Onze mensen

Pim Lieffering starter van de week bij Mr.

Pim Lieffering starter van de week bij Mr. 1900 1357 Ekelmans Advocaten
Pim Lieffering-Ekelmans Advocaten
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute
Expertise:

Op Mr-online vertelt Pim Lieffering in de rubriek ‘starter van de week’ over zijn eerste weken bij Ekelmans & Meijer.

Vanaf de tweede week van zijn carrière werkt hij vanuit huis. Hij zegt hierover: “Ik had het geluk dat ik al twee maanden stage had gelopen bij Ekelmans & Meijer. Hierdoor had ik al veel contacten opgebouwd en was het wat makkelijker om in de eerste weken vanuit huis mijn kantoorgenoten te benaderen. Doordat ik regelmatig bel met mijn patroon en andere kantoorgenoten, is het allemaal wel goed te doen. Maar ik heb wel weer enorm veel zin om op kantoor te werken en al mijn kantoorgenoten te zien.”

Via Ekelmans & Meijer kreeg Pim daarnaast een interessante rol binnen het Haagse voetbal: “Ik ben door mijn patroon geïntroduceerd bij ADO Den Haag, waar ik als secretaris van de raad van commissarissen ben gestart.”

Lees het volledige interview met Pim op de website van Mr.

Contact

Aktuelles

Beursbengel: Uitspraken GFD over algemene voorwaarden

Beursbengel: Uitspraken GFD over algemene voorwaarden 665 509 Ekelmans Advocaten
Beursbengel vakblad verzekering
Leestijd: 5 minuten
Lesedauer: 5 Minuten
Reading time: 5 minutes
Expertise:

In Dossier Kifid van de Beursbengel 2020 / nr. 894 bespreekt Lieske de Vos twee uitspraken van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening: één uitspraak rond de algemene voorwaarden van een beleggings- en investeringsmaatschappij en een uitspraak rond de algemene voorwaarden van de Bank.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2020-272 d.d. 27 maart 2020

ICS NIET VERANTWOORDELIJK VOOR MISLUKTE BELEGGING

Consument houdt sinds 16 november 2016 een creditcard aan bij ICS. Consument heeft in totaal een bedrag van 11.700 euro overgeboekt met zijn creditcard naar een beleggings- en investeringsmaatschappij ter belegging in Forex en CFD’s. Op 31 juli 2019 heeft Consument aangifte gedaan van oplichting bij de politie. Op diezelfde dag heeft Consument ICS een brief gestuurd waarin hij – met een beroep op de van toepassing zijnde algemene voorwaarden – kenbaar maakt dat hij is opgelicht en verzoekt de gedane betalingen aan hem te vergoeden. ICS heeft dat verzoek afgewezen.

Consument doet een beroep op de aflevergarantie zoals opgenomen in artikel 17 van de Algemene Voorwaarden. Dit artikel luidt als volgt:

’17.1 Aflevergarantie: als een met uw Card betaald product niet op de afgesproken leverdatum is geleverd, betalen wij het aankoopbedrag aan u terug als aan de volgende twee voorwaarden is voldaan:

(a) u heeft zelf eerst zonder resultaat de Acceptant gevraagd om het product te leveren; en

(b) u heeft ons binnen drie maanden na de afgesproken leverdatum om terugbetaling van het aankoopbedrag gevraagd.’

Bovendien stelt Consument dat ICS de op haar rustende zorgplicht heeft geschonden, nu ICS Consument niet heeft gewaarschuwd voor het frauduleus handelen van het bedrijf waarmee Consument zaken deed.

De Commissie overweegt als volgt: De Commissie oordeelt allereerst dat geen beroep kan worden gedaan op artikel 17 van de Algemene Voorwaarden nu in de onderhavige zaak geen sprake is van een product dat op een afgesproken datum zou worden geleverd, aangezien het gaat om de levering van diensten. Daarnaast is niet komen vast te staan dat het bedrijf waarnaar Consument gelden heeft overgemaakt de overgeboekte bedragen niet heeft belegd en geen diensten heeft verleend. De Commissie wijst daarom het beroep van Consument op de aflevergarantie af.

Ten aanzien van het verwijt dat de op ICS rustende zorgplicht is geschonden, oordeelt de Commissie als volgt:

De rol van ICS als betaaldienstverlener is beperkt tot het optimaliseren van het betalingsverkeer. Op een betaaldienstverlener rust niet in het algemeen de plicht om betaaldienstgebruikers zoals Consument te waarschuwen op basis van een waarschuwing van een financieel toezichthouder, noch om overboekingen nader te onderzoeken of zelfs niet uit te voeren. Niet is komen vast te staan dat ICS op de hoogte was dat de gelden werden overgemaakt naar rekeningnummers van een frauderende beleggingsinstelling, althans dat is niet gesteld noch gebleken. ICS had daarvan ook niet op de hoogte hoeven te zijn, omdat zij niet verplicht is de persoon of maatschappij achter het rekeningnummer te controleren. Tevens hoeft ICS als betaaldienstverlener niet op de hoogte te zijn van waarschuwingen van financieel toezichthouders. Dit zou anders kunnen zijn als ICS de rol van beleggingsdienstverlener vervulde, waarvan hier geen sprake is.

Op grond van het voorgaande oordeelt de Commissie dat de klacht van Consument ongegrond is. De Commissie wijst de vordering af.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2020-255 d.d. 20 maart 2020

NALATIGHEID HEEFT EEN PRIJSKAARTJE

Consument heeft een betaalrekening bij de Bank, waarvoor hij een betaalpas heeft. Op deze overeenkomst zijn de Algemene Voorwaarden van de Bank van toepassing. Kortgezegd volgt uit de Voorwaarden dat de Bank het risico draagt wanneer de Bank zonder geldige opdracht een betaaltransactie uitvoert, tenzij Consument met opzet heeft gehandeld dan wel op grove wijze nalatig is geweest in de stipte naleving van de veiligheidsregels van de Bank.

Op 21 maart 2019 hebben er tussen 9.56 uur en 10.56 uur diverse betalingen en geldopnames met de betaalpas van Consument plaatsgevonden voor een totaalbedrag van 1.256,38 euro. De pincode werd telkens in één keer juist ingetoetst. Consument heeft de betaalpas op 21 maart 2019 om 11.14 uur laten blokkeren bij het filiaal van de Bank. Consument heeft vervolgens bij de politie aangifte gedaan van diefstal.

