Onze mensen

Beursbengel: Uitspraken GFD over een gezondheidsverklaring en arbeidsongeschiktheid

Beursbengel: Uitspraken GFD over een gezondheidsverklaring en arbeidsongeschiktheid 665 509 Ekelmans Advocaten
Beursbengel vakblad verzekering
Leestijd: 4 minuten
Lesedauer: 4 Minuten
Reading time: 4 minutes
Expertise:

In Dossier Kifid van de Beursbengel 2019 / nr. 884 bespreekt Sanne van der Salm twee uitspraken van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening rond een gezondheidsverklaring en een arbeidsongeschiktheidsverzekering.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2019-165, 6 maart 2019

ZWAARWEGENDE VRAAG

Consument heeft op 8 juni 2004 bij Verzekeraar een ‘Hypotheek Opvang Polis tegen koopsom’ aangevraagd met dekking voor arbeidsongeschiktheid en werkloosheid. De drie vragen op de bijbehorende verkorte gezondheidsverklaring zijn door Consument met ‘Nee’ beantwoord. Daarnaast wordt een lengte van 164 cm en een gewicht van 74 kg opgegeven.

Op 19 oktober 2007 heeft Consument met haar partner tevens een verzekering ‘Woongarant Inkomensbeschermingsplan tegen koopsom’ aangevraagd met dekking voor arbeidsongeschiktheid. Ook op dit aanvraagformulier wordt gevraagd naar de lengte en het gewicht van Consument. Consument heeft hierop aangegeven dat zij 80 kg weegt bij een lengte van 165 cm.

In 2016 heeft Consument zich arbeidsongeschikt gemeld wegens een verhoogde hersendruk en complicaties na een buikwandcorrectie. De medisch adviseur van Verzekeraar heeft naar aanleiding van deze claim medische informatie opgevraagd. Uit deze informatie volgt dat Consument in 2004 haar dokter heeft geconsulteerd in verband met de wens een maagband te plaatsen. Het gewicht van Consument was op dat moment 136 kg bij een BMI van 54.

Op 18 april 2017 heeft Verzekeraar de beide verzekeringen van Consument beëindigd en de claim van Consument afgewezen. Verzekeraar beroept zich op art. 7:930 lid 4 en 7:929 lid 2 BW en stelt zich op het standpunt dat Consument haar mededelingsplicht bij het aangaan van de verzekeringen heeft geschonden. Bij ware stand van zaken zou Verzekeraar de verzekeringen niet, of niet onder dezelfde condities, zijn aangegaan.

Consument vordert het in kracht herstellen van de twee verzekeringen, evenals uitkering onder die verzekeringen.

De Commissie overweegt dat art. 7:928 BW de Consument verplicht voor het sluiten van de overeenkomst aan de Verzekeraar alle feiten mede te delen die hij kent of behoort te kennen en waarvan, naar hij weet of behoort te begrijpen, de beslissing van de verzekeraar of, en zo ja op welke voorwaarden, hij de verzekering zal willen sluiten afhangt of kan afhangen. Indien de verzekering wordt gesloten op de grondslag van een door de verzekeraar opgestelde vragenlijst is de relevantie van deze informatie voor Verzekeraar gegeven. Bij de vraag of de verzwegen feiten voor de verzekeraar relevant zijn voor de acceptatiebeslissing geldt als uitgangspunt een toetsing aan het acceptatiebeleid van een redelijk handelend verzekeraar (HR 5 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1841).

Op grond van het medisch dossier neemt de Commissie als vaststaand aan dat Consument op 19 april 1999 120 kg woog en op 1 november 2004 136 kg. Als Consument op 8 juni 2004 74 kg woog, zou zij in de periode van 1999 tot 2004 46 kg zijn afgevallen en vervolgens in vijf maanden tijd weer 62 kg zijn aangekomen. De Commissie acht het niet aannemelijk dat, gezien de hoeveelheid kilo’s en tijdspanne, Consument op 9 juni 2004 74 kg woog. Ook gezien het feit dat Consument in 2013 – bij een gewicht van 162 kg – een maagverkleining heeft ondergaan. Door Consument is niets aangevoerd dat het opgegeven gewicht aannemelijk maakt. Aldus heeft Consument naar oordeel van de Commissie haar precontractuele mededelingsplicht geschonden door op de gezondheidsverklaring uit 2004 een onjuist gewicht in te vullen.

