Onze mensen

Een nieuwe (tijdelijke) regeling voor turboliquidatie

Een nieuwe (tijdelijke) regeling voor turboliquidatie 525 400 Ekelmans Advocaten
Turbuliquidatie
Leestijd: 4 minuten
Lesedauer: 4 Minuten
Reading time: 4 minutes

Turboliquidatie, het op een simpele manier opdoeken van een rechtspersoon, bestaat alleen in Nederland. In andere landen zoals Duitsland of Engeland heeft de bestuurder deze optie niet. Onder de ‘Nederlandse’ bestuurder is het een begeerd instrument: maar liefst 36.456 turboliquidaties vonden plaats in 2022. Op 15 november 2023 is de (op het eerste gezicht beperkende) Tijdelijke Wet Transparantie Turboliquidatie in werking getreden. Is de turboliquidatie voor de bestuurder van de Nederlandse BV of NV nu nog wel aantrekkelijk?

Het snel en makkelijk liquideren van een rechtspersoon is sinds 15 november 2023 (gedeeltelijk) ingeperkt. Op 14 maart 2023 heeft de Eerste Kamer namelijk ingestemd met het Wetsvoorstel Tijdelijke Wet Transparantie Turboliquidatie. De reden voor deze wet zou gelegen zijn in het feit dat turboliquidatie door het uitbreken van de coronapandemie vatbaar is geworden voor fraude. Het doel van de wet is om meer transparantie te bieden aan schuldeisers die nu na een turboliquidatie in het ongewisse worden gelaten. De wet heeft een looptijd van twee jaar en heeft een optie om met twee extra jaren te worden verlengd. Op 15 november 2023 is de wet  in werking getreden.

De turboliquidatie is een tool die in het buitenland niet bestaat. Holdings uit bijvoorbeeld Duitsland of Engeland gebruiken de tool graag om hun Nederlandse tak op een eenvoudige manier te herstructureren of op te heffen.

Hoe werkte turboliquidatie vóór 15 november 2023?

De vereisten voor het turboliquideren van een vennootschap zijn simpel. In ieder geval moet sprake zijn van een situatie waarin de vennootschap geen baten meer heeft (dus geen inventaris, liquide middelen en ook geen openstaande vorderingen). Bestuurders bereiken dit door de vennootschap voorafgaand aan de turboliquidatie ‘leeg te maken’. Vervolgens kunnen de aandeelhouders een ontbindingsbesluit nemen waarmee de vennootschap wordt opgeheven. Normaal gesproken begint dan de fase van vereffening van de boedel. Bij een turboliquidatie slaat men deze fase over, omdat de vennootschap reeds leeg is gemaakt. De vennootschap houdt daarom direct op te bestaan.

Wat verandert er voor de bestuurder van de vennootschap en turboliquideren?

Aan de bestaande vereisten voor het turboliquideren van een vennootschap verandert niets. Echter: de bestuurder moet wel een aantal extra handelingen verrichten. Alleen het melden van de turboliquidatie bij de Kamer van Koophandel is niet meer voldoende. De bestuurder moet na de inwerkingtreding van de nieuwe wet namelijk ook aanvullende documenten aanleveren en de schuldeisers informeren:

  • Een balans en een staat van baten en lasten over het jaar waarin de rechtspersoon is ontbonden en het voorgaande boekjaar als er op het moment van ontbinding over dat jaar nog geen jaarrekening openbaar is gemaakt;
  • Een beschrijving van de oorzaak voor het ontbreken van baten;
  • Een beschrijving van de wijze waarop de baten van de vennootschap te gelde zijn gemaakt en de opbrengsten zijn verdeeld.
  • Een beschrijving van de redenen waarom schuldeiser(s) geheel of gedeeltelijk onbetaald zijn gebleven.

Verder moet het bestuur de jaarrekeningen deponeren van voorgaande boekjaren, indien zij daar nog niet al aan heeft voldaan. Vervolgens moet het bestuur schuldeisers informeren over het feit dat zij de stukken heeft gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel en de rechtspersoon is geliquideerd.

Het idee achter deze verplichtingen is dat schuldeisers zo snel mogelijk op de hoogte worden gesteld van de liquidatie. Indien het bestuur niet aan deze verplichtingen voldoet dan is sprake van een economisch delict waarop een straf kan staan van maximaal zes maanden hechtenis, een taakstraf of een geldboete van maximaal € 22.500,-.

Wat als schuldeisers worden benadeeld?

Als later blijkt dat bestuurders één of meer schuldeisers door de liquidatie zijn benadeeld, dan kan de rechtbank de bestuurders een bestuursverbod opleggen voor de duur van maximaal vijf jaar. Hiervoor moet sprake zijn van een situatie waarin:

  • De bestuurders niet de vereiste documenten hebben aangeleverd bij de Kamer van Koophandel en de schuldeisers niet hebben bericht over de liquidatie;
  • De bestuurders in aanloop naar de turboliquidatie doelbewust handelingen hebben verricht waarmee één of meer schuldeisers zijn benadeeld;
  • De bestuurders tweemaal eerder betrokken zijn geweest bij een faillissement of turboliquidatie en hen daarvan een persoonlijk verwijt treft.

De turboliquidatie blijft ondanks de nieuwe eisen een nuttig instrument

De nieuwe wet legt een aantal extra eisen op aan turboliquidatie. Desondanks blijft turboliquidatie een handzame manier om rechtspersonen op te heffen of te herstructureren. Aandeelhouders moeten zich dan ook vooral niet tegen laten houden door deze nieuwe vereisten. De wet is bedoeld om fraudeurs aan te pakken en dus niet bedoeld voor aandeelhouders die in alle eerlijkheid een snelle vereffening wensen.

Bent u van plan een rechtspersoon te herstructureren of op te heffen? En wilt u meer informatie over turboliquidatie of heeft u een andere vraag op het gebied van ondernemingsrecht? Neem dan gerust contact met mij op voor een vrijblijvend gesprek.

Bekijk via deze infographic welke stappen je doorloopt bij het herstructureren of opheffen van een rechtspersoon.

Meer weten over ondernemingsrecht?

Onze advocaten werken graag met u samen binnen compacte teams van specialisten. Zij kennen uw praktijk en beschikken over de expertise om snel en to the point met u mee te denken en te adviseren.

Auteur

Pim Lieffering is advocaat Corporate. Hij houdt zich bezig met alle aspecten van het ondernemingsrecht, van het opstellen van en procederen over commerciële contracten tot het begeleiden van fusies en overnames. Krijgt Pim een vraag voorgelegd, dan kijkt hij altijd naar het grotere geheel. Doordat hij net iets verder kijkt, verrast hij zijn cliënten geregeld met creatieve oplossingen.

