Onze mensen

Uitspraak Hoge Raad: Booking.com is een reisagent

Uitspraak Hoge Raad: Booking.com is een reisagent 2560 1707 Ekelmans Advocaten
casus booking
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute

Booking.com moet zich mogelijk alsnog aansluiten bij het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Reisbranche. Volgens de Hoge Raad bemiddelt Booking.com bij het tot stand komen van reisovereenkomsten. Zij is daarmee een reisagent.

David de Knijff en Marieke van der Keur hebben deze visie namens het pensioenfonds bij de Hoge Raad verdedigd. En met succes.

Booking.com heeft zich nooit aangesloten bij het pensioenfonds voor de reisbranche en premies afgedragen. Het bedrijf ziet zichzelf als een ‘onlinereserveringsplatform’ en niet als een reisagent.
De Hoge Raad oordeelt echter anders en verwijst de zaak voor verdere behandeling naar het gerechtshof in Den Haag. Daar zal verder moeten worden beoordeeld of Booking zich moet aansluiten bij het pensioenfonds.

Zie voor meer informatie het persbericht van de Hoge Raad.

Contact

25 maart 2021: Ransomware attacks: an ongoing threat

25 maart 2021: Ransomware attacks: an ongoing threat 2362 1696 Ekelmans Advocaten
ransomware attacks
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute

Schrijf je nu in voor het webinar ‘Ransomware attacks: an ongoing threat’, 25 maart 2021 van 16.00 tot 17.00 uur (CET).

Bedrijven krijgen steeds meer te maken met ransomware. Het is niet zozeer de vraag óf je onderneming slachtoffer wordt, maar eerder wanneer dat gaat gebeuren. Hoe wapen je jouw bedrijf tegen ransomware? Mocht je eenmaal slachtoffer zijn geworden, hoe ga je dan om met het betalen van losgeld? En moet dat losgeld door de verzekering worden gedekt?

Deze en andere vragen komen aan de orde tijdens het webinar ‘Ransomware attacks: an ongoing threat”. Sprekers vanuit verschillende landen belichten dit thema vanuit hun eigen jurisdictie. Anne-Mieke Dumoulin-Siemens van Ekelmans & Meijer geeft tussen 16:00 en 17:00 uur (CET) inzicht in de Nederlandse en Europese regels en adviezen op dit gebied.

Schrijf je hier in voor dit webinar.

Contact

Beursbengel: Uitspraken GFD over Whatsapp-fraude en een doorgeslepen gasleiding

Beursbengel: Uitspraken GFD over Whatsapp-fraude en een doorgeslepen gasleiding 665 509 Ekelmans Advocaten
Beursbengel vakblad verzekering
Leestijd: 5 minuten
Lesedauer: 5 Minuten
Reading time: 5 minutes
Expertise:

In Dossier Kifid van de Beursbengel 2021 / nr. 902 bespreeken we twee uitspraken van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening : één uitspraak rond Whatsapp-fraude en een rond een aansprakelijkheidsverzekering.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2021-0017, d.d. 8 januari 2021

WHATSAPP-FRAUDE

Consument houdt een betaalrekening aan bij de Bank. In oktober 2019 is Consument via Whats- App benaderd door iemand die zich voordeed als haar zoon. Op verzoek van die persoon heeft Consument die dag tussen 17.37 en 18.09 uur negen overboekingen van in totaal 9.523,62 euro gedaan naar twee bankrekeningen. Rond 18.45 uur kreeg Consument argwaan en heeft zij contact opgenomen met de Bank. Daar heeft zij een kwartier in de wacht gestaan, waarna de Bank haar bankrekening heeft geblokkeerd. Nadien bleek dat Consument was opgelicht door een onbekende derde. De Bank heeft de overgemaakte bedragen achteraf niet kunnen terughalen, omdat deze reeds van de bankrekeningen waren opgenomen. Consument houdt de Bank verantwoordelijk voor de door haar geleden schade. Consument stelt zich dienaangaande onder meer op het standpunt dat de Bank haar zorgplicht heeft geschonden, als gevolg waarvan de Bank haar schade dient te vergoeden. Ook stelt Consument dat de Bank een inconsistent coulancebeleid hanteert. Zodoende gaat het in deze zaak in de kern om de vraag of de Bank aansprakelijk is voor de schade die Consument heeft geleden als gevolg van de oplichting. De Commissie oordeelt dat voor dit oordeel relevant is dat de betalingen via internetbankieren hebben plaatsgevonden en dat Consument de betaalopdrachten zelf heeft gegeven. Daarnaast zijn geen codes afhandig gemaakt van Consument.

