Onze mensen

Balie zonder ziel

Balie zonder ziel 1000 465 Ekelmans Advocaten
Waartoe advocaten op aarde zijn
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute

Mr is het online platform en tijdschrift voor juristen dat bericht over actuele zaken in de juridische wereld. David de Knijff schrijft vanuit zijn ervaring als advocaat, onder meer bij de Hoge Raad, en als voormalig deken van de Haagse orde.

Als expert op het gebied van het vermogens- en procesrecht wordt hij vooral ingeschakeld door advocaten, curatoren en andere juridische professionals.

In deze blog schrijft David over de evalutatie van de NOvA betreffende de nieuwe Advocatenwet die op 1 januari a.s. 5 jaar bestaat.

Auteur

Nieuwe advocaat: Elieske Kallenberg

Nieuwe advocaat: Elieske Kallenberg 150 150 Ekelmans Advocaten
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute

Elieske maakt deel uit van de sectie Verzekering en Aansprakelijkheid en houdt zich bezig met uiteenlopende verzekeringsrechtelijke kwesties.

Opleiding

Elieske heeft gestudeerd aan de Universiteit Leiden. Daar behaalde zij in 2017 haar bachelorsdiploma. In 2019 rondde zij de master Civiel recht cum laude af. Tijdens haar bachelor studeerde zij een semester aan de University of East Anglia in Norwich, Verenigd Koninkrijk.

Werkervaring

In augustus 2019 is Elieske beëdigd als advocaat. Tijdens haar studie heeft zij verschillende stages gelopen in de advocatuur en bij de Rechtbank Amsterdam. Daarnaast was Elieske onder meer actief als commissielid bij de faculteitsvereniging en als bestuurslid bij het Augustijns Theater. In 2018 heeft zij de theaterstichting Henk Speelt opgericht, een muziektheatercollectief in Leiden. Eerder behaalde Elieske haar propedeuse musicaltheater aan de Fontys Hogeschool voor de Kunsten.

Contact

Beursbengel: Uitspraken GFD over een recreatiehuisverzekering en rechtsbijstand

Beursbengel: Uitspraken GFD over een recreatiehuisverzekering en rechtsbijstand 665 509 Ekelmans Advocaten
Beursbengel vakblad verzekering
Leestijd: 4 minuten
Lesedauer: 4 Minuten
Reading time: 4 minutes
Expertise:

In Dossier Kifid van de Beursbengel 2019 / nr. 887 bespreekt Sanne van der Salm twee uitspraken van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening: één uitspraak rond een recreatiehuisverzekering en een uitspraak over een rechtsbijstandverzekering.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2019-546, 31 juli 2019

PRIMAIRE DEKKINGSBEPALING

Consument heeft bij Gevolmachtigde een recreatiehuisverzekering afgesloten. In de voorwaarden is, voor zover relevant, het volgende vermeld:

‘ONVOLDOENDE ONDERHOUD
6.13 Wij vergoeden geen schade door bevriezing. Wij vergoeden de schade wel:
– Als verzekerde kan aantonen dat hij het winterklaar maken van het recreatiehuis door een professioneel bedrijf heeft laten uitvoeren.
– Als het recreatiehuis centrale verwarming heeft die is aangesloten op het eerste gasnet en voldoende capaciteit levert om het recreatiehuis vorstvrij te houden en de verwarming valt door een storing uit.’

In het chalet van Consument is waterschade ontstaan. Het nadien opgemaakte expertiserapport concludeert dat bevriezing hiervan de oorzaak is geweest:

‘OORZAAK EN TOEDRACHT
Door vorst is een waterleiding tegen de buitenwand geknapt naast de ketel en is water in leidingen bevroren en is ook het waterreservoir van de toiletpot stuk geklapt.
(…) Het chalet betrekt gas vanuit een gasfles.
Volgens verzekerde was de thermosstaat ingeschakeld op vorstvrij en leidingen waren omwikkeld met elektradraad tegen bevriezing.’

Gevolmachtigde heeft de schadeclaim van Consument met een beroep op artikel 6.13 van de voorwaarden afgewezen.

