Onze mensen

Beursbengel: Uitspraken GFD over een rechtsbijstandverzekering en een inboedel- en opstalverzekering

Beursbengel: Uitspraken GFD over een rechtsbijstandverzekering en een inboedel- en opstalverzekering 665 509 Ekelmans Advocaten
Beursbengel vakblad verzekering
Leestijd: 5 minuten
Lesedauer: 5 Minuten
Reading time: 5 minutes
Expertise:

Lieske de Vos bespreekt in de Beursbengel twee uitspraken van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening: één uitspraak rond een rechtsbijstandverzekering en een rond een inboedel- en opstalverzekering.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2021-0648 d.d. 15 juli 2021

Weigeren dekking; sprake van redelijk handelend verzekeraar?

De managing director van de voormalig werkgever van de consument heeft Consument per e-mail van 28 maart 2019 aangesproken op zijn houding/functioneren. In die e-mail wordt Consument uitgenodigd voor een gesprek op 5 april 2019. Op 8 juli 2019 heeft Consument een schriftelijke waarschuwing over zijn functioneren ontvangen van de managing director van zijn voormalige werkgever. Op 16 juli 2019 heeft Consument een rechtsbijstandverzekering aangevraagd bij de verzekeraar. In verband hiermee heeft hij een aanvraagformulier ingevuld. Voor zover relevant werd daarin het volgende gevraagd:

‘Hebt u een (dreigend) arbeidsgeschil met uw huidige werkgever? (…) Heeft u verder nog iets mee te delen over de te verzekeren risico’s, over uzelf, of één van de personen die u wilt meeverzekeren, dat voor het beoordelen van deze aanvraag van belang kan zijn?’

Consument heeft beide vragen met ‘nee’ beantwoord.

Op 11 februari 2020 meldt Consument een arbeidsgeschil met zijn voormalig werkgever aan verzekeraar. Verzekeraar laat daarop weten het verzoek om rechtsbijstand af te wijzen nu Consument zich niet heeft gehouden aan de mededelingsplicht bij het afsluiten van de verzekering. Immers, hij heeft ten onrechte niet vermeld dat hij reeds een waarschuwing over zijn functioneren heeft ontvangen. Consument is het daar niet mee eens en dient een klacht in bij de Geschillencommissie. Consument stelt zich op het standpunt dat hij zijn mededelingsplicht niet heeft geschonden. Volgens Consument betekent kritiek krijgen nog niet dat er een geschil dreigende is. Verzekeraar voert verweer.

De Commissie oordeelt dat Verzekeraar dekking heeft mogen weigeren. De Commissie overweegt daartoe dat op grond van artikel 7:928 BW er op verzekeringnemer een mededelingsplicht rust bij aangaan van de verzekering. Als de verzekeraar aanvoert dat hij met kennis van de juiste stand van zaken ten tijde van het sluiten van de verzekering een uitsluitingsclausule zou hebben bedongen, komt het aan op de vraag of een redelijk handelend verzekeraar dit ook zou hebben gedaan. Als uitgangspunt geldt dus een toetsing aan het acceptatiebeleid van de redelijk handelend verzekeraar.

Met de verzekeraar is de Commissie van mening dat uit de waarschuwingsbrief duidelijk blijkt dat de voormalig werkgever niet tevreden was over het functioneren van Consument. Het gehele verloop is in de brief ook helder omschreven. Aan de waarschuwingsbrief is bovendien een gesprek en eerdere correspondentie voorafgegaan. Daarbij komt dat het opvallend is dat tussen het ontvangen van de waarschuwingsbrief en het aanvragen van de rechtsbijstandverzekering weinig tijd zit. De Commissie is van oordeel dat ook een redelijk handelend verzekeraar een clausule zou hebben bedongen dat onder deze omstandigheden het geschil met de werkgever niet onder de dekking valt. De conclusie is dan ook dat de verzekeraar niet is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de verzekeringsovereenkomst door de door Consument gevorderde kosten niet te vergoeden.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2021-0619 d.d. 6 juli 2021

Handelt tussenpersoon voldoende voortvarend?