Of Consument ook op de gezondheidsverklaring van 2007 een onjuist gewicht heeft opgegeven, kan – bij gebrek aan medische informatie over periode 2005 tot 2013 – niet worden vastgesteld. De Commissie concludeert daarom dat Verzekeraar niet gerechtigd was de tweede verzekering te beëindigen. Aldus wordt Verzekeraar gehouden de claim vanwege een verhoogde hersendruk en complicaties na de buikwandcorrectie alsnog in behandeling te nemen onder het Woongarant inkomensbeschermingsplan.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2019-196, 20 maart 2019

STELPLICHT ARBEIDSONGESCHIKTHEID

Consument is bij Verzekeraar verzekerd onder een collectieve arbeidsongeschiktheidsverzekering. In artikel 3 van de verzekeringsvoorwaarden is het volgende bepaald:
‘Van arbeidsongeschiktheid is uitsluitend sprake indien er in relatie tot ziekte, aandoeningen of ongeval, objectief medisch vast te stellen stoornissen bestaan, waardoor de verzekerde minder kan verdienen dan toen hij nog gezond was.’

Consument heeft zich per 19 april 2010 bij Verzekeraar arbeidsongeschikt gemeld wegens lichamelijke en psychische klachten. Met ingang van 1 augustus 2010 heeft Consument een uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100 procent ontvangen. Na een herbeoordeling in februari 2015 wordt het arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld op 57,93 procent en wordt de uitkering naar beneden bijgesteld.

Consument kan zich met deze beslissing niet verenigen en stelt dat haar klachten en beperkingen zijn onderschat. Een door de medisch adviseur van Verzekeraar uitgevoerde herbeoordeling van de beslissing van februari 2015 concludeert echter dat de mate van arbeidsongeschiktheid op terechte en goede gronden op 57,93 procent werd vastgesteld. Met deze beslissing kan Consument zich eveneens niet verenigen, reden waarom zij in januari 2017 opnieuw bezwaar aantekent. Aangezien het laatste psychiatrisch onderzoek van Consument alweer van twee jaar daarvoor dateerde, heeft Verzekeraar Consument opnieuw laten beoordelen. Ditmaal volgt uit de medische bevindingen van de verzekeringsarts wel een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100 procent. De uitkering wordt vervolgens overeenkomstig aangepast vanaf de datum van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek.

In de klachtprocedure stelt Consument zich op het standpunt dat zij sinds 2010 onafgebroken volledig arbeidsongeschikt is geweest. Consument vordert een aanvullende uitkering op basis van 80-100 procent arbeidsongeschiktheid over de periode 24 februari 2015 tot 30 november 2017.

Naar oordeel van de Commissie heeft de verzekeringsarts in 2015 goed onderbouwd aangegeven waarom hij geen beperkingen stelt voor de concentratiestoornissen van Consument en hiervoor geen urenbeperking geeft. Wanneer Consument de juistheid van die constateringen bestrijdt, mag van haar worden verlangd dat zij haar stellingen deugdelijk onderbouwt. In dit geval heeft Consument enkel een behandelplan van een behandelend sociaal psychiatrisch verpleegkundige van 4 mei 2016 overgelegd. Gebleken is echter dat de herbeoordelend verzekeringsarts in 2015 eveneens over gegevens van deze verpleegkundige beschikte. Hiermee zijn naar oordeel van de Commissie geen argumenten aanwezig om de rapportage uit 2015 terzijde te schuiven. Dat Verzekeraar toerekenbaar tekort zou zijn geschoten in de nakoming van zijn verbintenissen uit de verzekeringsovereenkomst is hiermee niet vast komen te staan. De vordering van Consument wordt afgewezen.

Auteur

Bezit geldt als volkomen titel. Kunnen dingen eenvoudiger worden gezegd?

Bezit geldt als volkomen titel. Kunnen dingen eenvoudiger worden gezegd? 1000 465 Ekelmans Advocaten
Waartoe advocaten op aarde zijn
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute

Mr is het online platform en tijdschrift voor juristen dat bericht over actuele zaken in de juridische wereld. David de Knijff schrijft vanuit zijn ervaring als advocaat, onder meer bij de Hoge Raad, en als voormalig deken van de Haagse orde.

Als expert op het gebied van het vermogens- en procesrecht wordt hij vooral ingeschakeld door advocaten, curatoren en andere juridische professionals.

In deze blog vraagt David zich af of wetgever en juridische professionals, het recht (en zichzelf) voor burgers en ondernemers toegankelijker en aansprekender kunnen maken, door zich anders uit te drukken in woord en geschrift.

