Onze mensen

Hoe werkt schadevergoeding bij privacy schending?

Hoe werkt schadevergoeding bij privacy schending? 1900 1357 Ekelmans Advocaten
Anne-Mieke Dumoulin-Siemens-Ekelmans Advocaten
Leestijd: 3 minuten
Lesedauer: 3 Minuten
Reading time: 3 minutes
Expertise:

Bij overtreding van de privacyregels heeft de betrokkene recht op vergoeding van de geleden schade door de verantwoordelijke partij. In de AVG wordt het begrip ‘schade’ breed geïnterpreteerd. Het is de bedoeling van de AVG dat een betrokkene volledige en daadwerkelijke vergoeding van de door hem geleden schade ontvangt. Moeten ondernemingen zich nu wapenen tegen een overmaat aan claims van betrokkenen?

In het afgelopen jaar zijn in Nederland meerdere schendingen van het recht op bescherming van persoonsgegevens aan de rechter voorgelegd. Hoewel in ieder van deze procedures werd vastgesteld dat de regels van de AVG geschonden waren, hadden de respectievelijke betrokkenen alsnog aan te tonen dat zij schade hadden geleden. De beslissing over toekenning van schadevergoeding moet volgens de rechtspraak met inachtneming van zowel de AVG als het Nederlandse schadevergoedingsrecht worden genomen. De bewijslast die het Nederlandse schadevergoedingsrecht aan een betrokkene oplegt, maakt het voor hem of haar niet eenvoudig om schade als gevolg van een schending van de AVG vergoed te krijgen.

Nederlands schadevergoedingsrecht

Volgens Nederlands recht kan de betrokkene zowel materiële als immateriële schade vorderen. Dat is makkelijker gezegd dat gedaan. De betrokkene zal allereerst zijn schade moeten concretiseren. Welke materiële schade is geleden? Ervaart de betrokkene stress als gevolg van de gedachte dat zijn gelekte data kunnen worden misbruikt? Of is er sprake van reputatieschade? Daarnaast is er de vraag hoe hoog de schade is. Hoe begroot je bijvoorbeeld reputatieschade? Ten derde staat de betrokkene voor de taak het causaal verband aan te tonen tussen de door hem geleden schade en de schending van de AVG door de verantwoordelijke.

Schending AVG in andere landen

In andere landen wordt anders met AVG-schade omgegaan. Zo is recent in Engeland schadevergoeding toegewezen zuiver en alleen wegens schending van de AVG. De rechter overwoog in deze kwestie dat de betrokkene recht heeft op een vergoeding ook wanneer er geen schade aangetoond kan worden.

Er is wat voor te zeggen dat de enkele schending van de verplichtingen uit de AVG voldoende zou moeten zijn voor de conclusie dat de schade van een betrokkene moet worden vergoed. Zo is artikel 82 AVG immers geformuleerd: overtreding van de privacyregels in de AVG leidt tot een recht op schadevergoeding voor de betrokkene.

Past de Nederlandse rechter de AVG correct toe?

Hoe verhoudt zich de risicoaansprakelijkheid in de AVG met de schuldaansprakelijkheid in het Nederlandse recht? Is het nu zo dat de betrokkene via het nationale recht een ‘volledige en daadwerkelijke’ vergoeding ontvangt van de door hem wegens schending van de AVG geleden schade? Dat is immers de bedoeling van de AVG. Een antwoord op deze vraag moet worden gegeven door het Europees Hof van Justitie. Het Hof kan zich daarover pas uitspreken, nadat de nationale gerechten prejudiciële vragen aan het Hof hebben gesteld.

Collectieve actie en schuldaansprakelijkheid AVG

De Wet afwikkeling massaschade collectieve actie die per 1 januari 2020 in werking is getreden, maakt het mogelijk in een collectieve actie schadevergoeding wegens schending van de AVG te vorderen. Voordelen van een collectieve actie zijn dat de vaak hoge kosten kunnen worden gedeeld en dat betrokkenen experts kunnen inhuren om de omvang van de schade en het causaal verband in kaart te brengen. Via een collectieve actie kan de druk op de verantwoordelijke worden verhoogd, hetgeen ertoe kan leiden dat deze sneller bereid is een buitengerechtelijke regeling te treffen.