Uit artikel 7:529 lid 1 en 2 BW volgt dat de verliezen, die voortvloeien uit niet-toegestane betalingstransacties, voor rekening van de Bank komen, tenzij sprake is van fraude, opzettelijk handelen of grove nalatigheid aan de zijde van Consument. Van niet-toegestane betalingstransacties kan ingevolge artikel 7:522 BW echter pas gesproken worden als deze zijn uitgevoerd zonder instemming van de consument. Doordat de betalingen in dit geval niet buiten medeweten van Consument hebben plaatsgevonden en zij de betaalopdrachten zelf heeft gegeven, is artikel 7:529 BW dus niet van toepassing. Er is derhalve geen verplichting voor de Bank om de schade van Consument te vergoeden. Voor dit geschil is verder van belang dat Consument deze transacties bewust heeft geïnitieerd en geautoriseerd. Op grond van artikel 7:533 lid 4 BW is de Bank verplicht gevolg te geven aan een ten laste van een rekeninghouder gegeven betaalopdracht. Zodoende heeft de Bank opgetreden als betaaldienstverlener in de uitvoering van een betalingstransactie van de opdracht gevende rekeninghouder. In de rol van betaaldienstverlener kan de Bank in beginsel geen verwijt worden gemaakt voor het uitvoeren van de betalingstransacties zonder nadere monitoring. Volgens de Commissie rust ook geen verplichting tot een transactiemonitoring op de Bank. Ook de omstandigheid dat de Bank aan andere klanten uit coulance wel een vergoeding heeft geboden bij soortgelijke fraude, verplicht haar volgens de Commissie niet die coulance ook aan Consument te bieden. De vordering van Consument wordt dan ook afgewezen.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2020-1085, d.d. 22 december 2020

PER ONGELUK EXPRES EEN GASLEIDING DOORSLIJPEN: DEKKING OF NIET?

Consument heeft bij Verzekeraar een aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren met dekking voor zijn gezin afgesloten. Op deze verzekering zijn algemene voorwaarden van toepassing. In december 2019 heeft de destijds 16-jarige zoon van Consument een buurman geholpen met klussen. De zoon heeft bij de buurman met een slijptol een gasleiding doorgeslepen, nadat de buurman hem had gevraagd om ‘alles’ in de ruimte op te ruimen. Liander heeft de gasleiding gerepareerd en de zoon aansprakelijk gesteld voor de reparatiekosten van 1.126,46 euro. Consument heeft bij Verzekeraar een claim op zijn verzekering ingediend. Verzekeraar heeft dekking afgewezen.

Kort samengevat, stelt Verzekeraar zich op het standpunt dat zij de schade niet hoeft te vergoeden omdat de schadelijdende partij, Liander, geen persoon is en dat de zoon opzettelijk heeft gehandeld. Artikel 2 van de voorwaarden bepaalt namelijk dat de verzekering uitsluitend de aansprakelijkheid van verzekerde dekt voor schade aan personen en zaken. Er is volgens Verzekeraar echter geen schade ontstaan aan zaken van de persoon, die door de zoon werd geholpen, maar aan zaken van derden. Daarom zou geen recht op dekking bestaan. Ook vanwege opzettelijk handelen van de zoon zou geen dekking bestaan onder de verzekeringspolis. Bij haar oordeel buigt de Commissie zich eerst over de vraag of de 16-jarige zoon door zijn handelen onrechtmatig gehandeld heeft in de zin van art. 6:162 BW. In dit geval heeft de zoon, bij het helpen van de buurman, een gasleiding weggeslepen die aan de meterkast vastzat. De Commissie is van oordeel dat de zoon inderdaad een onrechtmatige daad heeft gepleegd jegens Liander, door de gasleiding van Liander door te slijpen. Uit de stukken blijkt immers niet dat de buurman de zoon expliciet de opdracht heeft gegeven om de gasleiding door te slijpen. De Commissie gaat er daarom vanuit dat de zoon bij het wegslijpen van de gasleiding op eigen initiatief heeft gehandeld. Daarbij heeft de zoon nagelaten te controleren of de gasleiding veilig kon worden verwijderd. Het voorgaande brengt mee dat de zoon onrechtmatig heeft gehandeld, in die zin dat hij zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van de betreffende gedraging had moeten onthouden. De onrechtmatige gedraging kan tevens aan Consument worden toegerekend, aldus de Commissie.

De omstandigheid dat de buurman eventueel ook aansprakelijk is voor de schade van Liander, omdat hij mogelijk onvolledige instructies heeft gegeven, doet niets af aan de wettelijke aansprakelijkheid van de zoon. Er kunnen immers meerdere partijen hoofdelijk aansprakelijk zijn voor een en dezelfde schade. Voor zover de Verzekeraar zich beroept op de opzetbepaling van de voorwaarden, geldt dat deze volgens de Commissie niet van toepassing is. Voor toepassing van de opzetclausule is namelijk uitgangspunt dat sprake moet zijn van een opzettelijke en in strijd met het recht gedraging van de verzekerde die objectief bezien gericht is op het doen ontstaan van letsel of zaakschade, en waarbij het in feite toegebrachte letsel of de zaakschade naar objectieve maatstaven als een te verwachten of normaal gevolg van de desbetreffende gedraging kan worden aangemerkt.