Werkgeversaansprakelijkheid in het betaald voetbal

Werkgeversaansprakelijkheid in het betaald voetbal 853 650 Ekelmans Advocaten
Werkgeversaansprakelijkheid in het betaald voetbal
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes

Advocaat Diederik Hulsbergen bespreekt in dit artikel een geschil over werkgeversaansprakelijkheid. In een uitspraak wijst de KNVB-arbitragecommissie 900.000 euro schadevergoeding van werkgever AFC Ajax N.V. voor de kruisbandblessure van profvoetballer Labyad af. Waar moet je als (de aansprakelijkheidsverzekeraar van) een betaald voetbalorganisatie rekening mee houden als het aankomt op dergelijke aansprakelijkheidsclaims? Diederik beantwoordt deze vraag aan de hand van relevante componenten van zorgplichtschending.

Een blessure onder werktijd is niet vanzelfsprekend het gevolg van een zorgplichtschending door de sportwerkgever

Op 3 februari 2023 wees de KNVB-arbitragecommissie voor het eerst vonnis in een geschil over werkgeversaansprakelijkheid. Profvoetballer Labyad vorderde bijna 900.000 euro schadevergoeding van werkgever AFC Ajax N.V., vanwege een kruisbandblessure die hij opliep tijdens een voetbaltraining. De arbitragecommissie wijst zijn vordering af.

Met een analyse van deze uitspraak bespreekt advocaat Diederik Hulsbergen waarmee (de aansprakelijkheidsverzekeraar van) een betaald voetbalorganisatie rekening moet houden als het aankomt op dergelijke aansprakelijkheidsclaims. Daarbij gaat hij dieper in op enkele relevante componenten van zorgplichtschending die de arbitragecommissie niet bespreekt.

Deze bijdrage van advocaat Diederik Hulsbergen verscheen eerder in de juni-editie van Beursbengel

Meer weten over aansprakelijkheid?

Omdat de financiële gevolgen van een aansprakelijkstelling groot zijn, wilt u als verzekeraar juridisch alles goed regelen. Als uw juridische afdeling met complexe of zeer gespecialiseerde vragen te maken krijgt, bieden onze gespecialiseerde advocaten uitkomst.
Wij treden op voor verzekeraars, hun verzekerden en andere professionele partijen, zowel in discussies over aansprakelijkheid als over dekking. Wij procederen als het moet, maar voorkomen een procedure als dat kan.

Auteur

Diederik Hulsbergen behandelt als advocaat uiteenlopende verzekeringsrechtelijke kwesties. Zo houdt hij zich bezig met beroepsaansprakelijkheid en met verzekeringsvraagstukken op het gebied van (zorg)verzekeringsfraude en polisvoorwaarden.

Bestuurdersaansprakelijkheid en persoonlijke bevoordeling; een explosieve combinatie!

Bestuurdersaansprakelijkheid en persoonlijke bevoordeling; een explosieve combinatie! 525 400 Ekelmans Advocaten
Bestuurdersaansprakelijkheid en persoonlijke bevoordeling
Leestijd: 7 minuten
Lesedauer: 7 Minuten
Reading time: 7 minutes

Wanneer kan ‘matiging’ van aansprakelijkheid plaatsvinden nadat een bestuurder al met succes in principe aansprakelijk is gehouden voor de schulden in het faillissement? De Hoge Raad wees op 21 april 2023 een arrest over dit onderwerp. In deze blog geeft advocaat Daan Spoormans zijn analyse op dit arrest en bespreekt hij de mogelijke gevolgen als een persoonlijke bevoordeling van een bestuurder bij de onbehoorlijke taakvervulling komt vast te staan.

ECLI:NL:HR:2023:635, Hoge Raad, 22/00221

De basics

Wanneer een rechtspersoon failliet gaat, bijvoorbeeld een BV of een NV, dan benoemt de rechtbank een curator. Deze moet onder andere onderzoek doen naar de vraag of het (al dan niet voormalig) bestuur zijn taken naar behoren heeft vervuld.

Als komt vast te staan dat sprake is geweest van een kennelijk onbehoorlijke taakvervulling in een periode van drie jaren voorafgaand aan het faillissement én dit een belangrijke oorzaak is geweest van het faillissement, dan zijn de bestuurders in beginsel aansprakelijk voor de schulden in het faillissement die onbetaald zijn gebleven. [1] De maatstaf voor de curator om een bestuurder op die voet aansprakelijk te kunnen houden, ligt echter hoog: van een ‘kennelijk onbehoorlijke taakvervulling’ kan pas gesproken worden als geen redelijk denkend bestuurder – onder dezelfde omstandigheden – aldus gehandeld zou hebben. [2]

Als een of meerdere jaarrekeningen niet tijdig zijn gedeponeerd [3] of de administratie niet op orde is [4], dan geldt een onweerlegbaar vermoeden dat sprake is geweest van een kennelijk onbehoorlijke taakvervulling en een weerlegbaar vermoeden dat de kennelijk onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is geweest van het faillissement. De bestuurder staat dan dus met 2-0 achter tegenover de curator indien laatstgenoemde de bestuurder(s) persoonlijk aansprakelijk wenst te houden. Voor commissarissen en feitelijk beleidsbepalers bestaat een soortgelijke mechaniek van aansprakelijkheid. [5] In de praktijk lijkt het erop dat curatoren vooral werk maken van aansprakelijkheidsclaims indien zij naar verwachting deze bewijsvermoedens in stelling kunnen brengen. [6]

Wanneer de drempel voor aansprakelijkheid van bestuurders wordt gehaald, al dan niet met behulp van de bewijsvermoedens, dan kunnen zij proberen om zichzelf te ‘disculperen’ door aannemelijk te maken dat de onbehoorlijke taakvervulling niet aan hem of haar is te wijten en hij of zij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen daarvan af te wenden. [7] Daarnaast kan de bestuurder de rechtbank verzoeken om zijn of haar aansprakelijk te matigen. Die matiging kan voor het gehele bestuur plaatsvinden gelet op de aard en de ernst van de onbehoorlijke taakvervulling door het bestuur, de andere oorzaken van het faillissement en de wijze waarop het faillissement is afgewikkeld. [8] De aansprakelijkheid van een individueel bestuurder kan daarnaast worden gematigd gelet op de (beperkte) tijd dat hij of zij bestuurder was in de periode dat de onbehoorlijke taakvervulling plaatsvond. Die matigingsgronden zijn limitatief, zo benadrukte de Hoge Raad in een uitspraak vorig jaar. [9]

Het arrest van de Hoge Raad

In het arrest van 21 april 2023 handhaaft de Hoge Raad de lijn van het arrest van vorig jaar en werkt hij de matigingsbevoegdheid nog wat verder uit.

In de voorliggende zaak had het gerechtshof Den Haag geoordeeld dat het bestuur een kennelijk onbehoorlijke taakvervulling was te verwijten én dit een belangrijke oorzaak was van het faillissement.

Het gerechtshof stelde in dat kader onder meer vast dat het bestuur een reeks van transacties (verrekeningen, cessies en dividenduitkeringen) was aangegaan binnen de eigen groep van ondernemingen, terwijl sprake was van een verslechterde financiële situatie. Deze transacties kwamen er steeds op neer dat tegoeden en voordelen terecht kwamen bij andere vennootschappen dan de groep waartoe de failliete vennootschappen behoorden. Dit terwijl die andere vennootschappen aan de aangesproken bestuurders gelieerd waren.