Consument stelt zich op het standpunt dat Gevolmachtigde toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomst en vordert vergoeding van de schade ter hoogte van 9.995,81 euro. Consument voert hiertoe aan dat het chalet gedurende de winter zeer frequent werd gebruikt en om die reden niet winterklaar werd gemaakt. De vorstschade zou daarnaast zijn ontstaan door storing in de stromingschakelaar van de ketel van de verwarming. Bovendien was het chalet aangesloten op een gastank met voldoende capaciteit en zou de onderhavige schade ook zijn ontstaan wanneer het chalet, zoals vereist, zou zijn aangesloten op het gasnet.

De Commissie overweegt dat de voorwaarden als uitgangspunt gelden bij de beoordeling van de dekking. Aangezien niet wordt voldaan aan de gestelde vereisten waaronder wél dekking is voor schade door bevriezing, is de Commissie van oordeel dat de schade van Consument van dekking is uitgesloten. Duidelijk is immers dat het chalet niet winterklaar werd gemaakt en geen sprake is van een voor dekking vereiste aansluiting op het gasnet. De Commissie overweegt hiertoe dat artikel 6.13 van de voorwaarden een primaire dekkingsbepaling is en dat het een verzekeraar in beginsel vrij staat de grenzen aan te geven waarbinnen hij bereid is dekking te verlenen (zie HR 9 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV9435). Van afwijking hiervan kan slechts sprake zijn indien een beroep op een primaire dekkingsbepaling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht. Het ontbreken van het causale verband tussen het niet-voldoen aan de primaire dekkingsbepaling en de voorgevallen schade is echter geen omstandigheid die een beroep op artikel 6:248 lid 2 BW rechtvaardigt (zie ook Hof ’s-Gravenhage 11 december 2012, ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0887).

De Commissie wijst de vorderingen van Consument af.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2019-524, 23 juli 2018

BEDRIJFSMATIGE ACTIVITEITEN?

Consument heeft een particuliere rechtsbijstandverzekering gesloten. In de verzekeringsvoorwaarden is, voor zover relevant, het volgende bepaald:

‘WANNEER IS RECHTSHULP NIET VERZEKERD?
[…] Als een verzekerde een bedrijf, kantoor of praktijk heeft.
En het geschil heeft daarmee te maken. Bijvoorbeeld een geschil over een kapperszaak aan huis. Ook niet verzekerd als verzekerde iets onderneemt waarmee hij lijkt op een bedrijf.’

Consument doet een beroep op haar rechtsbijstandverzekering in verband met een geschil over een minipaard dat de wederpartij niet aan Consument wil afgeven. Rechtsbijstanduitvoerder heeft dit verzoek om rechtsbijstand afgewezen, omdat de activiteiten van Consument bedrijfsmatig zijn, althans lijken te zijn.
Consument kan zich hier niet mee verenigen. Een eerder geschil over de aankoop van een minipaard werd wél gedekt en het houden van minipaarden is slechts een hobby. Consument werkt fulltime in loondienst, staat niet ingeschreven bij de Kamer van Koophandel (kvK), maakt geen winst, verkoopt hengstenveulens enkel ter voorkoming van inteelt en zet haar hengsten slecht beperkt – veelal als vriendendienst – als dekhengst in.

Door Verzekeraar wordt vooropgesteld dat hij heeft beoogd particuliere activiteiten te verzekeren en niet activiteiten die de normale activiteiten van een particulier overschrijden. Of een activiteit de normale activiteiten van een particulier overschrijdt, wordt per situatie beoordeeld op grond van alle omstandigheden van het geval en op basis van de volgende (interne) indicatoren, die gedeeltelijk zijn gebaseerd op de informatie van de Kamer van Koophandel en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland:
– Hoeveel dieren heeft de verzekerde?
– Hoe vaak heeft verzekerde een nestje/laat verzekerde de dieren fokken?
– Heeft verzekerde (structurele) inkomsten uit het houden van de dieren?
– Voert verzekerde acquisitie met betrekking tot het betreffende risico?
– Wat is het schadeverloop?

Het is geen vereiste dat een verzekerde een bedrijf heeft, evenmin dat winst wordt gemaakt of dat daartoe oogmerk bestaat.