Consument vordert van de Bank een vergoeding ter waarde van 1.256,38 euro, verhoogd met wettelijke rente. Consument voert daarbij aan dat hij niet nalatig heeft gehandeld ten opzichte van de op hem rustende verplichtingen ten aanzien van het gebruik van de betaalpas. Bovendien voert Consument aan dat hij zo snel mogelijk het verlies van de betaalpas heeft gemeld bij de Bank. Aangezien Consument niet beschikt over internet of over het relevante telefoonnummer van de Bank, kon hij de betaalpas niet eerder blokkeren.

De Commissie overweegt als volgt:

Bij gebreke van instemming van Consument wordt een betalingstransactie volgens artikel 7:522 lid 2 BW als niet-toegestaan aangemerkt. Op grond van artikel 7:528 lid 1 BW moet de Bank in geval van een niet-toegestane betalingstransactie Consument onmiddellijk het bedrag van de niet-toegestane betalingstransactie terugbetalen. Volgens artikel 7:529 lid 1 BW draagt de betaler echter alle verliezen die uit niet-toegestane betalingstransacties voortvloeien, indien deze zich hebben voorgedaan doordat hij frauduleus heeft gehandeld of opzettelijk of met grove nalatigheid één of meer verplichtingen uit hoofde van artikel 7:524 BW niet is nagekomen. Volgens het eerste lid onder a van dat artikel moet de Consument de betaalpas gebruiken overeenkomstig de voorwaarden die op het gebruik daarvan van toepassing zijn. Eén van die voorwaarden is dat Consument ervoor moet zorgdragen dat hij de pincode die in combinatie met de betaalpas gebruikt wordt, geheim houdt. Een andere voorwaarde is dat Consument ervoor moet zorgen dat de betaalpas nooit door iemand anders gebruikt wordt.

Het is aan de Bank om te bewijzen dat sprake is van grove nalatigheid aan de zijde van Consument. Echter rust op Consument een verzwaarde stelplicht. Dat betekent dat Consument tenminste enig inzicht dient te geven in de wijze waarop de betaalpas en pincode in onbevoegde handen zouden kunnen zijn geraakt, zodat de Bank zich daarover een beeld kan vormen. Consument moet zo concreet mogelijk stellen en onderbouwen wanneer en op welke wijze hij gebruik heeft gemaakt van de betaalpas en de pincode, en daarbij ook zo goed mogelijk een verklaring geven voor de omstandigheid dat de betaalpas kennelijk in handen van derden is gekomen en de pincode kennelijk bij derden bekend is geraakt. Consument heeft geen verklaring gegeven hoe de betaalpas en pincode mogelijk in handen van een derde is gekomen.

Gelet op het feit dat de betwiste betalingstransacties zijn geauthenticeerd, door de Bank onweersproken is gesteld dat er geen sprake is geweest van een storing of technische problemen en dit ook niet uit de overgelegde stukken kan worden afgeleid, Consument geen verifieerbare verklaring heeft gegeven over hoe derden aan zijn betaalpas en pincode hebben kunnen komen, kan de Commissie niet anders concluderen dan dat Consument onvoldoende zorgvuldigheid heeft betracht, waardoor een derde in de gelegenheid is geweest om zich de betaalpas en de bijbehorende pincode van Consument eigen te maken. Dit leidt tot het oordeel dat moet worden aangenomen dat Consument een of meer verplichtingen voor het veilig gebruik van de betaalpas niet is nagekomen en derhalve grof nalatig is geweest.

De conclusie is dat Consument zelf én volledig aansprakelijk is voor de betalingstransacties. De Commissie wijst de vordering van Consument daarom af.

Meer weten over verzekeringsrecht?

U acteert in een snel veranderende wereld. Onze verzekeringsspecialisten kennen de details van uw markt. Uw werkterrein laat zich niet in één activiteit of in één juridisch deelgebied vangen. Daarom staan advocaten met verschillende aandachtsgebieden klaar om u te adviseren.

Ons team Verzekering behartigt de belangen van grote en gespecialiseerde verzekeraars en hun verzekerden. Wij houden ons bezig met aansprakelijkheidsrecht en verzekeringsrecht in de breedste zin van het woord en werken voor zorgverzekeraars, schadeverzekeraars en levensverzekeraars.

Interessante Duitse wetswijzigingen coronacrisis voor Nederlandse ondernemers

Interessante Duitse wetswijzigingen coronacrisis voor Nederlandse ondernemers 865 507 Ekelmans Advocaten
Duitse wetswijzigingen
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes
Expertise:

De corona-crisis leidt ook in Duitsland tot verschillende maatregelen. Er zijn twee wijzigingen in de Duitse wetgeving die ook interessant zijn voor Nederlandse ondernemers die een bedrijf hebben in Duitsland.

Bestuurders tijdelijk niet verplicht om eigen faillissement aan te vragen

Iedere bestuurder van een Duitse GmbH is naar Duits recht verplicht faillissement (insolventie) aan te vragen, indien hij tot de constatering komt, dat de vennootschap zijn rekeningen niet meer kan betalen. Hij is ook verplicht om faillissement aan te vragen bij Überschuldung, dat wil zeggen dat de verbintenissen van de vennootschap hoger zijn dan het vermogen, tenzij desondanks het voortbestaan van de onderneming naar alle waarschijnlijkheid te verwachten is.

Het faillissement moet na de constatering direct, maar uiterlijk binnen 3 weken worden aangevraagd. Gebeurt dit niet, is de bestuurder niet alleen strafbaar, maar ook persoonlijk tegenover de vennootschap aansprakelijk voor alle betalingen die na de constatering zijn gedaan.

Met het oog op de corona-crisis heeft de Duitse wetgever met een heel snel tot stand gekomen wet deze verplichting – in eerste instantie tot 30 september 2020 – opgeheven. Deze maatregel kan tot uiterlijk 31 maart 2021 verlengd worden. De maatregel geldt met terugwerkende kracht vanaf 1 maart 2020.

Dat de betalingsonmacht door de corona-crisis veroorzaakt is, wordt volgens de wet vermoed als de vennootschap op 31 december 2019 nog niet in betalingsonmacht verkeerde.

Digitale aandeelhoudersvergadering mogelijk

De Duitse wetgever heeft met het oog op de maatregelen in het kader van de corona-pandemie (beperking van vergaderingsrechten) met een heel snel tot stand gekomen wet bepaald, dat aandeelhoudersvergaderingen van vennootschappen, waar de aandeelhouders eigenlijk persoonlijk aanwezig moeten zijn, tijdelijk virtueel kunnen plaats hebben. Dat betekent dat ook zonder een desbetreffende regeling in de statuten het bestuur kan besluiten, dat de aandeelhouders elektronisch aan de vergadering kunnen deelnemen en hun stem afgeven.

