade;
  • het gaat om contractuele schuldaansprakelijkheid;
  • dat de woningen verzakken als gevolg van de fout in het funderingsadvies en het tekort aan draagvermogen van de aangebrachte heipalen is op zichzelf niet onvoorzienbaar en staat niet in een ver verwijderd verband van de tekortkoming.

Dat de opdrachtgever deze gevolgen had kunnen voorkomen of beperken door eerder in te grijpen vormt in dit geval onvoldoende grond om de schade in redelijkheid niet toe te rekenen, maar vormt wel munitie voor het beroep op eigen schuld.

Eigen schuld: de billijkheidscorrectie

De door het hof in het kader van de eigen schuld aangehouden causale verdeling tussen de voor rekening van de hoofd- respectievelijk onderaannemer komende omstandigheden van 90/10 betreft een schatting op basis van het deskundigenoordeel en het processuele debat. Meer opvallend is het oordeel dat ook die 10% niet door de onderaannemer vergoed hoeft te worden op grond van de billijkheidscorrectie.

Ook bij het oordeel over eventuele toepassing van een billijkheidscorrectie moet rekening worden gehouden met alle relevante omstandigheden van het geval, zowel aan de zijde van de onderaannemer als aan de zijde van de hoofdaannemer (zie onder meer HR 5 december 1997, NJ 1998/400). Daarbij kan onder meer gedacht worden aan de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten en de mate van verwijtbaarheid daarvan, de aard van de schade en het al dan niet verzekerd zijn van partijen. Het hof loopt in het arrest de aard en ernst van de gedragingen van beide partijen na en betrekt daarnaast de marge op het funderingsadvies in haar oordeel. Dat laatste punt oogt niet direct overtuigend. Weliswaar heeft de onderaannemer vrijwel niets verdiend aan het funderingsadvies zelf, maar uiteraard wel aan het vervolgens aanbrengen van de fundering welke vanwege de fouten in het advies uiteindelijk gebrekkig is. En bovendien valt de door hem ingeschakelde derde die het advies heeft uitgebracht, in verhouding tot de hoofdaannemer, in zijn risicosfeer. Daarover bestond overigens nog discussie tussen partijen, maar in de procedure is geoordeeld dat de derde die het funderingsadvies heeft uitgebracht door de onderaannemer is ingeschakeld.

Het oordeel over de eigen schuld althans de causale verdeling in dat kader zou overigens vermoedelijk anders zijn uitgevallen ten aanzien van de niet gevorderde (door de CAR-verzekeraar uitgekeerde) kosten van het slopen en vervangen van de – door de onderaannemer op basis van het onjuiste funderingsadvies aangebrachte – fundering. Indien de hoofdaannemer tijdig nader onderzoek zou hebben gedaan en eerder de fout zou hebben ontdekt en de juiste maatregelen zou hebben getroffen, zou daarmee immers de gevolgschade aan de woningen zijn voorkomen, maar ook in dat geval zouden wel kosten zijn gemaakt voor het inwinnen van een nieuw funderingsadvies, het uitvoeren van vervolgonderzoek naar de uit te voeren herstelmaatregelen en het vervolgens uitvoeren van die herstelmaatregelen aan de fundering zelf.

Auteur

Marcella de Haan is advocaat/partner bij Ekelmans Advocaten. Met meer dan 17 jaar ervaring is zij een expert op het gebied van het verzekerings- en aansprakelijkheidsrecht. Marcella is niet alleen toonaangevend als advocaat in de Engineeringpraktijk, maar ook in Beroepsaansprakelijkheid en Bedrijfsaansprakelijkheid.

Tip voor de praktijk

Indien een discussie wordt gevoerd over redelijke toerekening ex art. 6:98 BW dan wel een billijkheidscorrectie ex art. 6:101 BW loont het om na te gaan welke concrete omstandigheden uit de casus, naast de expliciet in de wetsartikelen genoemde omstandigheden, verder een rol zouden kunnen spelen bij een oordeel daarover en concrete stellingen in te nemen waarom deze omstandigheden al dan niet tot toerekening dan wel een billijkheidscorrectie zouden moeten leiden. Daarbij kan het ook zinvol zijn om onderscheid te maken tussen de verschillende gevolgen/schadeposten. Voor wat betreft de eigen schuld is het ook nuttig om in de stellingen kenbaar onderscheid te maken tussen de causale verdeling en een eventuele billijkheidscorrectie.

Uw partner voor technische verzekeringen

In onze verzekeringspraktijk werken wij samen met nationale en internationale verzekeraars. Onze engineering specialisten kennen de details van uw markt en de commerciële context waarin u als verzekeraar opereert. Dit stelt ons in staat om u op specialistische terreinen advies te geven over complexe kwesties. De specialisten van onze engineering praktijk behandelen zaken op het gebied van onder andere: CAR- en Montage, Bouw Ontwerp Verzekering (BOV) en Ontwerp Verzekering voor Opdrachtgevers (OVO), AVB, Beroepsaansprakelijkheid van architecten en constructeurs en Brand en (brand)regres.

Ekelmans Advocaten N.V. gebruikt noodzakelijke en analytische cookies om ervoor te zorgen dat onze website zo goed mogelijk functioneert en om het gebruik van onze website te analyseren en te verbeteren. Wij gebruiken geen cookies voor marketingdoeleinden. Lees hier meer over in onze privacyverklaring en cookieverklaring