De Commissie overweegt dat het relevante artikel in de verzekeringsvoorwaarden in beginsel objectief moet worden uitgelegd, nu daarover tussen Verzekeraar en Consument niet onderhandeld is (zie HR 16 mei 2008, NJ 2008, 284 (Chubb/Dagenstaed). Vastgesteld wordt dat Consument geen bedrijf heeft, want zij staat niet ingeschreven in het register van de Kamer van Koophandel, heeft geen btw-nummer en doet geen aangifte van haar inkomsten bij de Belastingdienst. Dat sprake is van een hobby en de minipaarden slechts voor het plezier worden gehouden, wordt aannemelijk geacht, maar is niet relevant. Ingevolge de Voorwaarden ontbreekt dekking immers, wanneer verzekerde iets onderneemt waarmee deze lijkt op een bedrijf.

Voor de beoordeling hiervan sluit de Commissie aan bij de door de KvK gebruikte criteria. Op basis hiervan concludeert de Commissie dat Consument activiteiten ontplooit die vallen onder de uitsluiting. De minipaarden van Consument zijn meermaals als dekhengst ingezet en jaarlijks is sprake geweest van de verkoop van een minipaard. De hiervoor ontvangen bedragen kunnen niet worden aangemerkt als symbolisch. Daarnaast adverteert Consument en neemt zij daarmee deel aan het economisch verkeer.

Dat de normale activiteiten van een particulier worden overschreden, blijkt temeer uit het feit dat Consument over de activiteiten in de afgelopen jaren regelmatig een geschil bij Rechtsbijstanduitvoerder heeft gemeld (2015, 2016 en 2018). Nu verzekeraar onder de particuliere rechtsbijstandverzekering geen activiteiten heeft willen verzekeren die de normale activiteiten van een particulier overschrijden, mocht Rechtsbijstanduitvoerder het verzoek om rechtsbijstand afwijzen. De vordering van Consument wordt afgewezen.

Auteur

Waarom er advocaten zijn op aarde

Waarom er advocaten zijn op aarde 1000 465 Ekelmans Advocaten
Waartoe advocaten op aarde zijn
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute

Mr is het online platform en tijdschrift voor juristen dat bericht over actuele zaken in de juridische wereld. David de Knijff schrijft vanuit zijn ervaring als advocaat, onder meer bij de Hoge Raad, en als voormalig deken van de Haagse orde.

Als expert op het gebied van het vermogens- en procesrecht wordt hij vooral ingeschakeld door advocaten, curatoren en andere juridische professionals.

In dit blog spreekt David zijn zorgen uit over het feit dat de advocatuur haar nut moet bewijzen en aanwezigheid moet verklaren.

Auteur

Architect/constructeur en aannemer/bouwer in gelijke mate aansprakelijk

Architect/constructeur en aannemer/bouwer in gelijke mate aansprakelijk 2560 1709 Ekelmans Advocaten
Architect constructeur aannemer bouwer
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute

Een nieuw te bouwen school is voorzien van een stalen draagconstructie met betonnen vloeren. Onderdeel van het werk is een uitkraging van twee verdiepingen hoog, die gedragen wordt door vier stalen vakwerkspanten met diagonalen en boutverbindingen. Tijdens de bouw (ver)zakt deze uitkraging.

Onderzoek leert dat ‘slip in de boutverbindingen’ in de genoemde vakwerkspanten de oorzaak van de zakking is. De aannemer verhelpt de (ver)zakking/doorbuiging door de uitkraging op te vijzelen en de
boutverbindingen aan te passen. De procedure gaat over de vraag wie deze kosten moet dragen.

Klik hieronder voor de uitspraak van Raad van Arbitrage voor de Bouw  19-7-2018, No. 35772/36.020 rond dit geschil en de gastnoot die Frank Schaaf hierbij heeft geschreven.

Auteur

Eerste AVG-boete in Nederland voor ziekenhuis: Onnodige inzage patiënt-dossier

Eerste AVG-boete in Nederland voor ziekenhuis: Onnodige inzage patiënt-dossier 1920 1271 Ekelmans Advocaten
boete inzage patientdossier
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes
Expertise:

De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) heeft een Haags ziekenhuis een boete van €460.000 opgelegd op grond van de Algemene Verordening Persoonsgegevens (AVG). De AP deed onderzoek nadat het ziekenhuis zelf melding had gedaan van een datalek.