Bovendien is de uitnodigingstermijn bij AGs (NV’s) op 21 dagen ingekort. Voorts heeft de vennootschap ook de mogelijkheid de aandeelhoudersvergadering in het gehele lopende boekjaar te doen plaats hebben en niet, zoals eigenlijk voorgezien, binnen 8 maanden na einde van het afgelopen boekjaar.

De wet is beperkt tot 31 december 2021.

Auteur(s)

Aktuelles

Beursbengel: Uitspraken GFD over een betalingstransactie en een aansprakelijkheidsverzekering

Beursbengel: Uitspraken GFD over een betalingstransactie en een aansprakelijkheidsverzekering 665 509 Ekelmans Advocaten
Beursbengel vakblad verzekering
Leestijd: 5 minuten
Lesedauer: 5 Minuten
Reading time: 5 minutes
Expertise:

In Dossier Kifid van de Beursbengel 2020 / nr. 893 bespreken we twee uitspraken van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening: één uitspraak rond een betalingstransactie in Polen en een uitspraak rond een aansprakelijkheidsverzekering.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2020-089, 31 januari 2020

DE BETWISTE BETALINGSTRANSACTIE IN POLEN

Consument heeft een betaalrekening bij de Bank. Daaraan is een betaalpas met een daarbij behorende pincode gekoppeld. Op de overeenkomst tussen Consument en de Bank is onder meer het Reglement Privérekeningen (hierna: Reglement) van toepassing.

Met de betaalpas van Consument is een betaling van 631,65 euro (hierna: de Betwiste Betalingstransactie) verricht in een nachtclub in Polen. Op 13 augustus 2019 heeft Consument bij de politie aangifte gedaan van oplichting en fraude met zijn betaalpas in de nacht van 17 op 18 juli 2019. Bij de Betwiste Betalingstransactie is direct de juiste pincode behorende bij de Betaalpas ingetoetst.

Consument stelt dat de Bank op grond van artikel 7:528 lid 1 BW aansprakelijk is voor het bedrag van de Betwiste Betalingstransactie, omdat Consument geen toestemming heeft gegeven voor de transactie en er geen tegenprestatie voor is geleverd. Bij gebreke van instemming van de betaler (i.c. Consument) wordt een betalingstransactie volgens artikel 7:522 lid 2 BW als ‘niet toegestaan’ aangemerkt. Consument stelt zich op het standpunt dat het gaat om een niettoegestane betalingstransactie en vordert dat de Bank wordt veroordeeld om 631,65 euro aan Consument te betalen.

De Commissie overweegt als volgt: Artikel 7:527 lid 1 BW bepaalt dat indien een betaaldienstgebruiker (Consument) ontkent dat hij met een uitgevoerde betalingstransactie heeft ingestemd, zijn betaaldienstverlener (de Bank) gehouden is het bewijs te leveren dat de betalingstransactie is geauthentiseerd, juist is geregistreerd en geboekt en niet door een technische storing of enig ander falen van de door de betaaldienstverlener aangeboden diensten is beïnvloed. De Bank heeft daartoe onweersproken gesteld dat geen sprake is geweest van een storing of van technische problemen. Daarbij draagt de Consument volgens artikel 7:529 lid 1 BW alle verliezen die uit niet-toegestane betalingstransacties voortvloeien, indien deze zich hebben voorgedaan doordat hij frauduleus heeft gehandeld of opzettelijk of met grove nalatigheid één of meer verplichtingen uit hoofde van artikel 7:524 BW niet is nagekomen.

De Commissie moet derhalve beoordelen of Consument ‘grof nalatig’ is geweest. Hoewel het in beginsel aan de Bank is om te bewijzen dat sprake is van grove nalatigheid aan de zijde van Consument, rust op Consument een verzwaarde stelplicht (zie Geschillencommissie Kifid 2019- 308 en Geschillencommissie Kifid 2019-733). Dat betekent dat Consument tenminste enig inzicht dient te geven in de wijze waarop de Betaalpas en pincode in onbevoegde handen zouden kunnen zijn geraakt, zodat de Bank zich daarover een beeld kan vormen. Consument kan hieromtrent niet volstaan door te stellen dat hij dat niet weet, maar zal in dat geval ook moeten onderbouwen waarom hij die informatie niet kan geven.

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:

  • dat de Betwiste Betalingstransactie is geauthentiseerd;
  • dat door de Bank onweersproken is gesteld dat er geen sprake is geweest van een storing of technische problemen en dit ook niet uit de overgelegde stukken kan worden afgeleid;
  • dat Consument geen verifieerbare verklaring heeft gegeven over hoe derden aan zijn pincode hebben kunnen komen;
  • dat door Consument niet is aangetoond dat hij is gedrogeerd dan wel tegen zijn wil de betaling heeft verricht, dan wel de Betaalpas uit zijn bezit is geweest.

Op basis hiervan kan de Commissie – ervan uitgaande dat de transacties door een derde zijn verricht – niet anders concluderen dan dat Consument onvoldoende zorgvuldigheid heeft betracht, waardoor een derde in de gelegenheid is geweest om zich de Betaalpas en de pincode van Consument eigen te maken. Daarom moet worden aangenomen dat Consument één of meer verplichtingen voor het veilige gebruik van de Betaalpas (artikel 5 van het Reglement) niet is nagekomen en derhalve, in de betekenis die blijkens eerder gedane uitspraken de wet daaraan geeft, ‘grof nalatig’ is geweest. De Commissie wijst de vordering van Consument daarom af.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2020-072 d.d. 24 januari 2020

VRIJWILLIGER BIJ OPTUIGEN KERSTBOOM

Consument heeft een aansprakelijkheidsverzekering bij Verzekeraar gesloten. Op deze verzekering zijn de voorwaarden ‘ AV-022-182’ en ‘ AVP-RV-50-16T’ van toepassing (hierna: de Voorwaarden).

Consument heeft een beroep gedaan op zijn aansprakelijkheidsverzekering, omdat hij als vrijwilliger bij de kerk tijdens het optuigen van de kerstboom de avondmaalsbeker heeft omgestoten. De avondmaalsbeker is als gevolg hiervan op de grond gevallen met schade als gevolg. Consument heeft de schade gemeld bij zijn aansprakelijkheidsverzekeraar. De Verzekeraar heeft dekking onder de Verzekering afgewezen. Consument vordert dat Verzekeraar alsnog overgaat tot vergoeding van de door hem veroorzaakte schade aan de avondmaalsbeker. Het schadebedrag ligt tussen de 1.000 en 3.500 euro.