Toch oordeelde het gerechtshof dat de aansprakelijkheid van de aangesproken bestuurders met 90% moest worden gematigd. Het gerechtshof baseerde die – vergaande – matiging bij het in aanmerking nemen van ‘alle omstandigheden’. Specifiek benoemde het gerechtshof de op zichzelf genomen geringe beloning van de bestuurders, het ontbreken van concrete aanwijzingen dat zij zich daadwerkelijk persoonlijk op grove/ontoelaatbare wijze hebben verrijkt en de beperkte winstgevendheid van de ondernemingsactiviteit.

Niet verrassend is dat de Hoge Raad diverse klachten van de curator tegen dit oordeel honoreert. Nu de matigingsgronden in de wet limitatief zijn opgesomd, kon het gerechtshof zijn oordeel niet baseren op ‘alle omstandigheden’, aldus de Hoge Raad. [10] De Hoge Raad vervolgt dat de ‘op zichzelf genomen geringe beloning’ niet onder de gronden voor matiging valt die de wet voorschrijft.[11] Verderop in het arrest honoreert de Hoge Raad nog enkele klachten tegen het oordeel van het gerechtshof die, in de kern, betogen dat het oordeel van het gerechtshof onvoldoende inzicht geeft in zijn gedachtegang en bovendien innerlijk inconsistent lijkt.[12] De Hoge Raad voegt nog toe dat de vraag of bestuurders persoonlijk voordeel hebben genoten als gevolg van de onbehoorlijke taakvervulling, in aanmerking kan worden genomen bij de beoordeling van vraag of ‘de aard en ernst van de onbehoorlijke taakvervulling’ aanleiding tot matiging geeft[13]. Die omstandigheid valt dus wél binnen het bereik van de limitatief opgesomde matigingsgronden.

De Hoge Raad verwerpt verder de klacht van de curator dat matiging slechts mogelijk is in het geval het boedeltekort groter is dan de schade die door het onbehoorlijke bestuur is veroorzaakt. De Hoge Raad lijkt zich (andersom) verder wél aan te sluiten bij de overweging in de parlementaire geschiedenis dat niet redelijk is de bestuurder aansprakelijk te houden voor een hoger bedrag dan de schade die door het onbehoorlijke bestuur kan zijn ontstaan.[14] Dat is naar mijn mening een belangrijk signaal voor de rechtspraktijk, omdat curatoren juist de aansprakelijkheidsgrondslag van artikel 2:248 lid 1 BW van stal halen om discussies over causaliteit en schade – die bij artikel 2:9 BW en artikel 6:162 BW veel meer op de voorgrond staan – enigszins de pas te kunnen afsnijden. Via de bandbreedte van de matiging van artikel 2:248 lid 4 BW kunnen die discussies dus alsnog volop gevoerd worden, zij het dat dit keer de bestuurder (en niet de curator) de bewijslast draagt.

Persoonlijke bevoordeling – spelen met vuur

Deze zaak maakt opnieuw duidelijk dat bestuurders die, al dan niet indirect, persoonlijk zijn bevoordeeld bij de onbehoorlijke taakvervulling, niet snel met succes een beroep op matiging van hun aansprakelijkheid kunnen doen. Bij een claim van de curator tot betaling van het faillissementstekort, ziet het er naar uit dat bestuurders die zich aan een persoonlijke bevoordeling schuldig maken, ook overigens een moeilijk begaanbaar juridisch landschap tegemoet treden:

  • de bestuurder die zichzelf op oneigenlijke wijze bevoordeelt terwijl het slecht gaat met de vennootschap, zal eerder een kennelijk onbehoorlijke taakvervulling kunnen worden verweten. Het oordeel van het gerechtshof Den Haag in de hierboven besproken zaak, onderschrijft dit ook. Op dat punt is het oordeel in cassatie ook niet aangevallen of aangetast;
  • een persoonlijke bevoordeling van een bestuurder zal een benadeling van de (andere) schuldeisers van de gefailleerde vennootschap betekenen. Zij kan daarmee bijdragen aan het faillissement van de vennootschap. Een bestuurder die zich verweert door te wijzen op een andere (vermeende) belangrijke oorzaak van het faillissement, maar die zijn eigen zakken (indirect) heeft gevuld, zal naar verwachting bij de rechter op minder sympathie hoeven te rekenen;
  • de persoonlijke bevoordeling zal in de weg staan aan een succesvol beroep op disculpatie. Een disculpatieberoep kan slechts slagen als de aangesproken bestuurder bewijst dat de onbehoorlijke taakvervulling niet aan hem te wijten is én de bestuurder niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen daarvan af te wenden.[15] Daar de persoonlijke bevoordeling zelf juist bijdraagt aan de kennelijk onbehoorlijke taakvervulling, zal de disculpatie niet gaan vliegen;
  • wanneer voor de aangesproken bestuurder een verzekering tegen claims uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid is afgesloten, dan zal deze hem/haar naar verwachting uiteindelijk niet veel helpen. Dat type polissen bevat doorgaans namelijk een dekkingsuitsluiting voor aanspraken die verband houden met het door de bestuurder ontvangen van voordelen waartoe deze niet reeds op grond van de wet was gerechtigd. Bij die dekkingsuitsluitingen is het causaliteitsbegrip veelal zo ruim geformuleerd dat bij een persoonlijke bevoordeling de gehele dekking vervalt, dus niet alleen voor het aandeel ter hoogte van de persoonlijke bevoordeling. Een voorbeeld: heeft het door de curator gevorderde faillissementstekort een omvang van EUR 1.000.000, maar heeft de persoonlijke bevoordeling een omvang gehad van EUR 200.000, dan zal de bestuurder ook voor de overige EUR 800.000 naar verwachting de dekking moeten missen. Het is namelijk vaste rechtspraak dat het een verzekeraar vrij staat om door middel van de polisvoorwaarden de grenzen te bepalen waarbinnen hij bereid is dekking te verlenen.[16]

Wanneer een bestuurder bij een vennootschap in zwaar weer een herstructurering doorvoert, waarbij ook persoonlijke belangen een rol spelen, dan doet de hij of zij er goed aan om tijdig juridisch advies in te winnen.

Ook interessant?

Heb je deze blog met belangstelling gelezen? Dan is mijn blog over de aansprakelijkheid van de feitelijk beleidsbepalers wellicht ook interessant. Bekijk hier alle blogs op het gebied van bestuurdersaansprakelijkheid.

Meer weten over bestuurdersaansprakelijkheid?

Ekelmans Advocaten is gespecialiseerd in het verlenen van rechtsbijstand aan bestuurders en commissarissen. Zo staan wij regelmatig, al dan niet in opdracht van D&O-verzekeraars, bestuurders en commissarissen bij die persoonlijk worden aangesproken (of dreigen te worden aangesproken) tot betaling van schadevergoeding. Ook adviseren wij D&O-verzekeraars ook over dekkingskwesties.