Echter, evenals in een individuele procedure zullen de betrokkenen ook in een collectieve actie hun schade moeten concretiseren, de omvang daarvan moeten bewijzen en het causaal verband moeten aantonen.

Risico op massaclaims wegens schending AVG beperkt

Moeten ondernemingen serieus rekening gaan houden met (massa)claims van betrokkenen wegens schending van de AVG? Het risico daarop lijkt beperkt, zolang de rechters in Nederland bij schendingen van de AVG de ‘volledige en daadwerkelijke’ vergoeding blijven vaststellen met inachtneming van het Nederlandse schadevergoedingsrecht. Dit neemt niet weg dat bedrijven hun verplichtingen met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens serieus moeten nemen. Voorkomen is nog altijd beter dan genezen.

Wilt u meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met onze Privacy Desk.

Auteur

Aktuelles

Unclear clauses in a bourse policy

Unclear clauses in a bourse policy 150 150 Ekelmans Advocaten
Leestijd: 3 minuten
Lesedauer: 3 Minuten
Reading time: 3 minutes

This article will discuss in which way an unclear clause in a bourse policy, concluded on the Dutch insurance bourse on the basis of co-insurance, should legally be determined. This is relevant because the insurer and the policyholder at the bourse usually do not discuss the policy wording, but rather use a wording that is often used at the bourse.

This topic is recently discussed in an opinion of the Procurator-General of the Dutch Supreme Court in a case in which Ekelmans represented the insurers in the Supreme Court trial.

Bourse policies

In the Netherlands, insurance is taken out either directly from an insurance company (on the basis of a company policy) or with the help of a broker through the Dutch insurance bourse (on the basis of a so called bourse policy). These different insurance products follow different rules whenever there is a dispute concerning the meaning of the policy wording at hand. Bourse policies are mainly taken out for grave and complex risks when coverage is not provided by just one insurer, but by multiple insurers. In the Netherlands this is often called co-insurance. An example might be the insurance of a big ship.

Usually, a professional bourse broker assists the future policyholder. Therefore, the policy between the insured and the insurer is mainly formed through negotiations between the insurer and the intermediary bourse broker. In co-insurance, the policyholder concludes an individual agreement with each participating insurer, always for the percentage the concerning insurer has accepted the risk for.

Thus, the professional bourse broker, acting as an intermediary on behalf of the aspiring-policyholder, offers the insurable risk(s) to the bourse insurer. A distinctive feature of a bourse policy is that the policy is concluded within a circuit of professional bourse brokers and insurers and that the policy wording is concluded through negotiations between these professional bourse brokers and insurers.

Explanation of an unclear clause

Within this framework, it is important to understand how an unclear wording should be interpreted in the event of a conflict.

In the case Chubb/Dagenstead (2008) The Dutch Supreme Court ruled that for the interpretation of a policy wording concluded on the insurance bourse, the focus should particularly be on the phrasing of the clauses and related comments, in light of the policy wording as a whole.

Recently, Ekelmans has assisted insurers at the Dutch Supreme Court in such a dispute with the insured. The case concerned a policy wording that was concluded on the insurance bourse on the basis of co-insurance. The Procurator-General of the Dutch Supreme Court argued that – besides the phrasing of a clause – judges should specifically take note of:

  • the meaning of the used term(s) in common speech;
  • the meaning of the used term(s) in a specific setting, for example the meaning of the term(s) within the insurance bourse circles;
  • the purpose of the specific clause and the nature of the insurance;
  • the ‘plausibility of the legal consequences to which various text interpretations could lead’ in case the phrasing of the clause offers (too) little grip for the case.

Knowledge of the bourse broker

Furthermore, the (assumed) knowledge of the bourse broker who represented the insured can also affect the interpretation of the wording . The legal allocation of the (assumed) knowledge of the bourse broker regarding the meaning of the product or the clause to the insured is not only based on the fact that a bourse broker (as a representative of the policyholder) concludes the insurance agreement on behalf of the policyholder, but also on the fact that the policy conditions are (mainly) the outcome of negotiations within bourse circles. This implies that the (assumed) knowledge of the bourse broker on the matter at hand can be hold against the policyholder whenever interpretation of an unclear wording needs to be established in a Dutch court of law.