Uit het onderzoek bleek dat vele medewerkers van het ziekenhuis onnodig het medisch dossier van een bekende Nederlander hadden ingezien.

Een ziekenhuis moet alle technische en organisatorische maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat patiëntgegevens veilig zijn. De AVG bevat een aantal verplichtingen voor organisaties die op grote schaal bijzondere persoonsgegevens verwerken en dit als kerntaak hebben. In de zorg hebben organisaties vrijwel altijd als kerntaak het verwerken van bijzondere persoonsgegevens omdat zij medische gegevens verwerken. Regelmatige controle dient derhalve plaats te vinden om vast te stellen wie welk dossier raadpleegt. Daarnaast wijst de AP erop dat bij een goede beveiliging een authenticatie hoort waarbij ten minste twee factoren worden betrokken. Dit betekent dat de identiteit van een gebruiker op twee manieren wordt gecontroleerd voordat hij toegang krijgt tot een patiëntendossier, bijvoorbeeld met een code of een wachtwoord in combinatie met een personeelspas of pincode.

Onderzoek AP: Interne beveiliging niet op orde

De AP constateerde dat het ziekenhuis niet voldeed aan haar eigen beveiligingseisen. De logbestanden werden niet regelmatig beoordeeld en evenmin verliep de twee-factor-authenticatie correct. Volgens de AP was er geen sprake van een “passend beveiligingsniveau” zoals dat op grond van de AVG verplicht is.

De AP vindt het een “kwalijke” zaak dat een ziekenhuis de interne beveiliging van patiëntdossiers niet op orde heeft. Hierbij hoort volgens de AP dan ook een ferme boete. “De relatie tussen een zorgverlener en een patiënt hoort volstrekt vertrouwelijk te zijn, ook binnen de muren van een ziekenhuis. Het maakt daarbij niet uit wie je bent”, aldus de AP.

Om het ziekenhuis te dwingen de beveiliging van de patiëntdossiers te verbeteren legt de AP naast de bestuurlijke boete van €460.000 ook een last onder dwangsom op. Als het ziekenhuis de beveiliging niet voor 2 oktober 2019 op orde heeft, moet het ziekenhuis elke twee weken dat de overtreding voortduurt een dwangsom van €100.000 betalen, met een maximum van € 300.000.

Het ziekenhuis legt zich niet neer bij de uitspraak van de AP en gaat in beroep.

Heeft u vragen over de manier waarop uw organisatie de verplichtingen van de AVG heeft geregeld? Neemt dan contact op met Astrid van Noort van onze Privacy Desk.

Auteur(s)

Beursbengel: Uitspraken GFD over een bank- en hypotheekadvies

Beursbengel: Uitspraken GFD over een bank- en hypotheekadvies 665 509 Ekelmans Advocaten
Beursbengel vakblad verzekering
Leestijd: 4 minuten
Lesedauer: 4 Minuten
Reading time: 4 minutes
Expertise:

In Dossier Kifid van de Beursbengel 2019 / nr. 886 bespreekt Simone Eman twee uitspraken van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening: één uitspraak rond het advies van een bank en een uitspraak over het advies van een hypotheekadviseur.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2019-352, 17 mei 2019

VEILIG BANKIEREN

Consument heeft een motor gekocht van een buitenlandse particulier. Voordat hij de betaling deed, heeft hij een bankfiliaal bezocht. Consument stelt dat hij daar aan een medewerker van de Bank heeft gevraagd of het veilig was om het geld over te maken op de buitenlandse rekening van de verkoper. Volgens Consument heeft een medewerker van de Bank geantwoord dat dit een veilige manier van betalen was. Onder begeleiding van deze medewerker heeft Consument toen ter plekke de aankoopsom van 4.250 euro overgemaakt.

Omdat Consument niets hoorde van de verkoper heeft hij de Bank gebeld met de vraag of het aankoopbedrag kon worden teruggestort. De Bank heeft Consument geadviseerd drie dagen te wachten. Nadat ook die drie dagen waren verstreken en de verkopende partij nog steeds niet over de brug kwam, heeft de Bank Consument geadviseerd om aangifte te doen. Consument heeft dit gedaan.