De Commissie is van oordeel dat de zoon niet opzettelijk en in strijd met het recht heeft gehandeld, omdat uit niets blijkt dat het zijn bedoeling was om met het doorslijpen van de gasleiding schade te veroorzaken. Dat het wel zijn bedoeling was de gasleiding door te slijpen, maakt niet dat de zoon ook de bedoeling had de schade te veroorzaken. Het beroep van Verzekeraar op de opzetclausule van de voorwaarden slaagt daarom niet.

De conclusie is zodoende dat de zoon aansprakelijk is voor de schade van Liander en dat Verzekeraar dekking moet verlenen. De klacht van Consument is derhalve gegrond en wordt toegewezen.

Meer weten over verzekeringsrecht?

U acteert in een snel veranderende wereld. Onze verzekeringsspecialisten kennen de details van uw markt. Uw werkterrein laat zich niet in één activiteit of in één juridisch deelgebied vangen. Daarom staan advocaten met verschillende aandachtsgebieden klaar om u te adviseren.

Ons team Verzekering behartigt de belangen van grote en gespecialiseerde verzekeraars en hun verzekerden. Wij houden ons bezig met aansprakelijkheidsrecht en verzekeringsrecht in de breedste zin van het woord en werken voor zorgverzekeraars, schadeverzekeraars en levensverzekeraars.

Beursbengel: Uitspraken GFD over een inboedel- en motorverzekering

Beursbengel: Uitspraken GFD over een inboedel- en motorverzekering 665 509 Ekelmans Advocaten
Beursbengel vakblad verzekering
Leestijd: 4 minuten
Lesedauer: 4 Minuten
Reading time: 4 minutes
Expertise:

In Dossier Kifid van de Beursbengel 2021 / nr. 901 bespreekt Simone Eman twee uitspraken van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening : één uitspraak rond een inboedelverzekering en een uitspraak rond een motorverzekering.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2020-961, d.d 25 november 2020

OUT OF THE BOX DENKEN

Consument heeft bij Verzekeraar een inboedelverzekering met ‘Allrisk’-dekking afgesloten. Consument huurt een garagebox tegenover zijn huis. In die garagebox staat één fiets permanent gestald. Consument heeft ook twee andere fietsen voor dagelijks gebruik. Die twee fietsen staan normaal gesproken in huis, maar als er bezoek komt en er in huis wat meer ruimte nodig is, worden die fietsen ook in de garage gezet.

De drie fietsen worden uit de garagebox gestolen en Consument heeft een claim ingediend bij Verzekeraar met betrekking tot de twee gestolen fietsen die normaal gesproken in het woonhuis werden gestald. De verzekeraar weigert dekking. Bij Kifid vordert Consument betaling van 2.000 euro.

Consument stelt zich op het standpunt dat de polisvoorwaarden niet duidelijk zijn omdat daarin staat dat er ook sprake is van dekking buiten het woonhuis voor de duur van maximaal drie maanden. De fietsen staan normaal gesproken in huis en maar tijdelijk in de garagebox, dus Consument mocht ervan uitgaan dat er dekking zou zijn, aldus Consument .

Verzekeraar heeft verweer gevoerd. De Verzekeraar meent dat de polisvoorwaarden niet voor meerdere uitleg vatbaar zijn en dat onder ‘Wat valt niet onder uw inboedel?’ uitdrukkelijk is opgenomen dat fietsen buitenshuis niet onder het begrip inboedel vallen: ‘fietsen en brom- en snorfietsen als u deze niet binnen in uw woonhuis heeft gestald’. In dit geval is volgens Verzekeraar duidelijk dat Consument de fietsen buiten zijn woonhuis, namelijk in de separaat gehuurde garagebox, had gestald.

De Commissie is van oordeel dat de Verzekeraar de schade van Consument dient te vergoeden. Zij overweegt dat om na diefstal of vandalisme aanspraak te kunnen maken op artikel 2.5.3 van de polisvoorwaarden moet zijn voldaan aan een aantal voorwaarden:

  1. de ‘spullen’ mogen niet langer dan drie maanden buiten het woonhuis zijn gestald;
  2. er moet sprake zijn van braak;
  3. de spullen moeten zijn gestolen uit een goed afgesloten ruimte.

Volgens de Commissie is aan al die vereisten voldaan. De slotsom luidt dan ook dat Verzekeraar gehouden is de door Consument geclaimde schade te vergoeden.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2020-983, d.d. 2 december 2020

ACHTERGELATEN HARLEY GESTOLEN

Consument heeft bij Verzekeraar voor haar motor een motorverzekering (verder te noemen de Verzekering) afgesloten. De Verzekering biedt onder andere dekking voor schade door diefstal.

De motor van Consument is gestolen terwijl deze bij een tankstation geparkeerd stond. De motor stond al een maand bij het tankstation, omdat de motor niet meer wilde starten.

Consument heeft voor de schade een beroep gedaan op haar Verzekering. De gevolmachtigde van Verzekeraar heeft een onderzoek ingesteld naar aanleiding van de diefstal. De vriend van Consument heeft tijdens dit onderzoek onder andere verklaard: ‘(…) De motor werd afgesloten door het originele Harleyslot. Dat is een ART 4-slot, waarbij het stuur naar links staat geblokkeerd. Verder is de motor voorzien van een alarm dat automatisch wordt ingeschakeld. Er werden geen extra sloten aangebracht.’