Bron: Insurance Law Global

Auteur

Aktuelles

Vers van de pers: De zorgverzekering

Vers van de pers: De zorgverzekering 2560 1920 Ekelmans Advocaten
Boek De Zorgverzekering
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes

De eerste druk van het boek ‘De Zorgverzekering’ van Jan Ekelmans is zojuist verschenen. Vanmiddag overhandigt Jan het eerste exemplaar aan Petra van Holst, algemeen directeur van Zorgverzekeraars Nederland. Het boek is te bestellen via Boom Juridisch.

Markt met 80 miljard omzet

In dit boek brengt Jan Ekelmans het speelveld van de zorgverzekering laag voor laag in kaart. Met het boek in de hand kunnen zorgverzekeraars, zorgaanbieders, toezichthouders, consumenten en hun adviseurs beter en sneller kiezen wat hen te doen staat. En: met meer plezier!

De verzekerde gezondheidszorg is een markt met 80 miljard omzet. In kaart brengen wat daar gebeurt, is een uitdaging. Dit boek pakt die uitdaging op. Met een focus op vier thema’s: de verschillende verzekeringen (de zorgverzekering, de verzekering onder de Wet langdurige zorg en de aanvullende verzekering), de rechtsverhouding tussen zorgaanbieder en zorgverzekeraar, de bescherming van privacy en de mogelijke doorbreking daarvan én het toezicht op naleving door zorgverzekeraars met controles en fraudeonderzoeken en de aan de uitkomsten van die onderzoeken te verbinden gevolgen.

Praktische aanpak

Het boek heeft een praktische aanpak met aandacht voor gezichtspunten voor te nemen beslissingen, praktijkvoorbeelden, toekomstige ontwikkelingen en bronnen voor verdieping en verdere toepassing. Het bevat een schat aan feitelijke en juridische informatie die niet eerder zo vergaard, geordend en toegankelijk gemaakt is.

Over de auteur

Jan Ekelmans is advocaat en partner bij Ekelmans & Meijer advocaten. Hij wordt beschouwd als een autoriteit op het gebied van verzekeringsrecht in Nederland. Verzekeraars vragen hem om advies bij complexe en politiek gevoelige zaken. Jan was jarenlang raadsheer-plaatsvervanger in het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en lid van de adviescommissie die het parlement en de regering adviseert over burgerlijk procesrecht. Zijn uitgebreide ervaring met het zorgverzekeringsrecht stelt hem in staat om een helder overzicht te geven van het juridische zorglandschap in Nederland.

Contact

Aktuelles

Enquêteprocedure – mag de beheerder van de aandelen deze verkopen?

Enquêteprocedure – mag de beheerder van de aandelen deze verkopen? 1900 1357 Ekelmans Advocaten
Anne-Mieke Dumoulin-Siemens-Ekelmans Advocaten
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes
Expertise:

De Ondernemingskamer is recent teruggekomen van haar eerdere opvatting dat een beheerder van aandelen bevoegd is alle aan de aandelen verbonden rechten uit te oefenen. De veronderstelde beschikkingsbevoegdheid van de beheerder was stof tot discussie en leidde tot kritische reacties. Het is goed dat de Ondernemingskamer nu duidelijkheid schept.

Aandelen in beheer

De Ondernemingskamer bij het Gerechtshof Amsterdam kan in een enquêteprocedure de aandelen in de vennootschap in beheer geven bij een derde. Dit is een van de mogelijke tijdelijke voorzieningen die de Ondernemingskamer kan treffen wanneer zij vindt dat de vennootschap of het onderzoek naar de misstanden daarmee gebaat is. Hoofdzaak is dat op korte termijn rust wordt gebracht in de verhoudingen tussen de betrokkenen bij de vennootschap (meestal de aandeelhouders en de bestuurders).

Welke bevoegdheden heeft de beheerder van de aandelen? Het is wel duidelijk dat de beheerder, met uitsluiting van de aandeelhouder, het vergaderrecht en het stemrecht op de aandelen uitoefent. Tot voor kort vond de Ondernemingskamer dat de beheerder bevoegd is alle aan de aandelen verbonden rechten uit te oefenen. De beheerder mocht de aandelen bijvoorbeeld ook certificeren. Dat is een vergaande bevoegdheid. Critici zeggen dat de beheerder daarmee de eigendomsrechten van de aandeelhouder schendt.