De Bank heeft vervolgens contact gezocht met de buitenlandse bank van de ontvangende partij met het verzoek het geld terug te storten. De Bank heeft Consument daarop een mail gestuurd dat het voor de buitenlandse bank niet mogelijk was om het geld terug te storten omdat de betaalrekening van de ontvangende partij was beëindigd. In deze e-mail heeft de Bank Consument daarnaast een aantal tips gegeven om voortaan veiliger aankopen te doen via het internet.

Consument heeft vervolgens een klacht ingediend bij Kifid en vordert het aankoopbedrag terug. Hij stelt zich – kort gezegd – op het standpunt dat hij nou juíst naar de Bank is gegaan voor advies over veilig betalen en dat de (medewerker van de) Bank tekort is geschoten door hem niet te wijzen op veiligere alternatieven zoals dat later in de e-mail wél gedaan is. De Bank voert verweer.

De Commissie komt tot het oordeel dat niet is vast komen te staan dat de Bank Consument onjuist advies heeft verstrekt. Om tot toewijzing van de vordering te komen, is volgens de Commissie van belang dat vast komt te staan hoe het contact tussen de medewerker van de Bank en Consument is verlopen. De Bank heeft navraag gedaan bij diens medewerkers, maar die konden zich in dit verband niets meer herinneren. De Commissie sluit vervolgens aan bij artikel 150 Rv, waarbij zij overweegt dat het aan Consument is om – bij voldoende betwisting – te bewijzen dat het contact tussen hem en de medewerker van de Bank is verlopen zoals hij stelt.

Volgens de Commissie is wel voldoende vast komen te staan dat Consument naar de Bank is gekomen voor advies, maar slaagt Consument er niet in aannemelijk te maken dat de medewerker van de Bank hem ook daadwerkelijk onjuist heeft geadviseerd.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2019-359, 22 mei 2019

DE BANK EN HAAR ZORGPLICHT

Consument heeft zich laten adviseren door een hypotheekadviseur. Na advies en bemiddeling van de adviseur heeft de Bank Consument een aflossingsvrije hypothecaire geldlening zonder NHG van 186.000 euro verstrekt. Bij de hypotheekofferte die door de Bank aan Consument is verstrekt, heeft de Bank expliciet gemeld dat de offerte wordt aangeboden door tussenkomst van een bemiddelaar en dat de Bank Consument niet adviseert noch het advies van de bemiddelaar controleert.

Na enige tijd houdt Consument op met betalen van de hypotheektermijnen. Vanaf dat moment is er meerdere malen telefonisch en schriftelijk contact geweest tussen de Bank en Consument. Nadat het Consument niet lukt zijn huis onderhands te verkopen, verstrekt hij een volmacht aan de Bank om de verkoop van het huis over te nemen. Als ook dat niet lukt, gaat de Bank over tot executoriale verkoop. De woning is verkocht voor een bedrag van 137.000 euro. Consument blijft met een restschuld van 59.084,70 euro zitten en keert zich tot het Kifid.

Consument vordert van de Bank schade van 215.000 euro. Consument meent namelijk dat de Bank diens zorgplicht jegens Consument heeft geschonden. Volgens Consument heeft de Bank hem niet goed geïnformeerd over de eigenschappen van de verstrekte geldlening. Daarbij is er volgens Consument sprake van overkreditering en heeft de Bank de belangen van Consument niet voldoende in ogenschouw genomen bij de executie van het huis.

De Bank stelt zich – kort gezegd – op het standpunt dat zij haar zorgplicht jegens Consument niet heeft geschonden, dat er geen sprake is van overkreditering en dat zij in het executietraject de belangen van Consument niet uit het oog is verloren.

De Commissie is van oordeel dat op de Bank niet de plicht rustte om Consument te waarschuwen voor het feit dat het een aflossingsvrije geldlening zonder NHG betrof. Het was immers – zo oordeelt de Commissie – aan de adviseur om Consument daarover te adviseren.

Wel meent de Commissie dat er op de Bank altijd een bijzondere zorglicht rust, die meebrengt dat zij voorafgaand aan het sluiten van een overeenkomst tot hypothecair krediet met een consument gehouden is de aangevraagde financiering te toetsen, teneinde overkreditering van consumenten te voorkomen. Banken mogen in dat verband niet zonder meer afgaan op de gegevens die door de bemiddelaar worden verstrekt. In het onderhavige geval komt de Commissie evenwel tot het oordeel dat er van overkreditering geen sprake is.