Verzekeraar heeft de claim afgewezen en – onder meer – aangegeven dat niet is voldaan aan de Preventieclausule waardoor er geen recht op uitkering bestaat.

Consument vordert bij Kifid dat dekking wordt verleend onder de verzekeringsovereenkomst, alsmede de wettelijke rente vanaf 1 november 2018. Consument heeft aangevoerd dat de motor altijd was geparkeerd in een bewaakte garage, maar dat de motor vanwege technische problemen achtergelaten moest worden bij het tankstation.

Verzekeraar heeft verweer gevoerd tegen de stellingen van Consument.

De Commissie is van oordeel dat Consument niet heeft voldaan aan de Preventieclausule en om deze reden hoeft Verzekeraar volgens de Commissie geen dekking te verlenen.

In de Preventieclausule staat dat de motor tussen 23.00 uur en 7.00 bij voorkeur in een goed afgesloten ruimte, uit het zicht vanaf de openbare weg, dient te staan. In de situatie dat dit niet mogelijk is, geldt een aanvullende eis. In dat geval dient de motor door middel van een ART-categorie 4 of 5 goedgekeurd ketting- of beugelslot rechtstreeks te zijn bevestigd aan een ART-goedgekeurd muuranker of grondanker, of aan een aard- en/of nagelvast object. Alleen wanneer verzekerde bijvoorbeeld vanwege visite of vakantie niet op het woonadres verblijft, is het toegestaan om de motor alleen door middel van een ART-categorie 4 of 5 goedgekeurd slot te beveiligen. Voldoet de verzekerde niet aan de gestelde eisen, dan bestaat geen recht op dekking blijkens de Preventieclausule.

De motor van Consument was afgesloten met een stuurslot – wat een ART 4-slot zou betreffen – en een alarm. De Commissie concludeert dat Consument door het op deze manier van stallen van de motor bij het tankstation niet heeft voldaan aan de Preventieclausule.

De motor was niet door middel van een ART-categorie 4 of 5 goedgekeurd ketting- of beugelslot rechtstreeks bevestigd aan een ART-goedgekeurd muuranker of grondanker, of aan een aard- en/of nagelvast object. Daarbij is volgens de Commissie niet gebleken dat sprake is van een situatie als genoemd in de Preventieclausule (op vakantie of op visite), waarbij het afsluiten van de motor door middel van een ART-categorie 4 of 5 voldoende is.

Auteur

VoetbalTV en de AVG: is een commercieel belang een gerechtvaardigd belang?

VoetbalTV en de AVG: is een commercieel belang een gerechtvaardigd belang? 2560 1707 Ekelmans Advocaten
VoetbalTV en de AVG
Leestijd: 4 minuten
Lesedauer: 4 Minuten
Reading time: 4 minutes
Expertise:

Ook een puur commercieel belang kan een gerechtvaardigd belang zijn om persoonsgegevens te verwerken, zo blijkt uit een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland.

De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) heeft zich lang op het standpunt gesteld dat een zuiver commercieel belang geen gerechtvaardigd belang kan zijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 onder f AVG. Dat standpunt vormde ook de basis voor een boete van € 575.000,– die de AP in 2020 aan VoetbalTV oplegde. De rechter is het niet met die uitleg eens en veegt de boete van tafel.

De Autoriteit Persoonsgegevens doet onderzoek naar de privacy van spelers en toeschouwers die zijn gefilmd door VoetbalTV. VoetbalTV is een videoplatform voor het amateurvoetbal. Zij maakt opnames van amateurwedstrijden voor voetbalclubs. De wedstrijden zendt VoetbalTV uit via haar app. Gebruikers van de app kunnen voetbalmomenten terugkijken, wedstrijden analyseren en gegevens verzamelen en delen met anderen. Het platform is in september 2020 failliet gegaan.

De AP concludeert dat VoetbalTV de filmbeelden van de voetballers niet had mogen uitzenden, omdat een rechtmatige grondslag voor de opnames en het verspreiden van deze beelden ontbreekt. De AP legt VoetbalTV daarom in november 2019 een boete van € 575.000,– op. VoetbalTV gaat in beroep bij de rechtbank Midden-Nederland. Die bestuursrechter heeft op 23 november 2020 uitspraak gedaan in deze zaak.

Voetbal TV is van mening dat zij een gerechtvaardigd commercieel belang heeft bij het verspreiden van de beelden. De rechtbank oordeelt dat een puur commercieel belang een gerechtvaardigd belang kán vormen voor het verwerken van persoonsgegevens (art. 6 lid 1-f AVG) en dus voor het maken van opnames en het verspreiden van de beelden. Dit volgt uit Europese rechtspraak.