Bevoegdheden beheerder

De Ondernemingskamer is inmiddels teruggekomen van haar opvatting dat een beheerder beschikkingsbevoegd is ten aanzien van de bij hem in beheer gegeven aandelen. In twee uitspraken uit 2019 beslist de Ondernemingskamer dat de beheerder alleen het beheer over de aandelen verkrijgt, maar niet bevoegd is die aandelen van de hand te doen. Kort gezegd, blijven de verschillende vermogensrechten (zoals certificering en verkoop) ten aanzien van de aandelen bij de aandeelhouder. Alleen de vennootschappelijke rechten (zoals vergaderrecht en stemrecht) komen toe aan de beheerder. In mijn noot onder de uitspraak van de Ondernemingskamer van 8 juli 2019 besteed ik aandacht aan deze kwestie.

Tijdelijke basis

De nieuwe opvatting van de Ondernemingskamer schept duidelijkheid. Een en ander betekent echter niet dat het tijdelijk karakter van de voorziening en de bescherming van het eigendomsrecht van de aandeelhouder aan belang inboet. In een enquêteprocedure mogen de aandelen nog steeds alleen op tijdelijke basis in beheer worden gegeven en deze voorziening moet proportioneel zijn ten opzichte van het beoogde doel van de maatregel.

Auteur(s)

Aktuelles

Waartoe advocaten op aarde zijn

Waartoe advocaten op aarde zijn 1000 465 Ekelmans Advocaten
Waartoe advocaten op aarde zijn
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute

“Waartoe advocaten op aarde zijn. Is het procesmonopolie rijp voor afschaffing?”

Dit was de titel van een inleiding die David de Knijff heeft voorgedragen op de Najaarsbijeenkomst van de Nederlandse Vereniging voor Procesrecht (NVvP) met het thema ‘De staat van de rechtspraak’, gehouden op 13 december 2019 bij Van Doorne in Amsterdam.

Interesse in zijn toespraak?

U kunt  hier waartoe-advocaten-op-aarde-zijn downloaden.

Auteur(s)

Aktuelles

Beursbengel: Uitspraken GFD over algemene voorwaarden en twee tuinvazen

Beursbengel: Uitspraken GFD over algemene voorwaarden en twee tuinvazen 665 509 Ekelmans Advocaten
Beursbengel vakblad verzekering
Leestijd: 5 minuten
Lesedauer: 5 Minuten
Reading time: 5 minutes
Expertise:

In Dossier Kifid van de Beursbengel 2019 / nr. 890 bespreken we twee uitspraken van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening: één rond de algemene voorwaarden op een polisblad en een rond het vraagstuk of 2 vazen een esthetische eenheid vormen.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2019-763, 2 oktober 2019

ESTHETISCHE EENHEID

Op 11 januari 2018 is door toedoen van een derde schade ontstaan aan één van twee identieke tuinvazen met buxus-decoratie van Consument. De vaas is onherstelbaar beschadigd en dient te worden vervangen.

Gevolmachtigde heeft de (rest)waarde van de beschadigde tuinvaas uitgekeerd om Consument terug te brengen in de vermogenssituatie waarin hij verkeerde vóór de schadeveroorzakende gebeurtenis. Consument stelt daarmee echter niet geheel teruggebracht te zijn in de toestand, zoals die zou zijn geweest, indien de schadeveroorzakende gebeurtenis niet zou hebben plaatsgevonden. Consument meent dat Gevolmachtigde niet enkel de beschadigde tuinvaas dient te vergoeden, maar ook de onbeschadigde vaas. De twee tuinvazen vormen namelijk als set een esthetische eenheid. Vervanging van één van de vazen zou volgens de Consument leiden tot kleurverschil. Consument vorderde daarom dat Gevolmachtigde overgaat tot vergoeding van zowel de beschadigde als van de onbeschadigde tweede vaas, 1.870 euro per stuk.

Consument legt hieraan ten grondslag dat Gevolmachtigde gehouden is beide tuinvazen te vergoeden, zodat hij in de toestand wordt gebracht waarin hij vóór de schadeveroorzakende gebeurtenis verkeerde (artikel 6:109 lid 1 BW). Consument heeft gesteld dat vervanging van één vaas zal leiden tot een kleurverschil, omdat de oude en de nieuwe vaas niet gelijktijdig zullen verkleuren. Gevolmachtigde stelt dat geen sprake is van een functionele eenheid en dat de nieuwe tuinvaas na verloop van tijd ook zal verkleuren.