Consument heeft via de tussenpersoon een opstalverzekering en een inboedelverzekering afgesloten. Op 2 november 2019 is er in de woning van Consument ingebroken. Door de inbraak is aan het keukenraam van de consument schade ontstaan. De boekhouder van Consument heeft deze schade op 6 november 2019 gemeld bij de tussenpersoon. In de keuken is vervolgens een noodraam geplaatst. Op 20 november 2019 heeft de tussenpersoon het politierapport ontvangen.

Eind januari 2020 heeft de boekhouder van Consument bij de tussenpersoon geïnformeerd naar de stand van zaken. Consument had op dat moment reeds een nieuw kozijn besteld. De tussenpersoon heeft bij de boekhouder van Consument om een offerte van het kozijn gevraagd. Op 6 februari 2020 heeft de boekhouder aan de tussenpersoon laten weten dat het schadebedrag waarschijnlijk hoger is dan 2.000 euro. De tussenpersoon heeft vervolgens een expert ingeschakeld. De expert heeft vastgesteld dat het kozijn kon worden gerepareerd en heeft het schadebedrag vastgesteld op 950 euro. Consument had op dat moment al getekend en betaald voor het nieuwe kozijn en kon deze bestelling niet meer terugdraaien. De verzekeraar heeft het bedrag van 950 euro uitgekeerd aan Consument.

Consument heeft een klacht ingediend. Volgens Consument kon tussenpersoon al eerder (reeds in november) een expert inschakelen. Op die wijze had voorkomen kunnen worden dat de kosten voor het nieuwe kozijn werden gemaakt. Consument vordert 2.350 euro, zijnde de kosten van het nieuwe raam minus het uitgekeerde bedrag door verzekeraar. Ter onderbouwing van de vordering voert Consument aan dat tussenpersoon zijn zorgplicht heeft geschonden door te traag te handelen ten aanzien van de afhandeling van de inbraakschade, nu tussenpersoon reeds in november 2019 een expert had kunnen laten komen. Tussenpersoon voert verweer.

De Commissie oordeelt dat tussenpersoon zijn zorgplicht jegens Consument niet heeft geschonden.

De Commissie overweegt daartoe als volgt. De overeenkomst tussen Consument en de tussenpersoon is een overeenkomst in de zin van artikel 7:400 van het Burgerlijk Wetboek. Een assurantietussenpersoon is op grond van artikel 7:401 BW verplicht om tegenover zijn opdrachtgever, de consument, bij zijn werkzaamheden de zorg te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend assurantietussenpersoon verwacht mag worden. Deze algemene zorgplicht is nader ingevuld in de rechtspraak. De zorgplicht geldt niet alleen ten tijde van het sluiten van de verzekeringsovereenkomst, maar vergt ook een actieve en voortdurende bemoeienis door de adviseur met tot zijn portefeuille behorende verzekeringen tijdens de looptijd van de verzekeringsovereenkomst.

De Commissie stelt vast dat tussen partijen is afgesproken dat Consument te zijner tijd een offerte en het proces-verbaal van de politie naar de tussenpersoon zou sturen. Uiteindelijk heeft de tussenpersoon op 20 november 2019 het politierapport ontvangen en is op 10 februari een expert ingeschakeld. Uit het dossier blijkt dat Consument op dat moment al een nieuw kozijn had besteld en betaald. Naar het oordeel van de commissie heeft de tussenpersoon gedurende de afhandeling van de schade voldoende voortvarend gehandeld door een expert in te schakelen op het moment dat duidelijk werd dat het schadebedrag wellicht hoger was dan 2.000 euro. Kort daarna is het schadebedrag aan Consument uitgekeerd. Dat Consument zelf zonder nader overleg met de tussenpersoon een kozijn heeft besteld en betaald en dat deze opdracht niet meer kon worden teruggedraaid, is niet aan de tussenpersoon toe te rekenen, nu duidelijk uit de gespreksverslagen volgt dat Consument eerst een o›erte zou opsturen naar de tussenpersoon. De slotsom luidt dan ook dat de vordering van Consument wordt afgewezen.

Meer weten over verzekeringsrecht?