Ter onderbouwing van zijn vordering voert Consument aan dat er op grond van artikel 10 van de Voorwaarden dekking is voor de schade aan de avondmaalbeker. In de eerste zin van artikel 10 valt te lezen dat ‘schade aan zaken van een ander’ is gedekt onder de verzekering, waarbij er geen voorbehoud wordt gemaakt voor wat betreft vrijwilligerswerk.

Verzekeraar stelt dat nu de schade is ontstaan terwijl Consument werkzaamheden uitvoerde voor de kerk, de schade niet voor vergoeding in aanmerking komt. Daarnaast komen alleen gedragingen die te kwalificeren zijn als een onrechtmatige daad in de zin van artikel 6:162 BW op grond van artikel 10 van de Voorwaarden voor vergoeding in aanmerking. Verzekeraar meent dat de gedraging van Consument niet onrechtmatig is. Het omstoten van de avondmaalsbeker tijdens het opzetten van de kerstboom is geen onrechtmatige gedraging, maar een ongelukkige samenloop van omstandigheden.

De Commissie overweegt als volgt: in artikel 10 van de Voorwaarden staat dat Verzekeraar alleen schade vergoedt wanneer de verzekerde op grond van de wet aansprakelijk is. Daarbij is opgemerkt dat een gedraging niet onrechtmatig is, enkel omdat met de gedraging schade is veroorzaakt. Een gedraging is pas onrechtmatig wanneer de mate van waarschijnlijkheid van schade zo groot is, dat de dader zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van de gedraging had moeten onthouden.

In dit geval is Consument tijdens het optuigen van de kerstboom tegen de beker aangestoten waardoor deze ten val is gekomen. Volgens de Commissie is van onrechtmatig handelen van Consument in dit geval geen sprake, omdat het voorval is gebeurd terwijl Consument eigenlijk met iets anders bezig was. Bij die gedraging, het optuigen van de kerstboom, heeft Consument geen regels overtreden. Bovendien is uit de stukken ook niet gebleken dat Consument expliciet is gewaarschuwd dat de avondmaalbeker vlak achter hem stond en hij extra voorzichtig had moeten zijn. De Commissie oordeelt derhalve dat de Verzekeraar geen dekking hoeft te verlenen voor de schade aan de avondmaalsbeker, aangezien geen sprake is van een onrechtmatige gedraging. Er is slechts sprake van een ongelukkige samenloop van omstandigheden, waarbij Consument bij het opzetten van de kerstboom per ongeluk de beker heeft omgestoten. De Commissie acht in dit kader ook van belang dat Consument bezig was met werkzaamheden als vrijwilliger.

Nu de schade niet onder de Verzekering is gedekt, hoeft de Commissie niet in te gaan op het beroep van de Verzekeraar op de dekkingsuitsluiting. De klacht wordt dan ook afgewezen.

Meer weten over verzekeringsrecht?

U acteert in een snel veranderende wereld. Onze verzekeringsspecialisten kennen de details van uw markt. Uw werkterrein laat zich niet in één activiteit of in één juridisch deelgebied vangen. Daarom staan advocaten met verschillende aandachtsgebieden klaar om u te adviseren.

Ons team Verzekering behartigt de belangen van grote en gespecialiseerde verzekeraars en hun verzekerden. Wij houden ons bezig met aansprakelijkheidsrecht en verzekeringsrecht in de breedste zin van het woord en werken voor zorgverzekeraars, schadeverzekeraars en levensverzekeraars.

Werk nagenoeg voltooid, spoedeisend belang?

Werk nagenoeg voltooid, spoedeisend belang? 2560 1709 Ekelmans Advocaten
Verbouwing flat
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute

Een architect is betrokken bij de renovatie en uitbreiding van een bestaand gebouw. Dat gebouw, in de uitspraak van arbiters genaamd De Toren, is driehoekig van vorm en telt 18 verdiepingen. Onderdeel van de renovatie zijn werkzaamheden aan het gevelmetselwerk.

Tijdens de renovatie ontstaat een geschil tussen de architect en de opdrachtgever, onder meer over de wijze waarop het voegwerk in dat gevelmetselwerk wordt uitgevoerd. Volgens de architect wordt het voegwerk niet uitgevoerd in de kleurstelling die onderdeel is van zijn advies/ontwerp. Het door de architect hierover tegen de opdrachtgever gestarte arbitrale kort geding loopt echter op niets uit omdat de vorderingen van de architect volgens arbiters niet voldoen aan de daarvoor geldende eisen.

Klik hieronder voor de uitspraak van Raad van Arbitrage voor de Bouw 2-7-2019, No. 36.692 rond dit geschil en de gastnoot die Frank Schaaf hierbij heeft geschreven.

Auteur

Beursbengel: Uitspraken GFD over een autoverzekering en een gestolen pinpas

Beursbengel: Uitspraken GFD over een autoverzekering en een gestolen pinpas 665 509 Ekelmans Advocaten
Beursbengel vakblad verzekering
Leestijd: 5 minuten
Lesedauer: 5 Minuten
Reading time: 5 minutes
Expertise:

In Dossier Kifid van de Beursbengel 2020 / nr. 892 bespreekt Simone Eman twee uitspraken van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening: één uitspraak rond een autoverzekering en een uitspraak rond een gestolen pinpas.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2020-049, 14 januari 2020

TWEE BOTSINGEN EN ÉÉN VERZEKERAAR

Consument heeft een autoverzekering bij Verzekeraar. Op 19 juni 2018 is een auto (Partij 1) bij Consument achterop gereden (Ongeval 1). Consument en partij 1 hebben afgesproken om op een veilige plek de schade te bekijken en het schadeformulier in te vullen. Onderweg naar deze veilige plek is Consument achterop een andere auto (Partij 2) gereden (Ongeval 2).

Consument is volledig casco verzekerd bij Verzekeraar. Deze heeft dan ook aan Consument de schade vergoed ten gevolge van Ongeval 1 en dit daarna op Partij 1 verhaald. Verder heeft Verzekeraar (namens) Consument aansprakelijkheid erkend voor Ongeval 2 en aan partij 2 een bedrag van € 3.500 uitgekeerd.

Op de autoverzekering zijn de voorwaarden ‘auto 011’ van toepassing. Hierin is – voor zover relevant – het volgende opgenomen:
‘Artikel 25. Kunnen wij uw premie en voorwaarden veranderen? Wij kunnen uw premie en voorwaarden ook per direct veranderen in de volgende situaties: (…) – Als door de afhandeling van een schade de schadevrije jaren veranderen. En wij hier bij de laatste verlenging van de verzekering nog geen rekening mee hebben gehouden. Wij passen de schadevrije jaren en premie aan met ingang van het begin van het lopende verzekeringsjaar. Dit kan betekenen dat u premie moet bijbetalen of terugkrijgt. (…)
Artikel 28. Welke schadevrije jaren nemen wij over? Bij het berekenen van de premie houden wij rekening met onder andere uw schadevrije jaren. (…) Wanneer passen wij uw schadevrije jaren aan? (…) Heeft u in een verzekeringsjaar schade gehad die wij moeten betalen? Dan kijken wij hoeveel schades u totaal in dat jaar heeft gehad. Ook een schade die wij nog niet hebben afgehandeld kan meetellen. In de schadevrije jaren tabel ziet u hoe ver uw schadevrije jaren omlaag gaan.’