Auteur

Beursbengel: Uitspraken GFD, twee uitspraken rond een rechtsbijstandverzekering

Beursbengel: Uitspraken GFD, twee uitspraken rond een rechtsbijstandverzekering 665 509 Ekelmans Advocaten
Beursbengel vakblad verzekering
Leestijd: 4 minuten
Lesedauer: 4 Minuten
Reading time: 4 minutes
Expertise:

In Dossier Kifid van de Beursbengel 2019 / nr. 883 bespreekt Simone Eman twee uitspraken van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening rond rechtsbijstandverzekering.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2019-147, 28 februari 2019

EENIEDER WORDT GEACHT DE WET TE KENNEN

Consument heeft een rechtsbijstandverzekering afgesloten bij Verzekeraar voor de modules Consument & Wonen, Verkeer en Medisch. Niet verzekerd is de module Inkomen. In de bepalingen uit de van toepassing zijnde Bijzondere Voorwaarden – voor zover van belang – staat het volgende: Artikel 4 b. (onder de kop ‘Wanneer krijgt u juridische hulp van Achmea Rechtsbijstand?’) van de Bijzondere voorwaarden Consument & Wonen:
‘U krijgt juridische hulp van Achmea Rechtsbijstand in de volgende situaties:
[…] b. U heeft een conflict over iets dat te maken heeft met personen- en familierecht. Bijvoorbeeld over afstamming of een geboorte.’
Artikel 5 l. (onder de kop ‘Wanneer krijgt u juridische hulp van Achmea Rechtsbijstand?’ van de Bijzondere voorwaarden Inkomen:
‘U krijgt juridische hulp van Achmea Rechtsbijstand in de volgende situaties: U heeft een conflict over een erfenis. Degene die de erfenis nalaat, is overleden na de ingangsdatum van deze verzekering. Dan krijgt u juridische hulp.’

Consument wenst rechtsbijstand voor het opeisen van zijn legitieme portie. De claim is door Verzekeraar afgewezen omdat Consument – volgens hem – niet verzekerd is voor juridische bijstand bij een conflict over een erfenis.

Consument stelt dat Verzekeraar tekortschiet in de nakoming van de verzekeringsovereenkomst. Hij legt hieraan ten grondslag dat hij verzekerd is voor juridische hulp bij een conflict dat iets te maken heeft met personen- en familierecht. Dat het opeisen van de legitieme portie hierbuiten valt, staat volgens Consument niet in de Bijzondere Voorwaarden. Evenmin wordt verwezen naar de module Inkomen, waaronder conflicten over de erfenis uitdrukkelijk wel gedekt worden. Consument is dan ook van mening dat het voor een leek niet duidelijk is dat het opeisen van de legitieme portie niet valt binnen het personen en familierecht.

Verzekeraar heeft verweer gevoerd. Dit verweer komt kortweg op het volgende neer. Consument is niet verzekerd voor juridische hulp bij het opeisen van de legitieme portie. Als Consument zich hiervoor wel had willen verzekeren had hij de module Inkomen af moeten sluiten. Aangezien het personen- en familierecht in een ander boek van het Burgerlijk Wetboek opgenomen staat dan het erfrecht, zou het zelfs voor een leek duidelijk moeten zijn dat het opeisen van een legitieme portie niet valt binnen het personen- en familie recht.

De Commissie is van oordeel dat de dekking terecht geweigerd is en wijst de vordering van Consument af. De Commissie volgt de Verzekeraar in zijn standpunt dat het onderscheid, tussen personen- en familierecht enerzijds en erfrecht anderzijds, ook in de wet wordt gemaakt en daarmee een logisch te maken onderscheid is. Daarbij merkt de Commissie nog op dat de bepaling uit de Bijzondere Voorwaarden waar Consument zich op beroept, op geen enkele wijze verwijst naar een erfrechtelijk conflict. Consument had er dus niet vanuit mogen gaan dat rechtshulp bij het opeisen van de legitieme portie gedekt was onder de verzekering die hij had afgesloten.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2019-149, 28 februari 2019

GEEN REDELIJKE KANS OP SUCCES

Consument is voor rechtsbijstand verzekerd bij Verzekeraar. In artikel 8 van de van toepassing zijnde voorwaarden valt te lezen dat rechtsbijstand bij een juridisch geschil is verzekerd ‘zolang er een redelijke kans op succes is’. Als de verzekerde het niet eens is met het oordeel daarover, kan hij een beroep doen op de geschillenregeling die is opgenomen in artikel 26 van de voorwaarden.

Consument heeft bij Verzekeraar een geschil met zijn verhuurder gemeld. De verhuurder wilde de geiser in het door Consument gehuurde huis vervangen door een hoogrendementsketel, en vervolgens de huur verhogen.