Vaststaat dat de wederpartij schade heeft veroorzaakt aan één van de twee tuinvazen van Consument. Nu Gevolmachtigde zich heeft beroepen op de uitsluiting van de dekking voor de onbeschadigde tuinvaas, is het aan hem om aan te tonen dat vergoeding hiervan niet binnen de dekking valt. De Commissie is van oordeel dat Gevolmachtigde onvoldoende gemotiveerd de stelling van Consument heeft betwist.

De stelling dat de nieuwe tuinvaas zal verkleuren, waarmee het kleurverschil wordt opgeheven, is niet nader onderbouwd door Gevolmachtigde. De Commissie stelt daarenboven dat uit de overgelegde foto’s van Consument duidelijk het kleurverschil tussen de vazen blijkt. Daarnaast gaat Gevolmachtigde eraan voorbij dat de twee tuinvazen als set dienen en daarom niet los van elkaar gezien kunnen worden.

De Commissie oordeelt dat is komen vast te staan dat vervanging van één van de twee vazen zal leiden tot het verbreken van deze esthetische eenheid. Daarnaast is niet gesteld of gebleken dat Consument op basis van de geldende voorwaarden uitsluitend aanspraak kan maken op vergoeding van het herstel van het direct beschadigd onderdeel. De Commissie oordeelt derhalve dat de vordering van Consument wordt toegewezen en Gevolmachtigde ook de niet-beschadigde vaas met buxus-decoratie moet vergoeden.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2019-739, 30 september 2019

ALGEMENE VOORWAARDEN VIA POLISBLAD?

Consument heeft bij een motorwinkel een motorfiets gekocht en in die motorwinkel via Gevolmachtigde van verzekeraar een Verzekering voor zijn motorfiets afgesloten, die onder meer dekking biedt voor het diefstalrisico. In artikel 15 lid 2 van de Voorwaarden Motorverzekering, is één van de stallingseisen voor de motor gesteld:
‘2. De motor met het ART categorie 4 of 5 goedgekeurd motorslot, dient (indien mogelijk) ook met de vaste wereld (aard- of nagelvast) bevestigd te zijn of binnen te worden gestald.’

Bij prolongatie van de verzekering na het eerste verzekeringsjaar, zijn de stallingseisen vermeld in een clausule op het polisblad, in plaats van in de voorwaarden van de Verzekering. Gevolmachtigde heeft de brief met het nieuwe polisblad naar het oude adres van Consument toegestuurd, aangezien Consument was verhuisd en zijn nieuwe adres niet aan Gevolmachtigde had doorgegeven.

De motorfiets van Consument wordt in de nacht van 2 op 3 augustus 2018 gestolen. De schade van consument bedraagt 4.000 euro. Gevolmachtigde heeft vergoeding van de diefstalschade geweigerd, omdat Consument niet had voldaan aan de stallingseisen, door de motor bij het stallen niet te bevestigen met de vaste wereld.

Gevolmachtigde heeft niet aangetoond dat de Voorwaarden Motorverzekering vóór of bij het sluiten van de verzekering aan Consument ter hand zijn gesteld. De stelling dat Gevolmachtigde de voorwaarden altijd bij de e-mail met het aanvraagformulier meestuurde, is gezien de betwisting van de ontvangst door consument, onvoldoende. Evenmin is voldoende dat op het aanvraagformulier staat: ‘Door ondertekening verklaar je dat deze verzekering volgens het premietarief en volgens onze voorwaarden wenst aan te gaan.’

Het citaat ziet op de toepassing van ‘onze voorwaarden’ op de verzekering, maar dit zegt niets over welke voorwaarden dat zijn en dit zegt ook niet dat de Voorwaarden Motorverzekering tijdig ter hand zijn gesteld.

Gevolmachtigde heeft de gelding van de stallingseisen ook gebaseerd op het polisblad dat hij ter gelegenheid van de prolongatie aan Consument heeft verstrekt. In zijn brief aan Consument van 17 juli 2018 staat: ‘De stallings- en beveiligingseisen welke u gewend bent blijven van toepassing en vindt u terug op de achterzijde van het bijgevoegde polisblad.’