U acteert in een snel veranderende wereld. Onze verzekeringsspecialisten kennen de details van uw markt. Uw werkterrein laat zich niet in één activiteit of in één juridisch deelgebied vangen. Daarom staan advocaten met verschillende aandachtsgebieden klaar om u te adviseren.

Ons team Verzekering behartigt de belangen van grote en gespecialiseerde verzekeraars en hun verzekerden. Wij houden ons bezig met aansprakelijkheidsrecht en verzekeringsrecht in de breedste zin van het woord en werken voor zorgverzekeraars, schadeverzekeraars en levensverzekeraars.

Beursbengel: Uitspraken GFD over gestolen sieraden en mogelijke valsheid in geschriften

Beursbengel: Uitspraken GFD over gestolen sieraden en mogelijke valsheid in geschriften 665 509 Ekelmans Advocaten
Beursbengel vakblad verzekering
Leestijd: 5 minuten
Lesedauer: 5 Minuten
Reading time: 5 minutes
Expertise:

In Dossier Kifid van de Beursbengel 2021 / nr. 906 bespreken we twee uitspraken van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening : één uitspraak rond een kostbaarhedenverzekering en een rond de aanvraag van een hypothecaire lening.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2021-0289 d.d. 26 maart 2021

Diefstal bij verkoop sieraden

Consument heeft via Marktplaats sieraden te koop aangeboden. Tijdens een bezichtiging van de sieraden bij de Consument thuis hebben de aspirant-kopers de sieraden gestolen. Hoewel Consument een kostbaarhedenverzekering heeft afgesloten, weigert Verzekeraar dekking. Tussen partijen is in geschil of de Consument voldaan heeft aan de vereisten uit artikel 19 van de verzekeringsvoorwaarden, waarin is bepaald dat persoonlijke bezittingen niet zijn verzekerd wanneer een verzekerde niet goed op zijn spullen heeft gelet. Verzekeraar stelt zich op het standpunt dat de Consument onvoorzichtig is geweest en weigert dekking. De Consument is het daarmee oneens en vordert in deze procedure vergoeding van de diefstalschade.

Allereerst toetst de Commissie ambtshalve of artikel 19 van de verzekeringsvoorwaarden een oneerlijk beding is in de zin van richtlijn 93/13/ EEG. Daaraan gaat de vraag vooraf of het artikel een kernbeding inhoudt als bedoeld in artikel 4 lid 2 Richtlijn 93/13 en art. 6:231 BW, zodat het beding om die reden in beginsel zou zijn uitgezonderd van een beoordeling op oneerlijkheid. Uit de parlementaire geschiedenis en vaste rechtspraak omtrent dit punt volgt met betrekking tot verzekeringsovereenkomsten, dat bedingen ter bepaling van de omvang van de dekking als kernbeding moeten worden aangemerkt. Hieruit volgt echter niet dat alle bedingen die op enigerlei wijze van invloed zouden kunnen zijn op de omvang van de premie, als kernbeding moeten worden aangemerkt. Omdat het hier gaat om een beding met betrekking tot de gevolgen die verbonden zijn aan onzorgvuldig gedrag van de verzekerde, is het in zoverre geen beding dat het verzekerde risico en de verbintenis van de verzekeraar vooraf duidelijk omschrijft of afbakent. Daarnaast acht de Commissie artikel 19 niet onredelijk bezwarend in de zin van artikel 6:233 aanhef onder a BW. Met artikel 19 wordt weliswaar afgeweken van artikel 7:952 BW, maar dat artikel is van regelend recht. Het is een verzekeraar dan ook toegestaan om in de verzekeringsvoorwaarden af te wijken van artikel 7:952 BW, in die zin dat meer voorzichtigheid van de verzekerde wordt gevraagd. Bovendien past de open norm dat een verzekerde goed op zijn spullen moet hebben gelet, bij wat van een verzekerde mag worden verwacht in zijn relatie tot de verzekeraar, aldus de Commissie.