Consument meende daaraan geen medewerking te hoeven verlenen en deed een beroep op Verzekeraar voor het voeren van verweer op de vordering van zijn verhuurder. Verzekeraar was van oordeel dat het voeren van verweer geen kans van slagen had.

Consument heeft vervolgens een klacht ingediend bij Verzekeraar en gebruikgemaakt van de geschillenregeling (zoals omschreven in artikel 26 van de voorwaarden). Consument heeft een second opinion gevraagd bij een advocatenkantoor. Omdat het in verband met een naderende termijn niet meer mogelijk was tijdig de second opinion uit te voeren, heeft Verzekeraar ingestemd met behandeling van de zaak in kort geding.

Consument is vervolgens door de voorzieningenrechter in het gelijk gesteld. In hoger beroep houdt dit vonnis echter geen stand en is, op verzoek van Consument, cassatieadvies ingewonnen. Dat advies was negatief. In het advies stond voorts dat een bodemprocedure nog te overwegen viel, maar dat de kans van slagen daarvan vrijwel nihil was.

Verzekeraar heeft vervolgens contact opgenomen met een advocatenkantoor voor de beoordeling van de kans van slagen van de bodemprocedure. Dit advocatenkantoor achtte de kans van slagen ook nihil. Op verzoek van Consument is door een ander advocatenkantoor een second opinion uitgebracht. Dat andere advocatenkantoor kwam tot dezelfde conclusie.

Nu twee advocatenkantoren van mening zijn dat deze procedure tegen de verhuurder geen kans van slagen heeft, heeft Verzekeraar de dekking voor de door Consument gewenste bodemprocedure vervolgens afgewezen. Verzekeraar heeft daarbij Consument gewezen op de mogelijkheid de zaak zelf voort te zetten, waarbij bij een positieve uitkomst de kosten – onder voorwaarden – alsnog worden vergoed.

Consument vordert in de onderhavige procedure dat Verzekeraar alsnog dekking verleent of de verhuiskosten ter hoogte van 6.000 euro aan Consument vergoedt. Consument stelt zich op het standpunt dat Verzekeraar – ten onrechte – midden in de behandeling van het geschil is gestopt met het verlenen van rechtsbijstand.

De Commissie overweegt dat het feit dat Verzekeraar dekking heeft verleend voor de in hoger beroep verloren kortgedingprocedure, nog niet maakt dat Consument tevens aanspraak kan maken op vergoeding van rechtsbijstand in de bodemprocedure. Twee advocatenkantoren hebben geoordeeld dat deze procedure geen kans van slagen had, hierdoor heeft Verzekeraar – volgens de Commissie – terecht dekking geweigerd.

Auteur

Ekelmans & Meijer joins ILG expert-conference Cyber and Privacy in London

Ekelmans & Meijer joins ILG expert-conference Cyber and Privacy in London 1000 465 Ekelmans Advocaten
ILG Conference London
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute

On 27 March 2019 insures from all over the world will come together in the Lloyd’s Building in London to be updated by international experts about the key issues regarding Cyber and Privacy in relation to the insurance sector.

This conference is organized by Insurance Law Global, an international network of insurance law firms that offers insurers top level law support for their international activities. Ekelmans & Meijer is a member of ILG.

Would you like to know more about ILG and what this international network can do for you? Please contact Frank Schaaf, partner Insurance at Ekelmans & Meijer.

Contact

Jan Ekelmans lecturer at the University of Amsterdam

Jan Ekelmans lecturer at the University of Amsterdam 1900 1357 Ekelmans Advocaten
Jan Ekelmans-Ekelmans Advocaten
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute

Jan Ekelmans, partner Insurance at Ekelmans & Meijer, will be the lecturer on the subject Evidence in the course Insurance law at the University of Amsterdam. This course combines in depth academic knowledge with practical solutions and is meant for professionals who address insurance issues in their daily work and want to deepen their knowledge.

All lecturers of the course are specialists. They have extensive academic and practical experience. Almost all of them obtained a Phd. Jan Ekelmans obtained his Phd on a thesis on obtaining information from physical and digital documents for the purpose of civil proceedings. Those who successfully follow the course will become certified insurance lawyers (CIL) or Certified Insurance Law Expert (CILE).

Jan Ekelmans: “I am delighted to be part of this course. All lecturers are well experienced and offer participants a course of high standards. Sharing knowledge with professionals and learning from each other is very rewarding. I look forward to the course starting in September 2019.”