[1] Artikel 2:248 lid 1 BW | [2] HR 8 juni 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB2053 (Panmo) | [3] Artikel 2:248 lid 2 in samenhang met artikel 2:394 lid 3 BW. Indien de jaarrekening slechts enkele dagen te laat is gedeponeerd, dan zal sprake zijn van een ‘onbelangrijk verzuim’. Dan geldt dit bewijsvermoeden niet. | [4] Artikel 2:248 lid 2 in samenhang met artikel 2:10 BW. | [5] Ik laat de aansprakelijkheid van die groepen in dit blog verder onbesproken. | [6] Daarbij teken ik aan dat een arrest van de Hoge Raad van 9 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1099 (Mobile Services) behoorlijk wat wind uit de zeilen haalt van een curator die op de bewijsvermoedens leunt. Het is mijns inziens nog te vroeg om te concluderen welke uitwerking dit arrest heeft op de mate waarin curatoren aansprakelijkheidsclaims jegens bestuurders in stelling brengen. | [7] Zie artikel 2:248 lid 3 BW | [8] Artikel 6:248 lid 4 BW | [9] HR 13 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:691 | [10] Rov. 3.2.2 | [11] Rov. 3.2.2 | [12] Rov. 3.2.4 t/m 3.2.6 | [13] Rov. 3.2.6, tweede alinea | [14] Rov. 3.2.3 | [15] Zie bijvoorbeeld Rb. Den Haag, ECLI:NL:RBDHA:2016:8601, rov. 4.8 & 4.9 | [16] HR 6 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV9435, rov. 3.4.2, (Valschermzweeftoestel)

Auteur

Advocaat Daan Spoormans voert veelvuldig verweer namens bestuurders of commissarissen die een onjuist management of toezicht wordt verweten. Hij heeft reeds enkele tientallen bestuurders en commissarissen in veiligheid gebracht, terwijl het nog niet is voorgekomen dat een bestuurder of commissaris door een rechter is veroordeeld tot betaling van een aanspraak waartegen Daan verweer voerde. Daan werkt zowel in opdracht van verzekeraars als in opdracht van bestuurders en commissarissen zelf.

Lancering ‘Dubbele Claim Detector (DCD)’ door het Innovatieplatform Verbond van Verzekeraars

Lancering ‘Dubbele Claim Detector (DCD)’ door het Innovatieplatform Verbond van Verzekeraars 722 550 Ekelmans Advocaten
Lancering Dubbele Claim Detector met Astrid van Noort
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes

Astrid van Noort was als spreker aanwezig bij de lancering van de ‘Dubbele Claim Detector (DCD)’ door het Innovatieplatform van het Verbond van Verzekeraars.

Ekelmans Advocaten heeft het Verbond van Verzekeraars bij de ontwikkeling van deze Dubbele Claim Detector geadviseerd over een veilige en verantwoorde wijze van gegevensuitwisseling tussen verzekeraars binnen het kader van de AVG.

Met de Dubbele Claim Detector is een belangrijke tool ontwikkeld die verzekeraars helpt om de betaling van dubbele claims te voorkomen en mogelijke fraude te signaleren. Daarmee worden de integere bedrijfsvoering en risicobeheersing door de verzekeraar in belangrijke mate bevorderd.

Meer weten over het privacyrecht?

Het gebruik van persoonsgegevens is in veel processen onmisbaar om een goede dienstverlening aan uw klanten te kunnen bieden. De wetgeving die deze verwerkingen beheerst is echter complex, zeker als het gaat om bijzondere persoonsgegevens. U moet voldoen aan de strenge verplichtingen van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG/ GDPR), van de UAVG en aan de gedragscodes uit uw branche. Onze Privacy Desk helpt u om persoonsgegevens (commercieel) zo optimaal mogelijk te benutten én tegelijkertijd de privacy van uw klanten te waarborgen.

Auteur

Astrid van Noort is partner Verzekering & Aansprakelijkheid en strategisch AVG expert voor grote verzekeraars. Zij bedenkt praktische, werkbare en commercieel aantrekkelijke oplossingen voor ingewikkelde problemen. Daarnaast is zij gespecialiseerd in personenschade, inkomens- en ziekteverzuimverzekeringen en zorgverzekeringen. 

Terugblik NIVRE seminar voor toedrachtonderzoekers: ‘Omgaan met vertrouwelijke informatie’

Terugblik NIVRE seminar voor toedrachtonderzoekers: ‘Omgaan met vertrouwelijke informatie’ 525 400 Ekelmans Advocaten
Seminar Nivre voor toedrachtonderzoekers
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes

Afgelopen week begeleidde advocaat Sanne van der Salm een seminar over ‘Omgaan met vertrouwelijke informatie’, georganiseerd door Nivre, het Nederlands Instituut Van Register Experts.

Sanne deelde haar expertise met toedrachtonderzoekers bij verzekeraars en particuliere onderzoeksbureaus. De vraag “Hoe ga je als toedrachtonderzoeker om met meldingen tijdens onderzoek?” stond centraal.  In kleine groepen gingen de deelnemers aan de slag met het uitwerken van praktijkcasussen, waarna deze plenair door Sanne werden besproken.

Sanne is gespecialiseerd in fraudebestrijding voor zorg- en schadeverzekeraars. Zij adviseert over de insteek en opzet van fraudeonderzoeken en procedeert  voor de civiele-, straf- of tuchtrechter.

Over het Nivre

Stichting Nederlands Instituut Van Register Experts -NIVRE- beheert de Registers van Schade-experts, Risicodeskundigen, Deskundigen en Coördinatoren Fraudebeheersing. Het NIVRE eist van de ingeschrevenen dat zij voldoen aan vastgestelde kwaliteitsvoorwaarden die aansluiten aan de hoge eisen die de hedendaagse markt en maatschappij stelt. Naast de opleidingsvoorwaarden dienen de ingeschrevenen eveneens een programma Permanente Educatie te volgen, om de inschrijving te behouden. Het NIVRE heeft het PE-programma vastgelegd in het Reglement Permanente Educatie.

Meer weten over fraudebestrijding?

De schade als gevolg van fraude kan oplopen tot vele miljoenen. Een serieuze en gedegen aanpak draagt bij aan het binnen de perken houden van de schade. Ons fraudeteam kan u door haar ruime ervaring goed bijstaan bij de preventie van fraude, het onderzoek naar fraude en het procederen tegen fraudeurs.

Wij dragen bij aan fraudepreventie door middel van scholing. Zo is een aantal van onze advocaten docent bij de Leergang Coördinator Fraudebeheersing, welk diploma geldt als vereiste voor inschrijving in het Register Coördinator Fraudebeheersing van het NIVRE. Verder verzorgen wij workshops om kennis over fraudebestrijding te delen en adviseren over het door onze cliënten gehanteerde (preventie)beleid of het gebied van fraude.

Auteur

Sanne van der Salm is gespecialiseerd in fraudebestrijding voor zorg- en schadeverzekeraars. Daarnaast adviseert en procedeert zij veelvuldig in zaken op het vlak van personenschade, AOV en beroepsaansprakelijkheid. Sanne is een enthousiaste en betrokken advocaat die waarde hecht aan een warme en persoonlijke relatie met haar cliënten.

Bekijk het webinar ‘De Hoge Raad Besproken’: Wanneer is nakoming blijvend onmogelijk?