Dat Consument die brief niet heeft ontvangen, komt voor zijn rekening, omdat hij heeft nagelaten Gevolmachtigde van zijn verhuizing op de hoogte te brengen. Op grond van het bepaalde in artikel 7:933 lid 1 BW mocht Gevolmachtigde bij de verzending van de brief uitgaan van de laatste aan hem bekende woonplaats.

Desalniettemin leidt de brief van 17 juli 2018 met het polisblad en de daarop vermelde clausule met de stallingseisen er niet toe dat de stallingseisen op de Verzekering van toepassing zijn. De stallingseisen konden niet van toepassing blijven, omdat die voordien van toepassing waren. De toezending van het polisblad waarop de clausule met de stallingseisen is vermeld, brengt niet mee dat Consument deze clausule heeft aanvaard. Uit het stilzwijgen van Consument naar aanleiding daarvan mocht Gevolmachtigde evenmin afl eiden dat Consument instemde met de toepasselijkheid van de clausule.

De vraag of Consument heeft voldaan aan de stallingseisen hoeft de Commissie dus niet te beantwoorden omdat de stallingseisen niet van toepassing zijn. In het verlengde daarvan kan Gevolmachtigde dekking van de diefstalschade ook niet weigeren met een beroep op de stallingseisen. De klacht van Consument is dus gegrond en zijn vordering zal worden toegewezen.

Meer weten over verzekeringsrecht?

U acteert in een snel veranderende wereld. Onze verzekeringsspecialisten kennen de details van uw markt. Uw werkterrein laat zich niet in één activiteit of in één juridisch deelgebied vangen. Daarom staan advocaten met verschillende aandachtsgebieden klaar om u te adviseren.

Ons team Verzekering behartigt de belangen van grote en gespecialiseerde verzekeraars en hun verzekerden. Wij houden ons bezig met aansprakelijkheidsrecht en verzekeringsrecht in de breedste zin van het woord en werken voor zorgverzekeraars, schadeverzekeraars en levensverzekeraars.

Astrid van Noort verzorgt module Beroepsziekten bij Leergang Personenschade

Astrid van Noort verzorgt module Beroepsziekten bij Leergang Personenschade 1400 1082 Ekelmans Advocaten
Astrid van Noort
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute

Partner Verzekering & Aansprakelijkheid Astrid van Noort verzorgt de module Beroepsziekten bij de Opleiding Leergang Personenschade Zwaar Letsel.

Tijdens de keuzemodule Beroepsziekten gaat Astrid van Noort in op de juridische regelgeving en jurisprudentie rondom de aansprakelijkheid voor beroepsziekten. Zij verzorgt de module samen met een arts, die de medische aspecten van beroepsziekten onder de loep neemt.

De opleiding Leergang Personenschade Zwaar Letsel is gericht op de kennis en vaardigheden die nodig zijn voor de correcte behandeling en afhandeling van schadedossiers personenschade zwaar letsel. Deze leergang is opgezet en wordt geactualiseerd in nauw overleg met de Adviesraad Leergangen Letselschade. De opleiding is ontwikkeld voor o.a. senior schadebehandelaars bij aansprakelijkheidsverzekeraars, schaderegelings- en expertisebureaus.

Contact

Aktuelles

Adriaan de Buck voorzitter Haagse voetbal- hockey- en cricketvereniging HBS

Adriaan de Buck voorzitter Haagse voetbal- hockey- en cricketvereniging HBS 1400 1082 Ekelmans Advocaten
Adriaan de Buck
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute
Expertise:

Wij zijn vereerd dat onze kantoorgenoot Adriaan de Buck is benoemd als voorzitter van HBS, de Haagse vereniging voor voetbal, hockey en cricket. Een mooie bestuurlijke functie bij een bijzondere en oude vereniging.

HBS bestaat al sinds 1893, toen opgericht als “Football Club”. De eerste wedstrijden werden gespeeld op het Haagse Malieveld. Inmiddels telt de vereniging 2200 leden van alle leeftijden die voetballen, hockeyen en cricketen.

Adriaan voetbalt al sinds de jeugd bij HBS. Bestuurlijk is hij verder actief in de sport als Secretaris Raad van Commissarissen ADO Den Haag.