Contact

Desinteresse, desinvestering en devaluatie. Verbeter het imago van recht en rechtspraak

Desinteresse, desinvestering en devaluatie. Verbeter het imago van recht en rechtspraak 1000 465 Ekelmans Advocaten
Waartoe advocaten op aarde zijn
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute

Mr is het online platform en tijdschrift voor juristen dat bericht over actuele zaken in de juridische wereld. David de Knijff schrijft vanuit zijn ervaring als advocaat, onder meer bij de Hoge Raad, en als voormalig deken van de Haagse orde.

Als expert op het gebied van het vermogens- en procesrecht wordt hij vooral ingeschakeld door advocaten, curatoren en andere juridische professionals.

De laatste blog voor Mr. Online van David is een pleidooi tegen de marginalisering van de rechtspraak. Dat zelfredzame burgers die hun conflicten zelf zouden kunnen oplossen, is een illusie. Het miskent dat voor de vitaliteit en werking van het recht nodig is dat geschillen voor de rechter komen, aldus David.

Auteur

Beursbengel: Uitspraken GFD over een ongevallenverzekering en een inboedelverzekering

Beursbengel: Uitspraken GFD over een ongevallenverzekering en een inboedelverzekering 665 509 Ekelmans Advocaten
Beursbengel vakblad verzekering
Leestijd: 4 minuten
Lesedauer: 4 Minuten
Reading time: 4 minutes
Expertise:

In Dossier Kifid van de Beursbengel 2019 / nr. 882 bespreekt Simone Eman twee uitspraken van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening: één uitspraak rond een ongevallenverzekering en een uitspraak rond een inboedelverzekering.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2018-781, 17 december 2018

EEN ONGELUK ZIT IN EEN KLEIN PRIKJE

Consument heeft een ongevallenverzekering afgesloten bij (een van de rechtsvoorgangers van) Verzekeraar.
In artikel 1.5 van de van toepassing zijnde Algemene Voorwaarden is – voor zover van belang – het volgende bepaald:
‘Onder ongeval wordt verstaan een plotseling van buitenaf komend onvrijwillig op het lichaam van verzekerde inwerkend geweld, dat rechtstreeks en in een ogenblik zonder medewerking van andere oorzaken geneeskundig vast te stellen lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Onder ongeval wordt tevens verstaan:
– Bevriezing, zonnesteek, blikseminslag en andere elektrische ontladingen;
– Verdrinking, verstikking (niet ten gevolge van ziekte) en verbranding, behalve door natuurlijke of kunstmatige bestraling;
– Acute vergiftiging, alsmede de schadelijke gevolgen van het ongewild binnenkrijgen van vreemde voorwerpen, infectiezieken en allergieën of bloedvergiftiging in aansluiting op verwonding ten gevolge van een ongeval;
– Besmetting ten gevolge van een onvrijwillige val in het water of in enige andere stof;
– Uitputting, verhongering en verdorsting ten gevolge van schipbreuk, watersnood, noodlanding, instorting insneeuwing of invriezing e.d.
(…)’

Als gevolg van werkzaamheden in de bouwsector is in de loop der jaren slijtage aan de rechterknie van Consument ontstaan. Deze slijtage werd behandeld met medicinale injecties. Na de injecties heeft een ernstige infectie de knie van Consument aangetast en zijn er complicaties opgetreden. Consument is als gevolg daarvan arbeidsongeschikt geraakt en heeft een beroep op zijn ongevallenverzekering gedaan.

Verzekeraar heeft Consument vervolgens bericht geen dekking te verlenen, omdat van een ongeval in de zin van deze verzekering geen sprake is geweest. Na de interne klachtenprocedure van Verzekeraar zonder resultaat te hebben doorlopen, heeft Consument zijn klacht aan het Kifid voorgelegd.

Consument vordert dat Verzekeraar alsnog overgaat tot uitkering. Hij legt hieraan – samengevat – onder meer ten grondslag dat de bacterie wel degelijk moet worden gezien als een plotseling, van buitenaf komend, onvrijwillig op het lichaam inwerkend geweld. Daarnaast stelt Consument dat de polisvoorwaarden geen voorbehoud maken voor ongevallen voortvloeiend uit medische behandelingen en bevat artikel 1.5 van de Algemene Voorwaarden een niet-limitatieve opsomming.