Bekijk het webinar ‘De Hoge Raad Besproken’: Wanneer is nakoming blijvend onmogelijk? 525 400 Ekelmans Advocaten
Webinar AVDR wanneer is nakoming blijvend onmogelijk
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes

Cassatie-advocaat Marieke van der Keur sprak vrijdag 26 mei in een live uitzending van AVDR bij ons op kantoor over blijvende onmogelijkheid in de nakoming van een verbintenis. Inmiddels is het mogelijk om dit webinar terug te zien.

HR 4 november 2022, ECLI:NL:PHR:2022:1024

Equihold heeft een app ontwikkeld voor de sportwereld. Zij neemt Capgemini in de arm om de software te herschrijven in een andere programmeertaal. Het project loopt finaal mis. Volgens Equihold schiet de kwaliteit tekort. Capgemini stelt juist dat Equihold in verzuim is, omdat zij defacturen niet betaalt. Capgemini schort daarom haar prestatie op. Wie heeft het gelijk aan haar zijde.

Bepalend is of en wanneer nakoming door Capgemini blijvend onmogelijk is geworden. Capgemini klaagt dat nakoming nog mogelijk is, omdat debedongen prestatie nog kan worden verricht. Maar volgens Equihold zal zij dan nog jarenlang moeten wachten, en heeft de prestatie dan geen waardemeer voor haar. Wat beslist de Hoge Raad?

Jurisprudentie: Parket bij de Hoge Raad 4 november 2022

Verbintenissenrecht. Equihold heeft een sportapplicatie ontwikkeld en met Capgemini raamovereenkomst gesloten om de software te herschrijven in een andere programmeertaal. Grootaandeelhouder Equihold vordert, na cessie van de desbetreffende vorderingen, schadevergoeding wegens wanprestatie Capgemini. Hof heeft bij tussenarrest een deskundigenbericht gelast ten aanzien van de vraag of nakoming door Capgemini blijvend onmogelijk is in de zin van art. 6:74 lid 2 BW. Klachten Capgemini in tussentijds cassatieberoep over onder meer verwerping van het beroep op schuldeisersverzuim en schending van de klachtplicht (art. 6:89 BW), miskenning van het partijdebat bij de uitleg van de tussen partijen gesloten overeenkomst en de beoordeling van de vraag of sprake is van blijvende onmogelijkheid tot nakoming. Geen sprake van blijvende onmogelijkheid omdat de bedongen prestatie feitelijk nog kan worden verricht? Is relevant of prestatie (nog) zinvol is voor de schuldeiser? Bekijk hier de uitspraak.

Het webinar heeft inmiddels plaatsgevonden en is terug te zien via onderstaande link.

Meer weten over cassatie?

Voert u een procedure in hoger beroep en verwacht u dat de zaak  bij de Hoge Raad zal komen? Dan is het slim om nu alvast advies in te winnen bij een cassatie-advocaat over uw kans van slagen als u uw zaak voorlegt aan de Hoge Raad.

Ekelmans Advocaten heeft een hoog aangeschreven cassatiepraktijk. De betrokkenheid van onze advocaten leidt geregeld tot belangwekkende arresten van de Hoge Raad.

Onze advocaten Cassatie en Expert Litigation zijn procesrechtelijke experts, die de grote lijnen inzichtelijk maken en in de finesses scherpte brengen.

We verzenden ook een nieuwsbrief Civiele Procespraktijk naar onze contacten. Interesse? Dan ontvangen we graag uw inschrijving.

Spreker

Marieke van der Keur is een ervaren cassatieadvocaat. Daarnaast staat zij advocaten bij in beroepsaansprakelijkheidszaken. Ook adviseert zij advocaten als ‘lawyer-to-lawyer’, bijvoorbeeld in complexe of principiële zaken waarin partijen tijdig op een cassatie willen voorsorteren.

De Hoge Raad komt deels terug op het Fafiani/KSN-arrest; het gezag van gewijsde als nieuwe grens

De Hoge Raad komt deels terug op het Fafiani/KSN-arrest; het gezag van gewijsde als nieuwe grens 525 400 Ekelmans Advocaten
Devolutieve werking en gezag van gewijsde
Leestijd: 4 minuten
Lesedauer: 4 Minuten
Reading time: 4 minutes

Is incidenteel hoger beroep nodig? Die vraag speelt regelmatig in hoger beroep. Tot vorige week, was het Hoge Raad arrest HR Fafiani/KSN de maatstaf. Daarin is de positieve devolutieve werking beperkt. De Hoge Raad komt terug op het veelbesproken Fafiani/KSN-arrest. Met het nieuwe arrest is er meer ruimte voor positieve devolutieve werking. Het gezag van gewijsde wordt de nieuwe grens.

HR 26 mei 2023, ECLI:NL:HR:2023:784

Positieve devolutieve werking

Het grievenstelsel en de positieve devolutieve werking vormen de kern van het appelprocesrecht. Treft een grief doel en leidt deze tot vernietiging van het vonnis, dan moet het hof alle verweren, die door de verweerder in hoger beroep in eerste aanleg op dat punt zijn gevoerd, opnieuw beoordelen (voor zover zij niet zijn prijsgegeven). Dit is de positieve devolutieve werking. Hierdoor hoeft de verweerder in hoger beroep geen incidenteel appel in te stellen om zijn bij de rechtbank aangevoerde verweren door het hof te laten beoordelen.

Fafiani/KSN-arrest – minder devolutieve werking: het dictum als grens

Elf jaar geleden perkte de Hoge Raad die positieve devolutieve werking in. Het dictum werd de grens.

Hoe zat het ook al weer? Fafiani vorderde loon van zijn ‘werkgever’ KSN. KSN voerde primair als verweer dat er geen arbeidsovereenkomst was. Subsidiair stelde KSN dat Fafiani een bepaalde periode niet beschikbaar was voor werk.

De rechtbank wees de loonvordering van Fafiani voor een beperkte periode toe. De rechtbank verwierp daarbij het primaire verweer dat er geen arbeidsovereenkomst was. Wél ging zij mee in het subsidiaire verweer. In het dictum stond geen verklaring voor recht dat er een arbeidsovereenkomst was, maar het bestaan daarvan ligt besloten in de toewijzing van de loonvordering.

Fafiani gaat in beroep om ook voor de periode dat hij zogenaamd niet beschikbaar was voor werk, loon te krijgen. De werkgever stelde géén incidenteel appel in. Het hof haalde op grond van de positieve devolutieve werking het primaire verweer van KSN van stal en oordeelde dat er géén arbeidsovereenkomst was.

De Hoge Raad oordeelde dat het hof dit niet mocht: doordat KSN in hoger beroep zelf geen grief had gericht tegen het toewijzen van een deel van de loonvordering, stond in appel vast dat er een arbeidscontract was. Dat oude verweer mocht het hof dus niet meer behandelen. De Hoge Raad geeft als reden voor deze inperking van de devolutieve werking, dat het vonnis en het arrest anders tegenstrijdig zouden zijn. Daarop is veel kritiek geuit; er zijn immers vaker tegenstrijdige uitspraken.