Verzekeraar heeft – gezien een eerder ongeval in januari 2018 – de ongevalvrije jaren (inclusief de premie) aangepast. Consument is van oordeel dat dit onterecht is om een aantal redenen.
Ten eerste meent Consument dat Partij 1 ook aansprakelijk is voor Ongeval 2. Zij stelt dat, indien Ongeval 1 niet zou zijn voorgevallen, zij een andere route zou hebben genomen, waardoor Ongeval 2 niet zou hebben plaatsgevonden.
Ten tweede is zij van mening dat voor zover Partij 1 niet aansprakelijk is voor de schade als gevolg van Ongeval 2, Partij 2 aansprakelijk is.
Tot slot is Consument het niet eens met de hoogte van het schadebedrag dat is uitgekeerd aan Partij 2.

Verzekeraar voert verweer. De Commissie is van oordeel dat Verzekeraar terecht de schadevrije jaren van Consument naar beneden heeft bijgesteld.
Wat betreft Ongeval 2 overweegt de Commissie dat er geen sprake is van een causaal verband (in juridische zin) tussen Ongeval 1 en Ongeval 2. Partij 1 is dus – volgens de Commissie – niet aansprakelijk voor het laatste ongeval.
Verder overweegt de Commissie dat Consument – door niet tijdig te remmen – inderdaad aansprakelijk is voor de schade die Partij 2 heeft geleden ten gevolge van Ongeval 2.
De slotsom van de Commissie is dan ook dat Verzekeraar terecht de schadevrije jaren naar beneden heeft bijgesteld, waardoor de premie van Consument omhoog is gegaan.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2019-1091, 31 december 2019

EEN DURE AVOND

Consument heeft een betaalrekening bij de Bank, met een pinpas. Consument is in de nacht van 18 op 19 oktober 2018 in Zuid-Afrika bestolen van haar portemonnee en haar telefoon. Tussen 6:11 en 8:31 uur vonden in Zuid-Afrika verschillende transacties plaats met haar pinpas voor een totaalbedrag van €1.583,20. Op 19 oktober 2018 om 12:21 uur is de bankpas van Consument geblokkeerd.

Consument heeft op 19 oktober 2018 om 14:00 uur aangifte gedaan bij de politie. Zij heeft in die aangifte verklaard dat zij om 04:00 uur in haar hotel was en ontdekte dat zij haar telefoon was kwijtgeraakt. Vervolgens heeft zij om 10:00 opgemerkt dat zij ook haar portemonnee, met daarin haar bankpas, niet meer had.

De Bank heeft het van Consument gestolen bedrag niet vergoed. Consument vordert in deze procedure alsnog vergoeding van dat bedrag. In artikel 6.3 van de Voorwaarden Betaaldiensten Particulieren staat het volgende:
‘Wie draagt het risico van misbruik? Wanneer de bank zonder geldige opdracht een betaaltransactie uitvoert en van uw betaalrekening afschrijft geldt het volgende. Het afgeschreven bedrag komt dan voor rekening van de bank. Uitzondering hierop zijn de gevallen die hieronder worden beschreven. – Als u met opzet of op grove wijze nalatig bent geweest in de stipte naleving van de veiligheidsregels van de bank zijn de betaaltransacties volledig voor uw rekening en risico. Dit geldt tot het moment waarop u aan de bank meldt dat iemand onbevoegd uw klantherkenningsmiddelen kan gebruiken. De veiligheidsregels vindt u in het Informatieblad Betaaldiensten en in de Voorwaarden Cliëntrelatie. 2.3 In het Informatieblad Betaaldiensten Particulieren staan de volgende verplichtingen genoemd voor de gebruiker van de bankpas: I. Veiligheid (…)
1. Houd uw beveiligingscodes geheim Denk hierbij aan het volgende: (…) – Schrijf of sla de codes niet op. Of, als het echt niet anders kan, alleen in een voor anderen onherkenbare vorm die alleen door uzelf te ontcijferen is. Bewaar in dit geval de versleutelde informatie niet bij uw bankpas of bij apparatuur waarmee u uw bankzaken regelt. Als u zelf een beveiligingscode kunt kiezen, zorg dan dat die niet gemakkelijk te raden is. Kies bijvoorbeeld geen geboortejaar, naam van een familielid of postcode. (…)
2. Zorg ervoor dat uw bankpas nooit door een ander gebruikt wordt Denk hierbij aan het volgende: (…) – Berg de bankpas altijd op een veilige plaats op en zorg ervoor dat u hem niet gemakkelijk kunt verlezen. Controleer regelmatig of u de bankpas nog in uw bezit heeft. (…)
5. Meld incidenten direct aan de bank en volg aanwijzingen van de bank op Denk hierbij aan het volgende: Neem in de volgende gevallen altijd direct contact op met de bank: – U heeft uw bankpas niet meer in uw bezit of weet niet waar deze is.’

Consument meent dat de Bank gehouden is tot vergoeding omdat zij het – kort gezegd – mogelijk maakt om een eenvoudig te onthouden pincode in te stellen (zoals het geboortejaar van de klant).

De Bank voert verweer. De Commissie is van oordeel dat de Bank het gestolen bedrag niet hoeft te vergoeden. Zij meent dat er in dit geval grove nalatigheid is zijdens Consument nu zij – volgens haar eigen verklaring – om 04:00 uur, bij terugkomst in het hotel, had vastgesteld dat zij haar telefoon miste en heeft nagelaten te controleren of zij nog iets anders miste. Omdat de eerste transactie plaatsvond om 6:11 had zij – als zij dit wel gecontroleerd had – de transacties kunnen voorkomen. De Commissie wijst de vordering af.