Adriaan “Houdt Braef Stant” bij Ekelmans & Meijer advocaten. Daar heeft hij als advocaat partner de leiding over de sectie Ondernemingsrecht: een (internationale) transactiepraktijk op het terrein van fusies en overnames en ondernemingsrechtelijke procespraktijk. Daarnaast trekt hij de praktijkgroep Sportrecht.

We wensen hem veel plezier met deze mooie professionele en sportieve combinatie!

Contact

Aktuelles

A step into the Dutch world of product liability: subrogation claims

A step into the Dutch world of product liability: subrogation claims 150 150 Ekelmans Advocaten
Leestijd: 5 minuten
Lesedauer: 5 Minuten
Reading time: 5 minutes

The basis of liability in case of a defective product

In case of a defective product that causes damage, the liability of the producer can be based on:

  • Strict liability for defective products (art. 6:185 – 191. DCC). This regulation is the implementation of The European Product Liability Directive of June 1985.
  • General tort liability (article 6:162 DCC). This liability is a fault-based liability.
  • Contractual liability (article 6:74 DCC). If there is a breach of a contract, according to article 6:74 DCC, a party can be held liable for a defective product.

It is self-evident that the claim of the insurer against the producer based on subrogation cannot be based on contractual liability since the insurer and the producer do not have any contractual obligations against each other.

Furthermore, according to article 6:197 DCC, insurers who pay compensation in a product liability case, have no subrogated claim for indemnity against the producer under the Product Liability Directive. Consequently the only bases for liability of the producer in case of subrogation is the general tort liability.

General Tort Liability

General principles

The general principle of Dutch tort liability is contained in article 6:162 DCC. This basic tort rule is one of negligence. Under Dutch general tort law the plaintiff will have to prove all the elements of the claim, namely: the unlawful act, the damage, and the causal connection between those two. Furthermore, contrary strict liability, the insurer has to argue convincingly that the unlawful act is attributable to the producer.

Unlawful act and the notion of a defective product

According to art. 6:186 DCC a product is defective if it does not offer the safety which a person is entitled to expect, taking all circumstances into account, including the presentation of the product, the use to which it could reasonably be expected to be and the time it was put into circulation. The question is if a defective product is considered to be unlawful in the framework of 6:162 DCC.

The Dutch Supreme Court ruled that a product is defective under 6:162 DCC if it does not offer the safety a user is entitled to expect, given the circumstances of the case. Therefore, the Dutch Supreme Court uses a similar definition under general tort law as for a defective product under the Product Liability Directive.

In principle it is up to the plaintiff to proof that the product is defective, however, a reversal of this burden of proof is possible. The Dutch Supreme Court considered in the Leebeek/Vrumona landmark case that if a plaintiff proves that damages occurred while the product was being used in a normal fashion, that state of affairs would lead to the factual presumption that the damage must have been caused by a defect in the product. It is then up to the producer to rebut this presumption.

Culpability

Contrary to strict liability, it is not sufficient that a defective product leads to liability of the producer under general tort law. The unlawful act (defective product) must also be attributable to the defendant. The Dutch Supreme Court has never accepted strict liability for defective products based on general tort law, however as set out above the burden of proof with respect to fault has more or less been shifted to the defendant. Whether or not the subrogated insurers also have the benefit of a shifted burden of proof with respect to fault is still an unsettled issue.

In the case Du Pont/Hermans the Dutch Supreme Court decided:
”Due to the nature of the unlawful act, the question whether the producer was at fault, can only be answered in the light of the circumstances to be stated by the producer.”

In the Rockwool case the Supreme Court defined the duty of care of a producer:
“Generally a producer will have to take all measures reasonably required, as a prudent manufacturer, to prevent damage caused by the product which is marketed. The producer of a new product, or a product that has been altered, has a duty to ascertain which effects the product has when used for foreseeable purposes.’’

Apart from this, The Dutch Association of Insurers (‘’Verbond van Verzekeraars’’) has imposed a restriction on this principle. If the insurer is a member of the Dutch Association of Insurers, the insurer is bound by the Regulation Subrogated Fire Insurers 2014 (‘’Bedrijfsregeling Brandregres 2014’’). Article 2 of this regulation states that the right of subrogation against non-individuals (companies) can only be exercised “if the liability is related to a negligent act” (‘’onzorgvuldig handelen’’).