HR 26 mei2023: meer positieve devolutieve werking – het gezag van gewijsde als grens

In dit nieuwe arrest komt de Hoge Raad precies om deze reden dan ook (deels) terug van de uitzondering op de positieve devolutieve werking.

Waar ging het om?

De zaak ging over de verkrijging van een stuk grond. In conventie was ontruiming van een strook grond geëist door ‘de eigenaar’. In reconventie werd onder meer een verklaring voor recht gevraagd door ‘de bezitter’, dat deze strook door verkrijgende verjaring wegens bezit te goeder trouw zijn eigendom was geworden.

De rechtbank wees de eis in conventie én reconventie af. Tegen deze afwijzing van de eis in reconventie is door ‘de bezitter’ geen hoger beroep ingesteld. De eigenaar stelde wel appel in tegen het vonnis in conventie.

Moest het hof in het hoger beroep (in conventie) wegens de positieve devolutieve werking opnieuw de door de rechtbank (in conventie én reconventie) verworpen stelling behandelen, dat ‘de bezitter’ wegens bezit te goeder trouw eigenaar is geworden? Het hof vond van niet: met de afwijzing van de vordering in reconventie stond immers vast dat deze vlieger niet opging. Dit oordeel is volledig in lijn met het Fafiani/KSN-arrest.

Maar de Hoge Raad oordeelt nu anders

De Hoge Raad vindt het geen probleem meer dat er door de positieve devolutieve werking tegenstrijdige uitspraken kunnen ontstaan.

De Hoge Raad oordeelt daarom in rov. 3.1.4 dat het verweer in het hoger beroep tegen het vonnis in conventie ten gunste van ‘de bezitter’ opnieuw dient te worden beoordeeld, indien de grieven van de appellant tegen de afwijzing van de vordering in conventie daartoe aanleiding geven en het verweer niet is prijsgegeven. Daaraan staat niet meer in de weg dat ‘de bezitter’ niet tegen de afwijzing van diens vordering in reconventie in (incidenteel) hoger beroep is opgekomen.

Het gezag van gewijsde als nieuwe grens

De Hoge Raad noemt wel een nieuwe belemmering, die daar aan die beoordeling door het hof in de weg kán staan. De appellant kan, indien de afwijzing van de vordering in reconventie berust op een beslissing over de grondslag van het verweer in conventie (de rechtsbetrekking in geschil), het gezag van gewijsde van die beslissing tegen het verweer inroepen. De rechter mag echter niet ambtshalve het gezag van gewijsde toepassen.

De Hoge Raad legt daarmee de bal bij de procespartijen. Het is aan de appellant om tijdig – in zijn Memorie van Grieven – een beroep te doen op het gezag van gewijsde. Het lijkt mij in strijd met de twee-conclusieregel als dat beroep pas bij pleidooi wordt gedaan. Let daar dus op bij het opstellen van de Memorie van Grieven!

Als appellant in zijn Memorie van Grieven géén beroep doet op het gezag van gewijsde hoeft verweerder in hoger beroep dus géén (voorwaardelijk) incidenteel appel in te stellen, om zijn eerdere verweer door het hof behandeld te laten worden.

Meer weten over cassatie?

Voert u een procedure in hoger beroep en verwacht u dat de zaak  bij de Hoge Raad zal komen? Dan is het slim om nu alvast advies in te winnen bij een cassatie-advocaat over uw kans van slagen als u uw zaak voorlegt aan de Hoge Raad.

Ekelmans Advocaten heeft een hoog aangeschreven cassatiepraktijk. De betrokkenheid van onze advocaten leidt geregeld tot belangwekkende arresten van de Hoge Raad.

Onze advocaten Cassatie en Expert Litigation zijn procesrechtelijke experts, die de grote lijnen inzichtelijk maken en in de finesses scherpte brengen.

We verzenden ook een nieuwsbrief Civiele Procespraktijk naar onze contacten. Interesse? Dan ontvangen we graag uw inschrijving.

Auteur

Marieke van der Keur is een ervaren cassatieadvocaat. Daarnaast staat zij advocaten bij in beroepsaansprakelijkheidszaken. Ook adviseert zij advocaten als ‘lawyer-to-lawyer’, bijvoorbeeld in complexe of principiële zaken waarin partijen tijdig op een cassatie willen voorsorteren.

Vijf vragen over Dora (de Europese Verordening Digital Operational Resilience Act)

Vijf vragen over Dora (de Europese Verordening Digital Operational Resilience Act) 525 400 Ekelmans Advocaten
Blog afbeelding (500 x 400 px) (6)
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes

Dora is begin dit jaar in werking getreden en bevat uniforme eisen voor de beveiliging van netwerk- en informatiesystemen. Verzekeraars hebben twee jaar de tijd om zich voor te bereiden. Wat verandert er? En wat komt er op verzekeraars af?

Dora is begin dit jaar in werking getreden en bevat uniforme eisen voor de beveiliging van netwerk- en informatiesystemen. Verzekeraars hebben twee jaar de tijd om zich voor te bereiden. Wat verandert er? En wat komt er op verzekeraars af?

Het Verbond van Verzekeraars stelde advocaat Anne-Mieke Dumoulin-Siemens vijf vragen:

1. Wat komt er met Dora op verzekeraars en andere financiële dienstverleners af?

2. Verandert er veel voor Nederlandse verzekeraars?

3. Waarom? Zijn bestuursleden zich nu onvoldoende bewust van cyberdreiging en risico’s?

4. Even wachten met welke eisen de Europese Toezichtautoriteiten dit jaar komen, is zeker geen goed idee?

5. Wat raad jij verzekeraars aan?

Meer weten over cyber security?

Organisaties beschikken over veel vertrouwelijke informatie. De verwerking van (bijzondere) persoonsgegevens neemt toe. Ook is er steeds meer bedrijfsinformatie digitaal beschikbaar. Al deze data zijn goud waard. Komen gegevens bij de verkeerde mensen in handen, dan heeft dit mogelijk kostbare bedrijfs- en reputatieschade tot gevolg. De vertrouwelijke informatie binnen een organisatie levert soms lastige vragen op. Onze Cyber Security experts adviseren over de impact van cyber security op de bedrijfsvoering.

Auteur

Anne-Mieke Dumoulin-Siemens is specialist ondernemingsrecht en privacyrecht. Zij is een kundige gesprekspartner voor (internationale) commerciële ondernemingen en non-profit organisaties. Cliënten waarderen haar juridische adviezen vanwege de praktische en commerciële uitvoerbaarheid ervan.

Jessica Roos genomineerd voor VNAB Young Talent Award

Jessica Roos genomineerd voor VNAB Young Talent Award 1200 857 Ekelmans Advocaten
Jessica Roos-Ekelmans Advocaten
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes
Expertise:

Jessica Roos is genomineerd voor de VNAB Young Talent Award, dé award voor young professionals binnen de (groot)zakelijke verzekeringsmarkt. Van alle genomineerde jonge talenten, werkzaam in de verzekeringsbranche, is Jessica de enige advocaat die een nominatie in de wacht heeft gesleept.