Verzekeraar heeft verweer gevoerd. De Commissie is – met de Verzekeraar – van mening dat in de polisvoorwaarden, als aanvulling op de definitie van het begrip ‘ongeval’, een lijst is opgenomen van evenementen die ook als ongeval worden beschouwd. In die lijst zijn infectieziekten, ontstaan in aansluiting op een verwonding na een ongeval, expliciet vermeld. Dit brengt volgens de Commissie met zich dat – wil de Consument voor een uitkering in aanmerking komen – de infectie zou moeten zijn ontstaan na een ongeval. Het inbrengen van een injectie in de knie kwalificeert naar oordeel van de Commissie niet als zodanig. Verzekeraar heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een gedekt evenement, te weten een ongeval in de zin van de Algemene Voorwaarden. De Commissie wijst de vordering af.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2018-760, 7 december 2018

DE WAARDE VAN EEN BONNETJE

Consument heeft een inboedelverzekering gesloten bij Verzekeraar. Door Consument is aangifte bij de politie gedaan van het feit dat een onbekende man haar dochter thuis had gedwongen om geld en sieraden (een armband en twee ringen) af te geven, die aan Consument toebehoorden. Consument heeft haar schade vervolgens onder de inboedelverzekering bij Verzekeraar geclaimd.

Verzekeraar concludeert dat Consument op geen enkele wijze aan heeft kunnen tonen dat zij voorafgaand aan de vervreemding in bezit was van die sieraden. De Verzekeraar heeft de claim dan ook afgewezen.

De zoon van Consument heeft vervolgens contact gehad met Verzekeraar en naar aanleiding van dat gesprek een nota overgelegd. De betreffende nota blijkt echter niet van de ontvreemde maar van andere sieraden te zijn. Consument zou de op dat moment gekochte sieraden later hebben omgeruild en hiervan destijds geen aangepaste nota hebben ontvangen.

Ondanks dat Verzekeraar oordeelde dat de waarde en het voormalig bezit van de sieraden onvoldoende werd aangetoond, heeft zij de waarde van de ontvreemde sieraden vastgesteld en – uit coulance – een totaalbedrag van 575 euro aan Consument uitgekeerd.

Consument vordert nu een aanvullende uitkering ter hoogte van 3.120 euro. Zij stelt zich op het standpunt dat het bezit van de sieraden wel degelijk werd aangetoond en Verzekeraar ten onrechte het ontbreken van de aangepaste nota van de omruilactie doorslaggevend heeft geacht voor het niet-vergoeden van de volledige schade. Verzekeraar heeft verweer gevoerd.

De Commissie komt tot de conclusie dat Verzekeraar – door te handelen zoals zij deed – aan haar verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomst heeft voldaan. Daarbij overweegt de Commissie allereerst dat het op de weg van Consument ligt, bewijs te leveren van de waarde van de ontvreemde sieraden. Omdat het kostbaarheden betreft die niet tot de reguliere inboedel behoren, is het wenselijk dat Consument daarvan facturen kan overleggen. Dit wil evenwel niet zeggen dat de waarde nooit aannemelijk kan worden gemaakt zonder facturen, maar dan zal wel nadere informatie voorhanden dienen te zijn om tot een waardeoordeel te komen. Nu Consument – ondanks verzoek daartoe van Verzekeraar – geen aanvullende bewijsstukken heeft overgelegd, zoals foto’s of verklaringen, waaruit de waarde van de ontvreemde sieraden kon worden afgeleid, mocht Verzekeraar volgens de Commissie in alle redelijkheid overgaan tot inschakeling van een expert om zo de waarde van de ontvreemde sieraden te bepalen.

De enkele verwijzing naar een nota die geen betrekking heeft op de ontvreemde sieraden vindt de Commissie onvoldoende om aan te nemen dat de waardebepaling van Verzekeraar niet juist is. De Commissie wijst de vordering van Consument dan ook af.

Auteur

Verdeling van schade

Verdeling van schade 2560 1687 Ekelmans Advocaten
Verdeling van schade
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute

Deze uitspraak van appel-arbiters is interessant vanwege de wijze waarop zij omgaan met de gezamenlijke betrokkenheid van de adviseur (architect) en de aannemer, in hun relatie tot de vorderingen tot schadevergoeding van de opdrachtgevers in verband met diverse problemen in het werk.

Klik hieronder voor de uitspraak van Raad van Arbitrage voor de Bouw  4-6-2018, No. 72.113 rond dit geschil en de gastnoot die Frank Schaaf hierbij heeft geschreven.

