Als een advocaat, belastingadviseur of een arts een fout maakt en schade veroorzaakt, moet de cliënt hem tijdig aanspreken of een claim instellen. Anders verjaart de claim. De Hoge Raad maakte in een uitspraak van vrijdag 9 oktober duidelijk, dat van belang is of een cliënt de deskundigheid heeft om te beoordelen of een fout is gemaakt.
De HR stelt de (standaard)regels over verjaring onder art. 3:310 lid 1 BW voorop:
- De verjaringstermijn begint pas te lopen op de dag na die waarop de benadeelde daadwerkelijk in staat is schadevergoeding te vorderen. Hij dient voldoende zekerheid te hebben dat schade is veroorzaakt door een fout van de betrokken persoon. Wanneer de verjaring begint, hangt af van de relevante omstandigheden van het geval.
- De benadeelde hoeft niet bekend te zijn met de juiste juridische beoordeling van de feiten over de schade en de aansprakelijke persoon.
De HR benadrukt nu dat regel 2 niet ziet op “de kennis en het inzicht die nodig zijn om de deugdelijkheid van een geleverde prestatie te beoordelen”. Een cliënt heeft lang niet altijd de deskundigheid om te beoordelen of een jurist of medicus een fout heeft gemaakt. Daarom is van belang:
- Mocht de benadeelde vertrouwen op de deskundigheid van de professional, zodat hij (nog) geen reden had om te twijfelen aan de deugdelijkheid van diens handelen.
- Heeft de professional andere, externe verklaringen gegeven voor het nadeel, of geruststellende mededelingen gedaan over zijn verrichte prestatie of het daardoor te verwachten nadeel (‘het valt allemaal wel mee’).
De Hoge Raad haakt daarmee aan met eerdere rechtspraak over de klachtplicht.
Dit kán betekenen dat de verjaringstermijn pas begint, als een benadeelde een juridisch advies of een rechterlijk oordeel heeft gekregen.