Vernieuwende aanpak en indrukwekkende resultaten

Young professionals die in aanmerking komen voor de award moeten met een vernieuwende aanpak indrukwekkende resultaten hebben geboekt.

De jury kijkt onder andere naar de mate van assertiviteit en oplossingsgerichtheid, welke successen behaald zijn, hoeveel impact de genomineerde maakt en hoe initiatiefrijk de genomineerde is.

Nominatie Jessica Roos

Jessica promoveerde recentelijk op een proefschrift over co-assurantie. Zij had het lef en de drive om de co-assurantiemarkt systematisch én goed geordend te ontsluiten en maakte gebruik van de kennis die zij op eigen kracht en initiatief van de markt had opgedaan. Een enorm knappe prestatie, want juridische vakliteratuur waarop zij kon voortbouwen, was maar beperkt beschikbaar.

De uitgebreide kennis die zij tijdens haar onderzoek heeft opgedaan, gebruikte zij niet alleen voor het schrijven van een boek. Op dit moment geeft zij ook lezingen over co-assurantie bij de postacademische Leergang Verzekeringsrecht aan de UvA en diverse andere organisaties.

Daarnaast is zij als onderzoeker verbonden aan ACIS (Amsterdam Centre for Insurance Studies) en publiceert zij op regelmatige basis.

“Tijdens de lezingen die ik geef over co-assurantie heb ik vaak inhoudelijke discussies met studenten en professionals. Dat geeft iedereen (waaronder ikzelf) steeds nieuwe inzichten”.

Een meer dan verdiende nominatie. Wij wensen Jessica veel succes en plezier tijdens het award-traject!

De feestelijke uitreiking vindt plaats op donderdag 14 september in de Kunsthal in Rotterdam.

Over de VNAB Young Talent Award

Het is een marktbrede uitdaging om goede professionals te vinden. De onbekendheid met de (groot)zakelijke verzekeringsmarkt is groot onder young professionals. De young professionals die hun weg naar onze markt hebben weten te vinden, willen wij graag boeien, binden en behouden. Het is daarbij belangrijk om hen te motiveren en kansen te bieden zichzelf te ontwikkelen.

De VNAB young talent award zet de markt steviger op de kaart voor jong talent en laat zien waarom de coassurantiemarkt zo aantrekkelijk is. De young talent award biedt young professionals daarnaast een mooie gelegenheid zichzelf nog beter in de markt te positioneren. Na een succesvolle eerste editie vorig jaar, zetten we ook dit jaar graag weer young professionals in het zonnetje.

Lees meer over de VNAB Young Talent Award

Bestuurdersaansprakelijkheid; wanneer ben je een ‘feitelijk beleidsbepaler’?

Bestuurdersaansprakelijkheid; wanneer ben je een ‘feitelijk beleidsbepaler’? 525 400 Ekelmans Advocaten
Blog afbeelding (500 x 400 px)
Leestijd: 6 minuten
Lesedauer: 6 Minuten
Reading time: 6 minutes

De potentiële bestuurdersaansprakelijkheid bij een faillissement geldt niet alleen voor de statutair bestuurder, maar ook voor een ‘feitelijk beleidsbepaler’. Wat is een feitelijk beleidsbepaler en wanneer ben je dit als niet-bestuurder? Op 24 maart jl. deed de Hoge Raad uitspraak over dit onderwerp. Lees deze blog van Daan Spoormans met zijn analyse en enkele praktische inzichten.

Als een rechtspersoon failliet gaat, dan moet de curator onderzoek doen naar de vraag of het bestuur zijn taak naar behoren heeft vervuld. Als blijkt dat het bestuur van een BV of NV in de periode van drie jaren voorafgaand aan het faillissement zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld én aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement, dan is het bestuur in beginsel aansprakelijk voor de schulden in het faillissement die niet uit de faillissementsboedel kunnen worden voldaan [1]. Die potentiële aansprakelijkheid geldt niet alleen voor de statutair bestuurders, maar ook voor een ander die in die periode ‘het beleid van de vennootschap heeft bepaald, als ware hij bestuurder’. Dit noem je ook wel een ‘feitelijk beleidsbepaler’. Maar wanneer ben je als niet-bestuurder zo’n feitelijk beleidsbepaler met de aansprakelijkheidsrisico’s van dien?

Kun je ‘feitelijk beleidsbepaler’ zijn als het formele bestuur invulling geeft aan zijn functie?

De wettekst spreekt, zoals gezegd, van “degene die het beleid van de vennootschap heeft bepaald, als ware hij bestuurder” (Artikel 2:138 lid 7 en artikel 2:248 lid 7 BW.). In de wetsgeschiedenis van die wetsbepaling is opgetekend dat wil sprake zijn van een “beleidsbepaler als ware hij bestuurder”, vereist is dat sprake is van een “feitelijke terzijdestelling van het formele bestuur” (Kamerstukken II 1983/84, 16631, nr. 6, p. 24.).

Betekent dit dan dat iemand enkel feitelijk beleidsbepaler kan zijn, indien het formele bestuur geheel terzijde is gesteld en dus geen invulling geeft aan zijn functie? Nee, zegt de Hoge Raad (Rov. 3.3). De betreffende passage uit de wetsgeschiedenis moet niet zo worden begrepen dat de feitelijk beleidsbepaler moet hebben bestuurd in plaats van en met uitsluiting van het formele bestuur. Daarmee is volgens de Hoge Raad slechts tot uitdrukking gebracht dat de feitelijk beleidsbepaler zich ten minste een deel van de bestuursbevoegdheid moet hebben toegeëigend, en op die manier het beleid heeft bepaald of mede heeft bepaald als ware hij bestuurder.

Wanneer ben je dan precies een ‘feitelijk beleidsbepaler’?

Vereist is, zoals gezegd, dat een persoon het beleid bepaalt “als ware hij bestuurder”. Personen die een grote invloed uitoefenen op het beleid van de rechtspersoon, maar die dat doen binnen de uitoefening van een andere rol, zijn geen feitelijk beleidsbepaler [2]. Denk bijvoorbeeld aan de accountmanager bij de bank die (wellicht strakke) financieringsvoorwaarden stelt of de huisadvocaat wiens adviezen steeds worden opgevolgd. Ook een commissaris, bedrijfsleider of een lid van de ondernemingsraad die binnen zijn bevoegdheden blijft, is geen feitelijk beleidsbepaler. Wil iemand feitelijk beleidsbepaler zijn, dan is enkel grote invloed onvoldoende. Hij of zij moet bij de uitoefening van die invloed in feite zelf op de ‘bestuurderstoel’ zijn gaan zitten.

Wanneer kun je aannemen dat een feitelijk beleidsbepaler zelf op de bestuurderstoel zit?

Het is ‘afhankelijk van alle omstandigheden van het geval’ of iemand als ware hij bestuurder het beleid van de rechtspersoon heeft bepaald of mede heeft bepaald, aldus de Hoge Raad.