De AP: een commercieel belang is geen gerechtvaardigd belang

Bij de vaststelling van wat een gerechtvaardigd belang is, hanteert de AP een strikte opvatting: een belang is slechts gerechtvaardigd als het in de wet of het ongeschreven recht is benoemd als ‘rechtsbelang’. Dit belang moet een min of meer dringend en specifiek karakter hebben dat uit een rechtsregel of rechtsbeginsel voortvloeit. Zuiver commerciële belangen en winstmaximalisatie missen een wettelijk karakter. Daarom kunnen die belangen volgens de AP nooit een gerechtvaardigd belang zijn. Deze beperkende definitie staat ook in de opinie die de AP in november 2019 publiceerde. De praktijk heeft zich kritisch uitgelaten over de opvatting van de AP. (Zie ‘Privacytoezichthouder neemt heel opmerkelijk afstand van marktwerking’, verschenen in het Financieel Dagblad en ‘Normuitleg AP inzake het gerechtvaardigd belang’, verschenen op Privacyweb.)

Volgens Voetbal TV is het speelveld veel breder: de verwerker van persoonsgegevens mag ieder belang nastreven, zolang dit maar niet in strijd is met de wet.

De Europese invalshoek

Uit het arrest ‘Fashion ID’ van het Hof van Justitie van de EU (ECLI:EU:C:2019:629)
blijkt dat het gerechtvaardigd belang volstrekt flexibel en open van aard is. Fashion ID verzamelde en deelde persoonsgegevens om zo goed mogelijk reclame te maken. Ook dat kan een gerechtvaardigd belang opleveren. Overweging 47 AVG stelt namelijk dat direct marketing een gerechtvaardigd belang kan zijn. Door zuiver commerciële belangen uit te sluiten, komen organisaties met een winstoogmerk nooit toe aan de belangenafweging waar de grondslag ‘gerechtvaardigd belang’ voor in het leven is geroepen. Daarnaast is vrijheid van ondernemerschap net als het recht op privacy een Europees grondrecht. Grondrechten moeten in concrete situaties tegen elkaar worden afgewogen. Het ene grondrecht prevaleert nooit per definitie boven het andere. In principe kunnen alle typen belang een gerechtvaardigd belang zijn. Dit bevestigt de European Data Protection Board (EDPB, de Europese moederorganisatie van de nationale privacy-autoriteiten) ook in zijn opinie. Niet alleen juridische, maar ook feitelijke, economische en ideële belangen kunnen dus gerechtvaardigde belangen zijn.

Wat haar gerechtvaardigd belang bij de verwerking van persoonsgegevens is, moet de verwerker zelf uitleggen. Hij moet daar ook feitelijk naar handelen.

De AP wordt ‘teruggefloten’

In de VoetbalTV zaak neemt de rechtbank de door het Hof van Justitie van de EU gehanteerde brede interpretatie van ‘gerechtvaardigd belang’ over uit de Fashion ID zaak. Dus: streeft de verwerker geen belang na dat in strijd is met de wet?

Volgens de rechtbank gaat de AP dan ook uit van een verkeerde interpretatie van het begrip ‘gerechtvaardigd belang’. Het op voorhand ‘buiten spel zetten’ van bepaalde belangen is volgens de rechtbank in strijd met EU-recht.

Bovendien is er volgens VoetbalTV weliswaar een commercieel belang, maar gaat het doel van het platform verder dan dat. Het verspreiden van de beelden is ook informatief en maakt de sport beschikbaar voor een breder publiek. Aan de hand van de door VoetbalTV gestelde doelen en de toelichting dat de verwerking noodzakelijk en proportioneel is, moet de AP alsnog beoordelen of VoetbalTV een gerechtvaardigd belang heeft bij het opnemen en uitzenden van de filmbeelden van voetballers.

Betekenis van deze uitspraak

De AP zal haar opvatting over wat een gerechtvaardigd belang is, moeten herzien. Deze uitspraak laat zien dat ook een puur commercieel belang een gerechtvaardigd belang kan zijn om persoonsgegevens te verwerken. Er hoeft dan geen toestemming te worden gevraagd voor de verwerking van persoonsgegevens. Dit is goed nieuws voor (commerciële) bedrijven. Zij hebben goede mogelijkheden om op basis van hun commerciële belangen reclame te maken of vergelijkbare activiteiten te verrichten en daarbij persoonsgegevens te verwerken. Zij zullen wél een gefundeerd verhaal moeten hebben bij de (voorgenomen) gegevensverwerking.

De termijn voor het instellen van hoger beroep bij de Raad van State is inmiddels verstreken. Ons is niet bekend of er hoger beroep is ingesteld, maar de kans dat in hoger beroep een andere lijn wordt ingezet is klein. De European Data Protection Board (EDPB) heeft op 2 september 2020 namelijk de conceptrichtsnoeren over het gericht benaderen (“targeten”) van social media gebruikers op zijn website gepubliceerd. Daarin handhaaft de EDPB zijn interpretatie van ‘gerechtvaardigd belang’: ook commerciële belangen kunnen gerechtvaardigde belangen zijn.