Omdat vast is komen te staan dat artikel 19 van de verzekeringsvoorwaarden van toepassing is, dient de Commissie te beoordelen of Verzekeraar op grond van dat artikel dekking mocht weigeren. De Commissie stelt voorop dat dit afhankelijk is van de omstandigheden van het geval. De Commissie oordeelt dat is komen vast te staan dat de sieraden van aanzienlijke waarde waren, dat de aspirantkopers twee onbekenden waren en dat de Consument en de aspirant-kopers zich in de tuin op enkele meters afstand van de poortdeur bevonden, die open stond. De Commissie is van oordeel dat hierdoor een reële kans op diefstal bestond, vanwege de waarde van de sieraden en de onbekendheid met de persoon en de intenties van de aspirant-kopers. Onder deze omstandigheden mocht daarom extra oplettendheid van de Consument worden verwacht. Alles in samenhang bezien, is de Commissie van oordeel dat de Consument niet goed op de sieraden heeft gelet en niet de ‘normale voorzichtigheid’ in acht heeft genomen. Volgens de Commissie heeft Verzekeraar daarom dekking mogen weigeren en wordt de vordering van de Consument afgewezen.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2021-0472 d.d. 21 mei 2021

Verkeerde voorstelling van zaken

In 2016 hebben de Consumenten voor de aankoop van een woning een hypothecaire geldlening aangevraagd bij Obvion. Volgens Obvion hebben de Consumenten bij deze aanvraag valsheid in geschrift gepleegd en gepoogd Obvion te misleiden door bewust een onjuiste voorstelling van de werkelijkheid te geven met als doel een hypothecair krediet te verkrijgen. Naar aanleiding van deze constatering, heeft Obvion bij de politie aangifte gedaan van valsheid in geschrifte en oplichting. Daarnaast heeft Obvion de persoonsgegevens van de Consumenten voor de duur van acht jaar geregistreerd in het door de Stichting Fraudebestrijding Hypotheken gehouden Extern Verwijzingsregister.

De Consumenten vorderen primair dat Obvion hun persoonsgegevens verwijdert uit het Extern Verwijzingsregister. Subsidiair vorderen zij dat Obvion de duur van de registratie verkort tot nihil. De Consumenten hebben betoogd dat de registratie onterecht is en dat de duur ervan disproportioneel is. Daartoe hebben zij onder andere aangevoerd dat zij weliswaar een verkeerde bijlage bij de hypotheekaanvraag hebben gevoegd, maar dat er geen opzet in het spel was. Daarnaast voeren de Consumenten aan dat Obvion het proportionaliteitsbeginsel heeft geschonden, als gevolg waarvan zij disproportioneel geraakt worden in hun belangen.

De Commissie oordeelt dat de klacht ter zake van de verwijdering van de registratie nietbehandelbaar is, omdat Consumenten niettijdig geklaagd hebben bij Kifi d. De subsidiaire klacht met betrekking tot de duur van de registratie is wel behandelbaar.

Voor de registratie geldt dat moet zijn voldaan aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Dit brengt mee dat de inbreuk op de belangen van de Consumenten niet onevenredig mag zijn in verhouding tot het met de verwerking te dienen doel, en dat dit doel in redelijkheid niet op een andere, voor de Consumenten minder nadelige wijze kan worden verwezenlijkt. In dit verband hebben de Consumenten voldoende aangevoerd dat zij zowel professioneel als privé bezien ernstig worden belemmerd door de registratie.

De Commissie is van oordeel dat bij de afweging van de wederzijdse belangen van partijen in dit geval het belang van de Consumenten dient te prevaleren. Vooropgesteld wordt door de Commissie dat het plegen van valsheid in geschrifte en poging tot oplichting ernstige vergrijpen zijn. Obvion mocht ervan uitgaan dat de informatie die de Consumenten bij Obvion hadden aangeleverd volledig en – in ieder geval – niet gemanipuleerd was. De belemmeringen voor de Consumenten op het professionele vlak en in de privésfeer leggen voor de Commissie echter een zodanig gewicht in de schaal dat een verkorting van de duur van de registratie tot zes jaren proportioneel geacht wordt. Voor dit oordeel was ook van belang dat de Consumenten weer enig perspectief kregen , ondanks de grove fout die zij hebben gemaakt.

Meer weten over verzekeringsrecht?

U acteert in een snel veranderende wereld. Onze verzekeringsspecialisten kennen de details van uw markt. Uw werkterrein laat zich niet in één activiteit of in één juridisch deelgebied vangen. Daarom staan advocaten met verschillende aandachtsgebieden klaar om u te adviseren.