There is much debat about the interpretation of the concept ‘’negligent act’’. In my opinion, the most obvious explanation is that there must be a culpable action. This explanation is also in line with the explanatory notes of the Regulation.

So the question of culpability under general tort law is answered on the basis of the circumstances invoked by the producer. If the insurer is a member of the Dutch Association of Insurers, the Regulation plays an important role in this since the definition of culpability is restricted by this regulation.

Causal connection

According to 6:162 DCC the plaintiff will have to prove causal connection between the unlawful act and the damages suffered.

However, also in the field of causation the courts have come to the aid of plaintiffs. A new rule on the burden of proof has gained momentum in recent years. It states that in case a wrongful act consists of a breach of a safety standard and the purpose of this standard is to prevent damages as suffered, the courts will consider the causal link established, unless the producer can prove that abiding by the safety standard would not have prevented the damage from occurring.

Recoverable damage

The rules of compensation are laid down in art. 6:95-110 DCC. There are no specific rules limiting compensation according to the type of injury in products liability cases based on general tort law. This means that not only physical harm and damage to property is recoverable under Dutch law, but also pure economic loss.

A successful appeal to general tort law

In the context of product liability, a subrogated insurer cannot rely on strict liability or contractual liability. Therefore, the only bases for liability of the producer in case of subrogation is the general tort liability.

For a successful appeal to general tort law, the insurer has to prove the unlawful act, the culpability, the damage and the causal connection between the unlawful act and the damage. The Supreme Court uses the definition of defective product from the Product Liability Directive to answer the question whether or not an act is unlawful in the context of 6:162 DCC.

The disadvantage of the general tort liability regulation is that – contrary to strict liability – not only the unlawful act, damage and causal connection must be proven, but the unlawful act must also be attributable to the defendant. If the claiming subrogated insurer is bound by the regulations of the Dutch Associaton of Insurers, the requirement is even higher and requires a negligent act.

This makes the threshold for a successful claim for damages on the basis of general tort law higher than for a claim based on strict liability. This threshold can be nuanced due the fact that the court has the authority to order a reversal of the burden of proof. Whether or not the insurer will have the benefit of this shifted burden of proof is an unsettled issue though.

Bron: Insurance Law Global

Auteur(s)

Aktuelles

Specialist ondernemingsrecht en privacyrecht Anne-Mieke Dumoulin naar Ekelmans & Meijer

Specialist ondernemingsrecht en privacyrecht Anne-Mieke Dumoulin naar Ekelmans & Meijer 1900 1357 Ekelmans Advocaten
Anne-Mieke Dumoulin-Siemens-Ekelmans Advocaten
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute
Expertise:

Specialist ondernemingsrecht en privacyrecht Anne-Mieke Dumoulin-Siemens heeft zich per 1 december 2019 verbonden aan Ekelmans & Meijer advocaten. Zij werkte het afgelopen jaar als advocaat bij DLA Piper in Keulen. Weer in Nederland gaat zij de groeiende internationale corporate praktijk van Ekelmans & Meijer verder versterken.

Anne-Mieke heeft de afgelopen jaren in zowel Nederland als het buitenland cliënten begeleid bij ondernemingsrechtelijke en privacyrechtelijke vragen. Daarbij ontwikkelde Anne-Mieke haar Fingerspitzengefühl voor culturele aspecten binnen een organisatie. Deze ervaring in combinatie met haar juridische kennis maken Anne-Mieke tot een waardevolle aanwinst voor het groeiend aantal internationale cliënten dat Ekelmans & Meijer voor advies weet te vinden.

Anne-Mieke rondde haar Grotius specialisatieopleiding vennootschaps- en ondernemingsrecht cum laude af en is internationaal gecertificeerd privacy specialist (CIPP/E en CIPM).

Contact

Aktuelles

Ekelmans Advocaten N.V. gebruikt noodzakelijke en analytische cookies om ervoor te zorgen dat onze website zo goed mogelijk functioneert en om het gebruik van onze website te analyseren en te verbeteren. Wij gebruiken geen cookies voor marketingdoeleinden. Lees hier meer over in onze privacyverklaring en cookieverklaring