Auteur

Beursbengel: Uitspraken GFD rond een dienstverleningsovereenkomst

Beursbengel: Uitspraken GFD rond een dienstverleningsovereenkomst 665 509 Ekelmans Advocaten
Beursbengel vakblad verzekering
Leestijd: 4 minuten
Lesedauer: 4 Minuten
Reading time: 4 minutes
Expertise:

In Dossier Kifid van de Beursbengel 2020 / nr. 891 bespreekt Lieske de Vos twee uitspraken van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening: beiden rond een dienstverleningsovereenkomst.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2020-1069, 20 december 2019

REDELIJKHEID GAAT SOMS BOVEN CONTRACT

Consument had samen met haar echtgenoot (hierna gezamenlijk aangeduid als Consumenten) een zogeheten ‘Vermogensrekening’ bij de Bank. Op de Overeenkomst tot Vermogensbeheer waren de Voorwaarden Dienstverlening inclusief het Informatieblad Dienstverlening van toepassing.

Op 12 november 2018 heeft de Bank telefonisch aan Consumenten laten weten dat de dienstverlening omtrent de vermogensrekening per 1 januari 2019 zou stoppen, tenzij zou worden voldaan aan de nieuw ingestelde minimumgrens van 500.000 euro aan belegd vermogen. Deze informatie werd op 15 november 2018 nogmaals schriftelijk bevestigd door de Bank. Indien Consumenten niet konden/wilden voldoen aan de minimumgrens, dan bestonden er twee keuzemogelijkheden:
1. de effecten overboeken naar een andere financiële dienstverlener; of
2. de effecten verkopen, waarna het saldo zou worden gestort op de rekening van Consumenten.

Consumenten dienden het ingevulde formulier voor 21 december retour te zenden. Ze kozen ervoor om hun effecten te verkopen. De effecten zijn in januari 2019 verkocht, de verkoopopbrengst bedroeg 162.165 euro. Kortgezegd klagen Consumenten dat de Bank onrechtmatig dan wel onzorgvuldig heeft gehandeld door zonder verdere begeleiding de vermogensbeheerrelatie met een zeer korte termijn op te zeggen.
Uit artikel 11 van de overeenkomst en artikel 27 van de voorwaarden volgt dat de Bank gerechtigd was de overeenkomst – met inachtneming van een termijn van tenminste 30 dagen – op te zeggen.

Echter volgt uit artikel 6:248 lid 1 BW dat de Bank bij de uitoefening van een contractuele bevoegdheid rekening heeft te houden met de aard van de overeenkomst en de eisen van redelijkheid en billijkheid. Immers, ook in een geval als deze waarbij effecten worden verkocht, dient de Bank de zorg van een redelijk handelend vermogensbeheerder te betrachten.

Door het handelen van de Bank zijn Consumenten terechtgekomen in een situatie dat zij zich gedwongen voelden een verkoopopdracht te geven, terwijl zij hun beleggingen in feite wilden behouden. Verder stelden Consumenten vast dat hun beleggingen zijn verkocht tegen een veel nadeligere koers dan zou hebben gegolden indien zij van deskundige begeleiding hadden kunnen profiteren en de Bank tijdig had gewezen op de mogelijkheid wegens zwaarwegende redenen meer tijd te vragen voor het afwikkelen van de in beheer gegeven portefeuille.

De Commissie is dan ook van oordeel dat de Bank niet heeft gehandeld naar de eisen van redelijkheid en billijkheid en onvoldoende oog heeft gehad voor de belangen van haar cliënten en de omstandigheden van het geval. Ook oordeelt de Commissie dat dit tekortschieten tot te vergoeden schade bij Consumenten heeft geleid. Die te vergoeden schade begroot de Commissie naar billijkheid op het verschil tussen het na verkoop aan Consumenten uitgekeerde bedrag en de opbrengst die behaald had kunnen worden bij verkoop op een moment waarop de desbetreŸ ende koersen zich na de aanmerkelijke daling in de laatste maanden van 2018 weer enigszins hadden hersteld. Aldus begroot de Commissie de te vergoeden schade als het verschil tussen 162.165 euro en de opbrengst van verkoop eind februari 2019, zijnde 173.248 euro. Dat verschil, 11.083 euro, dient de Bank aan Consument te vergoeden.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2019-1057, 19 december 2019

LEES VOORDAT U TEKENT

Consumenten hebben in oktober 2018 een eerste gesprek gehad met de Bank in verband met de aankoop van een woning. Op 11 januari 2019 vond een vervolgafspraak plaats. Tijdens deze afspraak hebben Consumenten de dienstverleningsovereenkomst ondertekend. In deze overeenkomst stond opgenomen dat Consumenten advieskosten verschuldigd zullen zijn.

Consumenten hebben vervolgens op 22 februari 2019 telefonisch contact opgenomen met de Bank en aangegeven dat zij zich het prettigst voelden bij een rente voor 30 jaar vast. Aangezien de Adviseur aangaf dat de Bank niet de goedkoopste tarieven bood voor die rentevastperiode, hebben Consumenten besloten de hypothecaire geldlening elders af te sluiten. Vervolgens bracht de Bank voor haar advies een adviesvergoeding van 1.700 euro in rekening.

Consumenten vorderen terugbetaling van het bij hen in rekening gebrachte bedrag van 1.700 euro. Consumenten voeren daarbij aan dat feitelijk het eerste gesprek (wat bij elke hypotheekadviseur gratis is) pas op 11 januari 2019 heeft plaatsgevonden, nu na het eerste gesprek in oktober 2018 nog extra documentatie moest worden aangeleverd alvorens de Bank wat voor Consumenten zou kunnen betekenen. Tijdens het gesprek op 11 januari 2019 waren Consumenten het erover eens dat zij een rentevastperiode van 30 jaar wensten. De adviseur van de Bank bracht hen echter aan het twijfelen, aldus Consumenten. Uiteindelijk is besloten dat Consumenten erover gingen nadenken. De dienstverleningsovereenkomst is vervolgens niet doorgenomen met Consumenten, maar is Consumenten vlak voor vertrek onder de neus geschoven. De overeenkomst is vervolgens door Consumenten getekend, maar dit hadden zij nooit gedaan indien zij wisten dat ze daarmee tekenden voor kosten van 1.700 euro. Volgens Consumenten is deze handelswijze te beschouwen als een list.

De Commissie is van oordeel dat door een handtekening onder een overeenkomst te zetten, via het stelsel van aanbod en aanvaarding daarmee een juridisch bindende overeenkomst tot stand komt. Hetgeen door Consument gesteld wordt, is onvoldoende om tot de conclusie te kunnen komen dat sprake was van bedreiging, bedrog, misbruik van omstandigheden of dwaling. Enkel op deze gronden is de Overeenkomst immers vernietigbaar. De omstandigheid dat Consumenten een overeenkomst hebben getekend, zonder dit document te hebben gelezen, komt zodoende dan ook voor eigen rekening. De Commissie merkt daarbij op dat de in rekening gebrachte kosten ten aanzien van het gegeven advies ook niet buitensporig zijn. De Commissie concludeert dan ook dat de vordering van Consumenten dient te worden afgewezen.