Auteur

Beursbengel: Uitspraken GFD over een doorlopende reis- en annuleringsverzekering en een camperverzekeringen inboedelverzekering

Beursbengel: Uitspraken GFD over een doorlopende reis- en annuleringsverzekering en een camperverzekeringen inboedelverzekering 665 509 Ekelmans Advocaten
Beursbengel vakblad verzekering
Leestijd: 4 minuten
Lesedauer: 4 Minuten
Reading time: 4 minutes
Expertise:

In Dossier Kifid van de Beursbengel 2019 / nr. 881 bespreekt Simone Eman twee uitspraken van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening: één uitspraak rond een doorlopende reis- en annuleringsverzekering en een uitspraak rond een camperverzekering.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2018-676, 26 oktober 2018

DE ‘NORMALE’ VOORZICHTIGHEID

Consument heeft een doorlopende reis- en annuleringsverzekering afgesloten bij Verzekeraar. In de van toepassing zijnde Voorwaarden Doorlopende Reis-en Annuleringsverzekering, versie I/DRV-I staat het volgende opgenomen in artikel 3.5.6:
‘Wij betalen niet voor:
Schade of diefstal als gevolg van onvoorzichtigheid. U bent niet voorzichtig genoeg als u bijvoorbeeld:
– betere maatregelen had kunnen treffen om schade te voorkomen;
– geld en cheques achterlaat in een motorrijtuig;
– kostbare spullen bij openbaar vervoer niet meeneemt in uw handbagage;
– kostbare spullen zonder toezicht achterlaat in een ruimte die niet op slot zit.’

Tijdens een treinreis heeft Consument een tas met fotografeerspullen en reisdocumenten op het bagagerek geplaatst. Deze tas is vervolgens gestolen. Consument heeft Verzekeraar verzocht de schade ten bedrage van 4.757,19 euro als gevolg van de diefstal te vergoeden.

Verzekeraar heeft geweigerd de door de Consument geleden schade te vergoeden, omdat hij van mening is dat de Consument betere maatregelen had kunnen nemen om de diefstal te voorkomen.

De Consument daarentegen stelt zich op het standpunt dat Verzekeraar onterecht weigert de schade te vergoeden omdat de ‘normale voorzichtigheidsclausule’ geldt. Deze dient zo te worden uitgelegd dat dekking op grond van deze clausule slechts kan worden geweigerd indien aan de zijde van Consument sprake is van een ernstige mate van schuld. Dit zou niet aan de orde zou zijn, aldus de Consument.

Niettemin is de Commissie van oordeel dat de Consument inderdaad niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen. Zij overweegt dat op grond van artikel 3.5.6 van de Verzekeringsvoorwaarden sprake is van onvoorzichtigheid als er bijvoorbeeld een betere maatregel genomen had kunnen worden. Volgens de Commissie had de Consument in dit geval – zoals de Verzekeraar gesteld heeft – de tas (van geringe omvang) met dure spullen op schoot kunnen nemen of onder de stoel kunnen plaatsen. Derhalve heeft de Verzekeraar terecht dekking geweigerd en hoeft de Verzekeraar de schade van Consument niet te vergoeden.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-674, 26 oktober 2018

DE GEKAAPTE CAMPER

Consument heeft een camperverzekering bij Verzekeraar voor zijn camper. De aankoopwaarde van de camper is 86.000 euro. In de toepasselijke voorwaarden is – voor zover van belang – het volgende bepaald:
‘1. Begrippenlijst
(…)
1.10 Afgesloten ruimte Een niet-gemeenschappelijke ruimte met muren en een dak die met een goed slot is afgesloten. Niemand kan zonder de sleutel van dit slot de ruimte binnengaan. Rubriek Beperkt casco
(…)
24 Wat is verzekerd?
Verzekerd is schade aan of verlies van de camper in de volgende situaties:
(…)
– Diefstal, braak, verduistering, joyriding en vermissing, en poging tot diefstal, braak en joyriding.
(…)
25 Wat is niet verzekerd?
(…)
25.1.1
Wanneer verzekerde niet voorzichtig genoeg is geweest om diefstal te voorkomen. Hiervan is onder meer sprake in de volgende situaties:
– Als de sleutels in de camper worden achtergelaten. Dit geldt niet als de sleutels zich in een afgesloten kluis bevinden die onlosmakelijk met de camper is verbonden. Dit geldt ook niet als de camper zich bevindt in een afgesloten ruimte zoals omschreven in artikel 1.10. (…)’

De camper stond met de sleutels daarin opgeborgen, zonder alarm en zonder startonderbreking geparkeerd in een grote loods naast het woonhuis van Consument. Naast deze grote loods is een andere, kleinere loods. De grote en kleine loods zijn door middel van loopdeuren met elkaar verbonden. Zowel de grote als de kleine loods wordt naar buiten toe afgesloten door rolluiken.