Vanuit onze Privacydesk zullen wij deze ontwikkelingen uiteraard nauwlettend volgen en u informeren zodra er nieuws is.

Auteur

Zaak in cassatie: nazorg geboden

Zaak in cassatie: nazorg geboden 820 453 Ekelmans Advocaten
Hoge Raad
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes

Cassatieadvocaten David de Knijff en Marieke van der Keur schreven voor het Advocatenblad het artikel “Zaak in cassatie: nazorg geboden”. In dit artikel pleiten zij ervoor dat de advocaat die een zaak in feitelijke instanties heeft behandeld, een actieve rol speelt bij het cassatietraject.

Aanleiding voor hun artikel is een uitspraak van het Hof van Discipline, die na een klacht van twee ouders tegen hun advocaat, oordeelt dat bij de gang naar de Hoge Raad de rol van de advocaat zich niet beperkt tot doorgeefluik aan een cassatieadvocaat en dat een proactiever handelen mag worden verwacht. David en Marieke bespreken in het artikel de uitspraak van het Hof van Discipline en leggen vanuit hun ervaring als cassatieadvocaat uit waarom en hoe de cliënt baat kan hebben bij een goede samenwerking tussen beide advocaten.

Voor een succesvolle cassatieprocedure is het volgens hen niet alleen van belang dat de advocaat de voorafgaande procedure toelicht en de cassatieadvocaat wegwijs maakt in het dossier. De cassatieadvocaat heeft voor het verdere verloop van de cassatieprocedure daarnaast veel voordeel als hij mogelijke kritiekpunten in een uitspraak kent.

Bovendien weten David en Marieke uit ervaring dat de advocaat als kritische meelezer van de stukken waardevolle suggesties kan doen, waardoor de zaak bij de Hoge Raad nog beter uit de verf komt.

Hun conclusie: Om de zaak op een hoger plan te brengen, moet de cassatieadvocaat op de schouders van de correspondent kunnen staan.

Auteurs

De verjaringstermijn bij beroepsfouten begint pas als de cliënt de fout doorheeft

De verjaringstermijn bij beroepsfouten begint pas als de cliënt de fout doorheeft 1900 1357 Ekelmans Advocaten
Marieke van der Keur-Ekelmans Advocaten
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute

Cassatie-advocaat Marieke van der Keur schreef voor VAST de blog ‘De verjaringstermijn bij beroepsfouten begint pas als de cliënt de fout doorheeft’. In deze blog licht ze de uitspraak van de Hoge Raad van 9 oktober 2020 toe.

Als een advocaat, belastingadviseur of een arts een fout maakt en schade veroorzaakt, moet de cliënt hem tijdig aanspreken of een claim instellen. Anders verjaart de claim. De Hoge Raad maakte in een uitspraak van vrijdag 9 oktober duidelijk, dat van belang is of een cliënt de deskundigheid heeft om te beoordelen of een fout is gemaakt.

Bron: VAST 2020 / B-0057, Marieke van der Keur, e-ISSN 2667-307X, M.A.D.Lex

Klik hier voor de bijdrage.

Auteur

Beursbengel: Uitspraken GFD over rechtsbijstandverzekering en verzekeringsvoorwaarden

Beursbengel: Uitspraken GFD over rechtsbijstandverzekering en verzekeringsvoorwaarden 665 509 Ekelmans Advocaten
Beursbengel vakblad verzekering
Leestijd: 5 minuten
Lesedauer: 5 Minuten
Reading time: 5 minutes
Expertise:

In Dossier Kifid van de Beursbengel 2020 / nr. 900 bespreekt Lieske de Vos twee uitspraken van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening : één uitspraak rond een rechtsbijstandverzekering en een uitspraak rond verzekeringsvoorwaarden.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2020-879

VERWEZENLIJKING VERZEKERD RISICO?

Consument heeft een particuliere rechtsbijstandverzekering bij Verzekeraar. Consument heeft vanaf 2011 een geschil met de gemeente over de eigendom van een stuk grond. De communicatie met de gemeente hieromtrent werd in eerste instantie opgepakt door de bewonerscommissie. Op 7 maart 2018 laat de gemeente aan Consument weten dat het haar bekend is dat Consument gemeentegrond als voortuin in gebruik heeft en dat een deel van deze voortuin nodig is voor de reconstructie van de straat. Consument is het aanbod gedaan om het deel dat niet nodig is voor de reconstructie te kopen van de gemeente [X]. Per brief van 30 maart 2018 heeft Consument dit aanbod afgewezen, omdat de grond door verjaring al zijn eigendom zou zijn geworden.

Vervolgens meldt Consument deze omstandigheid op 5 maart 2019 bij Verzekeraar, maar Verzekeraar heeft het verzoek om rechtsbijstand afgewezen, omdat Consument het geschil te laat zou hebben gemeld.