Auteur

50 tinten zorg: van een memo naar een compleet overzicht van het zorgverzekeringsrecht

50 tinten zorg: van een memo naar een compleet overzicht van het zorgverzekeringsrecht 2560 1707 Ekelmans Advocaten
overzicht zorgverzekeringsrecht
Leestijd: 3 minuten
Lesedauer: 3 Minuten
Reading time: 3 minutes

Op 16 januari 2020 nam Petra van Holst, algemeen directeur van Zorgverzekeraars Nederland, het eerste exemplaar van het boek ‘De Zorgverzekering’ in ontvangst van Jan Ekelmans. Dit nadat Jan aan de tand was gevoeld door Koen Venekamp, adviseur public affairs bij Zorgverzekeraars Nederland. Een korte impressie van dit gesprek.

Waarom heb je dit boek geschreven?

Ik kreeg van jonge collega’s vaak vragen over het zorgverzekeringsrecht. Voor hen wilde ik alle relevante informatie beschikbaar maken in een compleet overzicht. Wat begon als idee om een memo te schrijven over het zorgverzekeringsrecht, eindigde in een compleet boek.

Op de voorkant van je boek staat de kubus van Rubik. Waarom?

Als mensen aan zorgverzekeringen denken, hebben ze vaak de associatie ‘moeilijk’ of complex. Dat klopt ook wel, maar als je blijft doorspitten, dan ga je het uiteindelijk begrijpen. Wat dat betreft is het net als de kubus van Rubik: complex, oplosbaar én leuk om te doen.

Hoe heb je het schrijfproces ervaren?

Het schrijven was vooral het verzamelen van materiaal en het aanbrengen van structuur in het oerwoud aan regels en gebruiken. Het was een continu proces van grip krijgen op de werkelijkheid. Bij zorgverzekeringen zijn erg veel spelers betrokken én veel verschillende disciplines. Als je alleen al kijkt naar de juridische disciplines, dan heb je o.a. te maken met contractenrecht, mededingingsrecht, tuchtrecht en privacyrecht. Daarnaast zijn er telkens nieuwe ontwikkelingen waar je rekening mee moet houden. Het schrijfproces heeft me nog meer inzicht gegeven in deze wereld.

Moet je jurist zijn om het boek te begrijpen?

Ik denk het niet. Ik gebruik korte zinnen en zo min mogelijk jargon. Bij het schrijven had ik eerst mijn jonge collega’s in gedachten: het boek moest hen zo snel mogelijk inwerken. Al snel had ik ook de mensen bij zorgverzekeraars en zorgaanbieders in mijn achterhoofd. Door die brede doelgroep uit veel verschillende disciplines werd het nog belangrijker om toegankelijk te schrijven. Als de eerste reacties van de meelezers kloppen, dan is dat ook gelukt.

Welke ontwikkelingen zie je in de zorg?

Er zijn veel ontwikkelingen, maar de belangrijkste is toch wel het permanente spanningsveld tussen de groeiende behoefte aan zorg én de beperking van financiële middelen. We staan voor de uitdaging om de zorg toegankelijk, kwalitatief hoogwaardig én betaalbaar te houden. Dat leidt tot kansen én wrijving op allerlei gebied. Bijvoorbeeld over tarieven voor ongecontracteerde zorg. Daar gaat veel juridische inspanning én geld in zitten dat aan zorg besteed zou kunnen worden. En dat is nog maar één van de voorbeelden waar het beter kan.

Is jouw boek objectief?

Ja. Ik heb het zo objectief mogelijk willen schrijven. Daarom heb ik zo veel mogelijk bronnen verzameld. Daardoor laat ik ook verschillen van inzicht tot leven komen. En: wat ik beweer, heb ik met die bronnen willen staven. Het boek heeft daarom ook behoorlijk wat voetnoten. Wie onderbouwing of verdere verdieping zoekt, kan daarin terecht. Mijn doel was om een helder beeld te geven van het zorglandschap: dat kan alleen als je zo objectief mogelijk bent.

Het moet even geduurd hebben voor je dit boek af had. Wat vond je thuisfront daarvan?

Thuis werd ik scherp gehouden. Het boek werd steeds tot de grond toe afgebroken. Te beginnen met de titel, die volgens onze zoons te saai was. “Het is spannend of het verkoopt niet” was hun devies. Als het aan hen had gelegen, was de titel van het boek ‘50 tinten zorg’ geworden.

Contact

Aktuelles

Hoe werkt schadevergoeding bij privacy schending?

Hoe werkt schadevergoeding bij privacy schending? 1900 1357 Ekelmans Advocaten
Anne-Mieke Dumoulin-Siemens-Ekelmans Advocaten
Leestijd: 3 minuten
Lesedauer: 3 Minuten
Reading time: 3 minutes
Expertise:

Bij overtreding van de privacyregels heeft de betrokkene recht op vergoeding van de geleden schade door de verantwoordelijke partij. In de AVG wordt het begrip ‘schade’ breed geïnterpreteerd. Het is de bedoeling van de AVG dat een betrokkene volledige en daadwerkelijke vergoeding van de door hem geleden schade ontvangt. Moeten ondernemingen zich nu wapenen tegen een overmaat aan claims van betrokkenen?

In het afgelopen jaar zijn in Nederland meerdere schendingen van het recht op bescherming van persoonsgegevens aan de rechter voorgelegd. Hoewel in ieder van deze procedures werd vastgesteld dat de regels van de AVG geschonden waren, hadden de respectievelijke betrokkenen alsnog aan te tonen dat zij schade hadden geleden. De beslissing over toekenning van schadevergoeding moet volgens de rechtspraak met inachtneming van zowel de AVG als het Nederlandse schadevergoedingsrecht worden genomen. De bewijslast die het Nederlandse schadevergoedingsrecht aan een betrokkene oplegt, maakt het voor hem of haar niet eenvoudig om schade als gevolg van een schending van de AVG vergoed te krijgen.

Nederlands schadevergoedingsrecht

Volgens Nederlands recht kan de betrokkene zowel materiële als immateriële schade vorderen. Dat is makkelijker gezegd dat gedaan. De betrokkene zal allereerst zijn schade moeten concretiseren. Welke materiële schade is geleden? Ervaart de betrokkene stress als gevolg van de gedachte dat zijn gelekte data kunnen worden misbruikt? Of is er sprake van reputatieschade? Daarnaast is er de vraag hoe hoog de schade is. Hoe begroot je bijvoorbeeld reputatieschade? Ten derde staat de betrokkene voor de taak het causaal verband aan te tonen tussen de door hem geleden schade en de schending van de AVG door de verantwoordelijke.