De kleinere loods wordt door Consument verhuurd aan meneer X. Meneer X heeft ook een afstandsbediening om het rolluik van de kleine loods te openen.

Op 28 juli 2016 heeft Consument aangifte gedaan van diefstal van de camper bij de politie. De camper is tussen 26 juli 2016 en 28 juli 2016 gestolen. Ook heeft Consument de schade gemeld bij Verzekeraar. In opdracht van Verzekeraar is er onderzoek gedaan naar de feiten en omstandigheden waaronder de diefstal heeft plaatsgevonden.

Verzekeraar heeft de claim afgewezen op grond van artikel 25.1.1 van de Voorwaarden, omdat hij meende dat Consument niet voorzichtig genoeg was geweest door de camper niet afgesloten in een loods te laten staan, zonder alarm en zonder startonderbreking.

Consument heeft Verzekeraar vervolgens gemeld dat de camper in een afgesloten ruimte stond. Verzekeraar heeft toen het standpunt ingenomen dat de loods niet was afgesloten in de zin van 1.10 van de Voorwaarden, zodat de schade om die reden niet is gedekt.

Consument vordert dekking onder de verzekering voor de diefstal van de camper door vergoeding van het aankoopbedrag. Consument heeft in de eerste plaats aangevoerd dat Verzekeraar de gronden van de claim heeft aangevuld, nadat hij de Verzekeraar erop heeft gewezen dat het beroep op artikel 25.1.1 van de Voorwaarden niet terecht was. Ten tweede is Consument van oordeel dat de loods waar de camper geparkeerd stond een afgesloten ruimte betreft. Verzekeraar heeft verweer gevoerd.

De Commissie is – met Verzekeraar – van oordeel dat van een ontoelaatbare aanpassing van de afwijzingsgronden geen sprake is. De Verzekeraar heeft de claim afgewezen op grond van de uitsluiting in artikel 25.1.1 van de Voorwaarden. Consument heeft zich vervolgens op de uitzondering van dat artikel beroepen, door te stellen dat de camper in een afgesloten ruimte stond. De Verzekeraar meende dat de loods niet was afgesloten, waardoor de uitzondering niet van toepassing was.

De Commissie is echter van oordeel dat het standpunt van Verzekeraar in het verlengde ligt van zijn eerdere standpunt en dat er derhalve geen sprake is van een nieuwe afwijzingsgrond.

Dan resteert de vraag of de loods waar de camper stond al dan niet voldeed aan het begrip ‘afgesloten ruimte’ zoals omschreven in artikel 1.10 van de Voorwaarden. De Commissie concludeert dat de kleine en de grote loods twee aparte ruimtes zijn. Doordat de loopdeur tussen de grote en kleine loods niet was afgesloten, is volgens de Commissie van een afgesloten ruimte in de zin van artikel 1.10 van de Voorwaarden geen sprake. De vordering van Consument wordt dan ook afgewezen.

Auteur

Instorten Morandibrug bij Genua: de vraag naar oorzaak en schuld

Instorten Morandibrug bij Genua: de vraag naar oorzaak en schuld 2560 1707 Ekelmans Advocaten
Instorten Morandibrug
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute

Frank Schaaf en Marieke van der Keur belichten in dit artikel, gepubliceerd in de Beursbengel 2019 / nr. 881, hoe deze situatie er onder Nederlandse recht uit zou zien.

De Morandibrug bij Genua werd gebouwd tussen 1963 en 1967. Al vijftig jaar lang vormde zij de toegangsweg naar de stad. Miljoenen toeristen reden over ‘La Superba’ met de auto over de A10-snelweg de stad in. Op dinsdag 14 augustus 2018 stortte de brug in. De schade is enorm. Toen ongeveer 200 meter aan wegdek instortte, vielen voertuigen ruim 80 meter de diepte in en kwamen deels in de Polcevera-rivier terecht, en deels op huizen en fabrieken onder de brug. Er zijn tientallen doden gevallen en tien gewonden werden in het ziekenhuis opgenomen. Een paar honderd mensen raakten dakloos. Direct na de ramp rees de vraag naar de oorzaak én naar wie verantwoordelijk kan worden gehouden voor de schade. Hoe ziet de situatie er onder Nederlandse recht uit?

Auteur

Ekelmans Advocaten N.V. gebruikt noodzakelijke en analytische cookies om ervoor te zorgen dat onze website zo goed mogelijk functioneert en om het gebruik van onze website te analyseren en te verbeteren. Wij gebruiken geen cookies voor marketingdoeleinden. Lees hier meer over in onze privacyverklaring en cookieverklaring