Consument klaagt erover dat Verzekeraar ten onrechte dekking heeft geweigerd voor het geschil met de gemeente over de eigendom van de grond. Consument heeft daarvoor, kort samengevat, aangevoerd dat de vordering op Verzekeraar niet is verjaard, omdat de behoefte aan rechtsbijstand pas in 2018 ontstond toen de discussie oplaaide over de vraag wie eigenaar is van de grond die door Consument wordt gebruikt als voortuin. In 2011/2013 was daarover nog geen geschil en Consument hoefde zich toen niet in te spannen om zijn rechten vast te stellen, want er was geen actief handelen vereist. Verzekeraar is volgens Consument niet in zijn belangen geschaad.

Verzekeraar voert verweer en stelt dat het verzoek om rechtsbijstand van Consument is verjaard.

Het geschil tussen Consument en de gemeente is ontstaan toen de gemeente in haar brief van 16 december 2011 stelde dat zij de eigenaar was van het stuk grond dat Consument in bezit had. Maar in ieder geval is de termijn van drie jaar gaan lopen toen de gemeente in haar brief van 27 februari 2012 Consument had bericht zich genoodzaakt te zien via juridische weg haar eigendomsrecht te laten vaststellen als een nadere reactie zou uitblijven. Vanaf het moment dat sprake was van het geschil in 2011 of in 2012 had Consument een opeisbare vordering op Verzekeraar. Toen Consument Verzekeraar verzocht om rechtsbijstand was meer dan drie jaar verstreken en dus is de vordering van Consument verjaard.

De Commissie oordeelt dat in de periode van 2011 tot in 2013 nog geen sprake was van een ‘gebeurtenis waardoor voor de verzekerde een juridisch probleem ontstaat en hij bij dat juridisch probleem moet voorzien in een eigen behoefte aan rechtsbijstand’. Weliswaar hebben Consument en de gemeente in de periode van 2011 tot in 2013 gecorrespondeerd over de eigendom van de grond, maar naar het oordeel van de Commissie lag het op de weg van de gemeente om haar rechten op de grond veilig te stellen. De Commissie volgt Verzekeraar niet in zijn stelling dat het op de weg van Consument lag om zich over zijn juridische positie te laten adviseren naar aanleiding van de brief van de gemeente van 27 februari 2012 of de brief van de bewonerscommissie van 15 maart 2012. De gemeente reageerde namelijk niet meer op de brief van 15 maart 2012 en voor verkrijgende verjaring was verder geen actief handelen van Consument meer vereist. Op dat moment was het dus ook nog niet duidelijk dat sprake was van een belangenconflict. Omdat geen actief handelen van Consument in dit geval was vereist, bestond er voor hem ook nog geen behoefte aan rechtsbijstand. De klacht is aldus gegrond.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2020-875

TOEPASBARE VERZEKERINGSVOORWAARDEN MOETEN KENBAAR ZIJN

Consument heeft via zijn Tussenpersoon zijn motor laten verzekeren. Consument heeft de motor gekocht voor 11.250 euro en de motor is daarna getaxeerd op 13.200 euro. Op het polisblad is bij de motorverzekering onder ‘Dekking(en) en verzekerde bedragen’ onder andere vermeld ‘Casco € 24.595,00 inclusief BTW’.

Vervolgens is de motor op 19 augustus 2018 gestolen. Op 3 oktober 2018 heeft Verzekeraar dekking voor de schade afgewezen, omdat niet was voldaan aan de beveiligingseisen voor motoren met een verzekerde waarde vanaf 15.000 euro in de verzekeringsvoorwaarden.

Consument vindt dat Tussenpersoon zijn zorgplicht heeft geschonden door hem onjuist of onvolledig te informeren over de toepasselijke beveiligingseisen. Tussenpersoon heeft onvoldoende duidelijk gemaakt welke eisen voor de motor van Consument gelden en wat de gevolgen zijn van het niet naleven van deze eisen. Daarbij merkt Consument op dat de beveiligingseisen niet op het polisblad staan. Nu de motor was getaxeerd op 13.200 euro en was aangekocht voor 11.250 euro, is Consument ervan uitgegaan dat de beveiligingseisen die gelden vanaf een waarde van 15.000 euro niet op zijn situatie van toepassing waren. Consument maakt aanspraak op de uitkering die hij in verband met de diefstal van Verzekeraar zou hebben gekregen als Tussenpersoon zijn zorgplicht niet had geschonden.

Tussenpersoon voert verweer en stelt dat hij de toepasselijke beveiligingseisen expliciet en uitgebreid met Consument heeft besproken. Daarbij zou hij Consument ook gewezen hebben op het ontbreken van dekking wanneer niet aan deze eisen is voldaan. In de offerte en op het polisblad wordt een verzekerd bedrag van 24.595 euro vermeld. Bij toezending van de polis per e-mail van 6 juli 2018 heeft Tussenpersoon bovendien de toepasselijke beveiligingseisen geciteerd. Volgens Tussenpersoon is het onlogisch om beveiligingseisen die niet van toepassing zijn te bespreken en per e-mail te bevestigen.