Schending AVG in andere landen

In andere landen wordt anders met AVG-schade omgegaan. Zo is recent in Engeland schadevergoeding toegewezen zuiver en alleen wegens schending van de AVG. De rechter overwoog in deze kwestie dat de betrokkene recht heeft op een vergoeding ook wanneer er geen schade aangetoond kan worden.

Er is wat voor te zeggen dat de enkele schending van de verplichtingen uit de AVG voldoende zou moeten zijn voor de conclusie dat de schade van een betrokkene moet worden vergoed. Zo is artikel 82 AVG immers geformuleerd: overtreding van de privacyregels in de AVG leidt tot een recht op schadevergoeding voor de betrokkene.

Past de Nederlandse rechter de AVG correct toe?

Hoe verhoudt zich de risicoaansprakelijkheid in de AVG met de schuldaansprakelijkheid in het Nederlandse recht? Is het nu zo dat de betrokkene via het nationale recht een ‘volledige en daadwerkelijke’ vergoeding ontvangt van de door hem wegens schending van de AVG geleden schade? Dat is immers de bedoeling van de AVG. Een antwoord op deze vraag moet worden gegeven door het Europees Hof van Justitie. Het Hof kan zich daarover pas uitspreken, nadat de nationale gerechten prejudiciële vragen aan het Hof hebben gesteld.

Collectieve actie en schuldaansprakelijkheid AVG

De Wet afwikkeling massaschade collectieve actie die per 1 januari 2020 in werking is getreden, maakt het mogelijk in een collectieve actie schadevergoeding wegens schending van de AVG te vorderen. Voordelen van een collectieve actie zijn dat de vaak hoge kosten kunnen worden gedeeld en dat betrokkenen experts kunnen inhuren om de omvang van de schade en het causaal verband in kaart te brengen. Via een collectieve actie kan de druk op de verantwoordelijke worden verhoogd, hetgeen ertoe kan leiden dat deze sneller bereid is een buitengerechtelijke regeling te treffen.

Echter, evenals in een individuele procedure zullen de betrokkenen ook in een collectieve actie hun schade moeten concretiseren, de omvang daarvan moeten bewijzen en het causaal verband moeten aantonen.

Risico op massaclaims wegens schending AVG beperkt

Moeten ondernemingen serieus rekening gaan houden met (massa)claims van betrokkenen wegens schending van de AVG? Het risico daarop lijkt beperkt, zolang de rechters in Nederland bij schendingen van de AVG de ‘volledige en daadwerkelijke’ vergoeding blijven vaststellen met inachtneming van het Nederlandse schadevergoedingsrecht. Dit neemt niet weg dat bedrijven hun verplichtingen met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens serieus moeten nemen. Voorkomen is nog altijd beter dan genezen.

Wilt u meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met onze Privacy Desk.

Auteur

Aktuelles

Unclear clauses in a bourse policy

Unclear clauses in a bourse policy 150 150 Ekelmans Advocaten
Leestijd: 3 minuten
Lesedauer: 3 Minuten
Reading time: 3 minutes

This article will discuss in which way an unclear clause in a bourse policy, concluded on the Dutch insurance bourse on the basis of co-insurance, should legally be determined. This is relevant because the insurer and the policyholder at the bourse usually do not discuss the policy wording, but rather use a wording that is often used at the bourse.

This topic is recently discussed in an opinion of the Procurator-General of the Dutch Supreme Court in a case in which Ekelmans represented the insurers in the Supreme Court trial.

Bourse policies

In the Netherlands, insurance is taken out either directly from an insurance company (on the basis of a company policy) or with the help of a broker through the Dutch insurance bourse (on the basis of a so called bourse policy). These different insurance products follow different rules whenever there is a dispute concerning the meaning of the policy wording at hand. Bourse policies are mainly taken out for grave and complex risks when coverage is not provided by just one insurer, but by multiple insurers. In the Netherlands this is often called co-insurance. An example might be the insurance of a big ship.

Usually, a professional bourse broker assists the future policyholder. Therefore, the policy between the insured and the insurer is mainly formed through negotiations between the insurer and the intermediary bourse broker. In co-insurance, the policyholder concludes an individual agreement with each participating insurer, always for the percentage the concerning insurer has accepted the risk for.

Thus, the professional bourse broker, acting as an intermediary on behalf of the aspiring-policyholder, offers the insurable risk(s) to the bourse insurer. A distinctive feature of a bourse policy is that the policy is concluded within a circuit of professional bourse brokers and insurers and that the policy wording is concluded through negotiations between these professional bourse brokers and insurers.

Explanation of an unclear clause

Within this framework, it is important to understand how an unclear wording should be interpreted in the event of a conflict.

In the case Chubb/Dagenstead (2008) The Dutch Supreme Court ruled that for the interpretation of a policy wording concluded on the insurance bourse, the focus should particularly be on the phrasing of the clauses and related comments, in light of the policy wording as a whole.

Recently, Ekelmans has assisted insurers at the Dutch Supreme Court in such a dispute with the insured. The case concerned a policy wording that was concluded on the insurance bourse on the basis of co-insurance. The Procurator-General of the Dutch Supreme Court argued that – besides the phrasing of a clause – judges should specifically take note of:

  • the meaning of the used term(s) in common speech;
  • the meaning of the used term(s) in a specific setting, for example the meaning of the term(s) within the insurance bourse circles;
  • the purpose of the specific clause and the nature of the insurance;
  • the ‘plausibility of the legal consequences to which various text interpretations could lead’ in case the phrasing of the clause offers (too) little grip for the case.

Knowledge of the bourse broker

Furthermore, the (assumed) knowledge of the bourse broker who represented the insured can also affect the interpretation of the wording . The legal allocation of the (assumed) knowledge of the bourse broker regarding the meaning of the product or the clause to the insured is not only based on the fact that a bourse broker (as a representative of the policyholder) concludes the insurance agreement on behalf of the policyholder, but also on the fact that the policy conditions are (mainly) the outcome of negotiations within bourse circles. This implies that the (assumed) knowledge of the bourse broker on the matter at hand can be hold against the policyholder whenever interpretation of an unclear wording needs to be established in a Dutch court of law.

Bron: Insurance Law Global

Auteur

Aktuelles

Ekelmans Advocaten N.V. gebruikt noodzakelijke en analytische cookies om ervoor te zorgen dat onze website zo goed mogelijk functioneert en om het gebruik van onze website te analyseren en te verbeteren. Wij gebruiken geen cookies voor marketingdoeleinden. Lees hier meer over in onze privacyverklaring en cookieverklaring