Wat betreft het executietraject oordeelt de Commissie dat het de Bank in beginsel vrij stond om te bepalen dat zij tot executoriale verkoop over zou gaan op het moment en op de wijze zoals zij dat gedaan heeft. Deze bevoegdheid van de hypotheekhouder wordt evenwel begrensd doordat zij wel de maatschappelijke zorgvuldigheid jegens Consument in acht dient te nemen. Volgens de Commissie kwalificeert het feit dat Consument met een restschuld achterbleef in deze zaak niet als een dusdanige onzorgvuldigheid dat de Bank van executie af had moeten zien. In het onderhavige geval komt de Commissie dan ook tot het oordeel dat de Bank in het executietraject niet onzorgvuldig heeft gehandeld. De vordering van Consument wordt afgewezen.

Auteur

Nieuwe advocaat: Lieske de Vos

Nieuwe advocaat: Lieske de Vos 150 150 Ekelmans Advocaten
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute

Lieske is werkzaam bij Ekelmans & Meijer op de sectie Verzekering en Aansprakelijkheid en staat verzekeraars bij in uiteenlopende aansprakelijkheidskwesties.

Lieske heeft haar bachelor rechtsgeleerdheid behaald in 2017 aan de Universiteit van Utrecht. Ze volgde tijdens haar bachelor zowel het toga- als het notariële traject. Gedurende haar bachelor nam zij deel aan het honours programme (Utrecht Law College). In 2018 rondde Lieske de master ‘Privaatrechtelijke Rechtpraktijk’ met goed gevolg af.

Gedurende haar studie heeft Lieske verschillende stages gelopen bij grote advocatenkantoren. Ook vervulde zij de rol van voorzitter binnen het bestuur van de notariële studievereniging Vevanos. Na het behalen van haar master trad Lieske in dienst bij de Universiteit Utrecht als Docent Privaatrecht. Naast deze werkzaamheden zet Lieske zich in als bestuurslid van de Stichting Home of Hope.

Contact

Klaas Jan Visser spreker Legalink Trust & Private client groep in Frankfurt

Klaas Jan Visser spreker Legalink Trust & Private client groep in Frankfurt 1900 1357 Ekelmans Advocaten
Klaas Jan Visser-Ekelmans Advocaten
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute
Expertise:

Fiscalist Klaas – Jan Visser van Ekelmans & Meijer sprak op 17 juni bij de Legalink Trust & Private client groep in Frankfurt over immigratie van HNW individuals en de Nederlandse UBO wetgeving.

Veel advocatenkantoren, van het Verenigd Koninkrijk tot Spanje waren vertegenwoordigd.

Gastheer was het Duitse advocatenkantoor Rittershaus. Naast Klaas-Jan waren er sprekers uit Duitsland, Liechtenstein en Frankrijk .

Ekelmans & Meijer is actief lid van Legalink. Op alle rechtsgebieden waarop we actief zijn, laten we ons internationaal informeren en delen we onze expertise met andere leden van het netwerk.
Onze cliënten profiteren optimaal van ons netwerk en onze (internationale) know how.

Contact

The Obstacle Criterion

The Obstacle Criterion 150 150 Ekelmans Advocaten
Leestijd: 4 minuten
Lesedauer: 4 Minuten
Reading time: 4 minutes

Dutch healthcare insurers provide three types of insurance. Under the in-kind contracted care policy, the insurer reimburses the provided care received by contracted care providers.

The insured can however still receive health care from non-contracted care providers, but –in that case – under Dutch law – the insurer does not have to reimburse all the costs. The Dutch Supreme Court recently issued an important ruling on this matter.

In-kind-contracted care policies

Generally, Dutch healthcare insurers provide three types of insurance: in-kind contracted care policies, restitution non- contracted care policies and the combined policy.

Under the in-kind care policy, the insurer reimburses the care received by the insured provided by a care provider that the insurer has a contract with. The insured are not entitled to reimbursement of the costs of the care provided, but to the care itself.

The restitution non-contracted care policies on the other hand, reimburse the costs of care given by the insured’s care provider of his/her own choice. These policies are usually more expensive.

Lastly, there is the combined policy, which is a combination of the aforementioned policies.