De Commissie oordeelt dat Tussenpersoon niet mocht volstaan met uitsluitend wijzen op de beveiligingseisen die van toepassing zijn bij een verzekerde waarde vanaf 15.000 euro. Tussenpersoon had Consument ook duidelijk moeten maken dat die beveiligingseisen van toepassing waren in de situatie van Consument, waarin de werkelijke waarde van zijn motor lager was dan 15.000 euro. En dat heeft Tussenpersoon verzuimd te doen. Ook is niet vast komen te staan dat Tussenpersoon Consument heeft gewezen op de gevolgen van het niet in acht nemen van de beveiligingseisen. De Commissie is dan ook van oordeel dat de klacht van Consument kan worden toegewezen.

Meer weten over verzekeringsrecht?

U acteert in een snel veranderende wereld. Onze verzekeringsspecialisten kennen de details van uw markt. Uw werkterrein laat zich niet in één activiteit of in één juridisch deelgebied vangen. Daarom staan advocaten met verschillende aandachtsgebieden klaar om u te adviseren.

Ons team Verzekering behartigt de belangen van grote en gespecialiseerde verzekeraars en hun verzekerden. Wij houden ons bezig met aansprakelijkheidsrecht en verzekeringsrecht in de breedste zin van het woord en werken voor zorgverzekeraars, schadeverzekeraars en levensverzekeraars.

Fleur van Kersbergen: de meest gedegen patroon

Fleur van Kersbergen: de meest gedegen patroon 1900 1357 Ekelmans Advocaten
Fleur van Kersbergen-Ekelmans Advocaten
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes

Vanmiddag maakte landelijk deken Frans Knüppe de Patroon van het jaar 2020 bekend. Onze eigen Fleur van Kersbergen was één van de vier genomineerden voor deze eervolle prijs.

Haar stagiaire Simone Eman zegt over haar: “Als je het mij vraagt, moet Fleur patroon van het jaar worden, omdat ze niet alleen een steengoede advocaat is, maar ook een uitmuntende leermeester. Wat mij betreft is Fleur niet de patroon van het jaar, maar de patroon van de eeuw!”

Mareine Callemeijn van Boels Zanders Advocaten mag zich patroon van het jaar 2020 noemen. Gefeliciteerd!

Fleur werd door de jury gekroond tot de meest Gedegen patroon. De jury zegt over Fleur: “Fleur is de stille kracht die haar stagiaire op de juiste weg helpt. Fleur is bescheiden en slaat zichzelf niet op de borst. Maar gelukkig is daar de stagiaire die de extra effort van haar patroon ziet. Op patroonscursus leerde Fleur: hard op de zaak, zacht op de persoon. En dat lijkt te werken.”

Fleur begeleidt als patroon bij Ekelmans & Meijer advocaat-stagiaire Simone Eman gedurende de eerste drie jaren van haar carrière. Coaching en opleiding van onze jonge advocaten is voor ons kantoor prioriteit. Een kwalitatief goede patroon levert daaraan een belangrijke bijdrage.

Fleur over haar nominatie: “Ik bedank uiteraard Simone voor het voordragen en haar aardige woorden. Het is heerlijk om met haar samen te werken!”

De jaarlijkse Patroon van het Jaar-verkiezing wordt georganiseerd door Le Tableau en Dialogue.

Meer informatie vindt u op de website: De Patroon van het jaar.

Contact

Jan Ekelmans adviseert de minister: regel het inzagerecht beter

Jan Ekelmans adviseert de minister: regel het inzagerecht beter 2560 1706 Ekelmans Advocaten
inzagerecht
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes
Expertise:

Wie (mogelijk) een geschil heeft met een ander, kan inzage vragen in gegevens van die ander óf van derden om zijn positie te bepalen. Experts worstelen al jaren met de vraag wanneer je het recht heb op inzage in andermans gegevens. De wet is hierover ook niet duidelijk.

In juni 2020 heeft de Minister voor Rechtsbescherming een wetsvoorstel ingediend om het bewijsrecht te vereenvoudigen en te moderniseren. Hierin komt ook de invulling van het inzagerecht aan de orde. Nog geen maand later deed de Hoge Raad uitspraak over dit onderwerp in het Semtex-arrest. De Hoge Raad vindt dat een mogelijke vordering voldoende aannemelijk moet zijn om aanspraak op inzage te geven.

Jan Ekelmans adviseert de minister om in het wetsontwerp het standpunt van de Hoge Raad over te nemen. Waarom? Dat licht hij toe in het artikel “Moet een drempel van aannemelijkheid worden genomen om recht te hebben op inzage in gegevens op grond van art. 843a Rv?” in het Maandblad voor Vermogensrecht. De uitspraak van de Hoge Raad biedt volgens Jan een evenwichtiger invulling van het inzagerecht dan de normstelling in het door de minister ingediende wetsvoorstel.

Auteur

Ekelmans Advocaten N.V. gebruikt noodzakelijke en analytische cookies om ervoor te zorgen dat onze website zo goed mogelijk functioneert en om het gebruik van onze website te analyseren en te verbeteren. Wij gebruiken geen cookies voor marketingdoeleinden. Lees hier meer over in onze privacyverklaring en cookieverklaring