Daar is natuurlijk niets tegen in te brengen, maar geeft ‘het werkveld’ nog wat weinig duidelijkheid. A-G Assink onderscheidt in zijn conclusie voorafgaand aan het arrest drie varianten van de situaties waarin iemand een feitelijk beleidsbepaler is:

  • men is op de stoel van het bestuur gaat zitten en stelt het bestuur feitelijk terzijde;
  • men geeft opdrachten die door het bestuur worden opgevolgd;
  • men oefent samen met het formele bestuur de bestuurstaak (dus: gezamenlijk) uit.

Om iemand als feitelijk beleidsbepaler te kunnen aanmerken, is niet vereist dat men stelselmatig een grote hand in het beleid had; de kwalificatie kán reeds zijn ingegeven door middel van een enkele bestuursdaad [3]. Ook is voor de kwalificatie als feitelijk beleidsbepaler niet vereist dat de betreffende persoon betrokken was bij specifiek de bestuursdaad, die de kennelijk onbehoorlijke taakvervulling oplevert. De bestuursdaden van de feitelijk beleidsbepaler kunnen dus ook toezien op andere zaken dan kwesties waarmee het bij de rechtspersoon ‘mis’ is gegaan [4]. Anderzijds wordt wel breed aangenomen dat een persoon niet op lichte gronden als feitelijk beleidsbepaler mag worden aangemerkt [5]. Een sprekend voorbeeld van een feitelijk beleidsbepaler is een persoon die op basis van (slechts) een algemene volmacht binnen de rechtspersoon de lakens uitdeelt.

Dat wel verschillend wordt gedacht over de vraag wanneer iemand feitelijk beleidsbepaler is, wordt geïllustreerd door middel van een uitspraak van de Rechtbank Limburg van 28 april 2021. In die zaak – waarbij mijn kantoor niet was betrokken – oordeelde de rechtbank dat de aandeelhouder reeds als feitelijk beleidsbepaler kon worden aangemerkt, omdat transacties van boven de EUR 15.000 op grond van de statuten de goedkeuring van de aandeelhouder vereisten. Dat lijkt mij niet alleen erg streng, maar miskent bovendien dat indien de aandeelhouder gebruik maakt van een (uitsluitend intern werkende) statutaire goedkeuringsbevoegdheid, hij niet ‘als ware hij bestuurder’ handelt. Hij maakt namelijk gebruik van een bevoegdheid als aandeelhouder. In hoger beroep is dit vonnis overigens vernietigd, maar reeds op andere punten dan waar het hier om gaat [6]. Het hof heeft dan ook geen oordeel gegeven over de vraag of de door de rechtbank aangelegde toets om te kwalificeren als feitelijk beleidsbepaler wel juist was.

Kun je als feitelijk beleidsbepaler ook buiten faillissement aansprakelijk zijn?

Ja, dat kan. Uit een arrest van de Hoge Raad uit 2014 volgt dat ook anderen dan formele bestuurders tegenover schuldeisers van de rechtspersoon onder omstandigheden op grond van de onrechtmatige daad aansprakelijk kunnen zijn voor het onbetaald en onverhaalbaar blijven van de vordering van de schuldeiser [7]. Dan geldt dezelfde maatstaf als voor de aansprakelijkheid van bestuurders.

Er zijn meer feitelijk beleidsbepalers dan je denkt!

Ik zie in mijn praktijk regelmatig dat een bestuurder op grond van bestuurdersaansprakelijkheid wordt aangesproken tot betaling van schadevergoeding, maar dat bij navraag blijkt dat hij of zij nooit op vennootschapsrechtelijk juiste wijze tot bestuurder is benoemd. In dat geval is hij of zij juridisch geen bestuurder, punt uit (zie ECLI:NL:HR:2000:AA9047). Dat hij of zij vele jaren als bestuurder bij de KvK was ingeschreven, hij of zij altijd feitelijk is opgetreden als bestuurder, in de ondertekende arbeids- of managementovereenkomst staat dat hij of zij bestuurder is en/of alle beide partijen er altijd gerechtvaardigd vanuit zijn gegaan dat de persoon is kwestie bestuurder is; het maakt in deze allemaal niet uit. Geen rechtsgeldig besluit? Dan geen bestuursfunctie, klaar. Ook op arbeidsrechtelijk terrein kan het trouwens een groot verschil maken of sprake is van een rechtsgeldig benoemingsbesluit.

Het ligt natuurlijk wel in de rede dat de persoon die nooit rechtsgeldig tot bestuurder is benoemd, maar wel als zodanig is opgetreden, als feitelijk beleidsbepaler heeft te gelden.

Kun je de aansprakelijkheid als feitelijk beleidsbepaler verzekeren?

Ja, dat kan. Bijna alle polissen waarmee bestuurdersaansprakelijkheid wordt verzekerd, dekken ook de positie van de feitelijk beleidsbepaler af. Mocht zo een verzekering van kracht zijn, dan kan het natuurlijk geen kwaad om dit even te checken, met name in het geval wellicht een rechtsgeldig benoemingsbesluit ontbreekt.

Vragen of meer informatie?

Heb je vragen over deze blog of dit onderwerp? Neem dan gerust contact met mij op voor een vrijblijvend gesprek.

 

[1] Zie artikel 2:138 BW voor de NV en artikel 2:248 BW voor de BV. Deze regeling geldt ook bij de stichting, vereniging, coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij indien deze is onderworpen aan de heffing van vennootschapsbelasting.
[2] Kamerstukken II 1983/84, 16631, nr. 6, p. 24. Zie de conclusie van A-G Assink, ECLI:NL:PHR:2022:1023, in randnummer 3.3.
[3] Zie de conclusie van A-G Assink, ECLI:NL:PHR:2022:1023, nr. 3.8.2.
[4] Zie de conclusie van A-G Assink, ECLI:NL:PHR:2022:1023, nr. 3.8.2. In die situatie ligt wel weer eerder in de rede dat de feitelijk beleidsbepaler wegens ‘disculpatie’ (vgl. lid 3 van de artikel 2:138 en 2:248 BW) aan aansprakelijkheid kan ontkomen.
[5] Zie de conclusie van A-G Assink, ECLI:NL:PHR:2022:1023, nr. 3.9.1.
[6] ECLI:NL:GHSHE:2022:2099
[7] Hoge Raad 23 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1204, rov. 3.3.1 t/m 3.3.3. In die zaak ging het om de aansprakelijk van een indirect bestuurder, maar zonder dat een beroep op artikel 2:11 BW was gedaan.

Auteur

Advocaat Daan Spoormans voert veelvuldig verweer namens bestuurders of commissarissen die een onjuist management of toezicht wordt verweten. Hij heeft reeds enkele tientallen bestuurders en commissarissen in veiligheid gebracht, terwijl het nog niet is voorgekomen dat een bestuurder of commissaris door een rechter is veroordeeld tot betaling van een aanspraak waartegen Daan verweer voerde. Daan werkt zowel in opdracht van verzekeraars als in opdracht van bestuurders en commissarissen zelf.

Ekelmans Advocaten N.V. gebruikt noodzakelijke en analytische cookies om ervoor te zorgen dat onze website zo goed mogelijk functioneert en om het gebruik van onze website te analyseren en te verbeteren. Wij gebruiken geen cookies voor marketingdoeleinden. Lees hier meer over in onze privacyverklaring en cookieverklaring