The in-kind-contracted care policy is central to this article.

Reimbursement for non-contracted care

As mentioned before, the insured with an in-kind contracted care policy is entitled to healthcare. To meet the obligation to provide care under these policies, insurers enter into agreements with care providers about the care or service to be provided and the price to be charged for it. This way insurers try to achieve savings on healthcare costs.

The insured can however still receive health care from non-contracted care providers. In accordance with article 13 of the Dutch Health Insurance Act insurers must give the insured reimbursement for non-contracted care. The insurers determine the amount of this reimbursement, as long as the reimbursement isn’t so low that it constitutes an obstacle for the insured to turn to a non-contracted health care provider of his/her choosing.

The court of appeal held that a general reimbursement of 75-80% of the market rates was regarded as a widely accepted practice standard of how low a reimbursement may be to not constitute an obstacle to be free in the choice of a care provider.[1] This judgment of the Court of Appeal has been upheld by the Dutch Supreme Court in2014.[2]

Despite that, a non-contracted healthcare provider tried his luck again and brought a case all the way before the highest Dutch Court. On June 7th 2019, The Dutch Supreme Court ruled on the matter.

Dutch Supreme Court Judgment on obstacle criterion

In this case, the insurer reimbursed 75% of the market rates for the healthcare provided by this particular healthcare provider. The healthcare provider, however, argued that this system was not fair. He maintained the opinion that the insurer was acting in breach of the ‘obstacle criterion’ enclosed in article 13 of the Dutch Health Insurance Act. Also, he took the position that the ‘obstacle criterion’ precludes a generic discount. Therefore, the healthcare provider was of the opinion that the insurer was only entitled to deduct a small amount for the extra administrative acts they had to carry out as a result of not having a contract with this healthcare provider.

The Dutch Supreme Court considers that article 13 of the Dutch Health Insurance Act speaks in general terms of “a reimbursement to be determined by the health insurer”. Furthermore, the explanatory memorandum of that act shows – according to the Dutch Supreme Court -that the health insurer has a great deal of freedom to determine the amount of the reimbursement as long as they do not act contrary to the “obstacle criterion’ and as long as they use the same method of calculation for each insured person who requires the same form of care or service.

Therefore, the Dutch Supreme Court rules that neither the explanatory memorandum of the Dutch Health Insurance Act nor the text in article 13 of the Act support the view that a health insurer may only reduce the reimbursement for non-contracted care by the (average) extra (administrative) costs they had to carry out because of the absence of a contract with the concerned health provider. According to the Dutch Supreme Court the latter view would also undermine the legislators’ desired system of Dutch in-kind care policies that differentiate between contracted and non-contracted care. Accepting the view of the healthcare provider would mean that even with the use of non-contracted care there would still be a right to an almost complete reimbursement, which was not the intention of the legislator.

According to the Dutch Supreme Court the complaint that the ‘obstacle criterion’ generally opposes a generic discount can also not be supported by the explanatory memorandum of the Dutch Health Insurance Act. Whether and to what extent the ‘obstacle criterion’ precludes a generic discount in certain cases can only be determined on the basis of concrete facts and circumstances.[3]

Reimbursement of 75% not (necessarily) an obstacle

This ruling of the Dutch Supreme Court is in line with the previous case law. Therefore, the health insurer is (still) entitled to determinate how much they reimburse under an in-kind contracted care policy in case of health care provided by non-contracted healthcare providers as long as they do not act contrary to the ‘obstacle criterion’. A general Reimbursement of 75% of the market rates on its own, is considered not to be an obstacle for the freedom of choice of a care provider.

[1] Court of Appeal Den Bosch, July 9th 2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:2971.
[2] Dutch Supreme Court July 7th 2014, ECLI:NLHR:2014:1646.
[3] Dutch Supreme Court June 7th 2019, ECLI:NL:HR:2019:853.

Bron: Insurance Law Global

Auteur

Ekelmans Advocaten N.V. gebruikt noodzakelijke en analytische cookies om ervoor te zorgen dat onze website zo goed mogelijk functioneert en om het gebruik van onze website te analyseren en te verbeteren. Wij gebruiken geen cookies voor marketingdoeleinden. Lees hier meer over in onze privacyverklaring en cookieverklaring