Ons team Verzekering behartigt de belangen van grote en gespecialiseerde verzekeraars en hun verzekerden. Wij houden ons bezig met aansprakelijkheidsrecht en verzekeringsrecht in de breedste zin van het woord en werken voor zorgverzekeraars, schadeverzekeraars en levensverzekeraars.

Gebruik artificiële intelligentie door het bestuur – risico of kans?

Gebruik artificiële intelligentie door het bestuur – risico of kans? 2560 1383 Ekelmans Advocaten
Artificiële Intelligentie bestuur
Leestijd: 3 minuten
Lesedauer: 3 Minuten
Reading time: 3 minutes
Expertise:

De ontwikkelingen op het gebied van artificiële intelligentie (AI) volgen elkaar in rap tempo op. Bij het woord robotbestuurder wordt vaak gedacht aan een Tesla die zichzelf kan besturen, maar minder aandacht gaat uit naar de robotbestuurder van een vennootschap.

In het bestuur van een vennootschap in Hong Kong zit al een robot – genaamd Vital – die mag meebeslissen over investeringen. Naar Nederlands recht zou een dergelijke robotbestuurder nog niet mogelijk zijn, omdat een bestuurder in Nederland een natuurlijk persoon of een rechtspersoon moet zijn. AI kan een robot mogelijk wel als hulpmiddel dienen voor bestuurders om hun bestuurstaak beter uit te voeren.

Bestuurstaak

In de Nederlandse wet kennen we een summiere en algemene beschrijving van de bestuurstaak: het bestuur is belast met het besturen van de vennootschap. Wat de precieze inhoud is van de bestuurstaak, is afhankelijk van onder andere de statuten, het belang van de vennootschap en het soort onderneming dat de vennootschap drijft. Onder ‘besturen’ verstaan we in het algemeen het dragen van de verantwoordelijkheid voor de dagelijkse gang van zaken, de strategie en het financieel beleid. Ook het risicomanagement valt onder de bestuurstaak.

Risicomanagement

Risicomanagement is één van de kerntaken van het bestuur en omvat in het bijzonder:

i) De naleving van wet- en regelgeving door de vennootschap;
ii)De beheersing van risico’s die verband houden met de activiteiten van de vennootschap. Denk hierbij aan toezicht op fraude binnen de onderneming, de omgang met koersrisico’s en het naleven van nieuwe regelgeving.

Volgens de Nederlandse Corporate Governance Code moet het bestuur de werking van de interne risicobeheersings- en controlesystemen monitoren en ten minste jaarlijks een systematische beoordeling uitvoeren van de opzet en de werking van de systemen.

Risicomanagement & AI

Door middel van AI kunnen besluiten gemakkelijker en sneller worden genomen. Het nadeel is een gebrek aan transparantie van op AI gebaseerde besluiten. De gang van zaken binnen de vennootschap, waarop de bestuurder toezicht dient te houden, wordt door het gebruik van AI ingewikkelder en complexer. Deze verandering vergt een verdere investering in risicobeheersing en compliance.

Daarnaast kan AI worden gebruikt om de bestuurder te helpen bij het uitvoeren van zijn risicomanagement taak. Het genoemde gebrek aan transparantie en toezicht bij het gebruik van AI is echter een risico. Bovendien is de risicomanagementtaak afhankelijk van feiten en omstandigheden binnen de vennootschap die constant aan verandering onderhevig zijn. Dit maakt het gebruik van AI bij het risicomanagement lastig, maar niet onuitvoerbaar.

Ook de proportionaliteit van het gebruik van AI is van belang. Grote afhankelijkheid van AI brengt risico’s met zich mee die vooraf dienen te worden onderzocht, geïdentificeerd en vastgesteld. Hoe groter de risico’s, hoe groter de kans op een fout en mogelijke aansprakelijkheid van het bestuur.

Bestuurdersaansprakelijkheid

Indien blijkt dat het bestuur zijn risicomanagement taak niet behoorlijk heeft vervuld, ligt bestuurdersaansprakelijkheid op de loer. Deze aansprakelijkheid kan zowel worden ingesteld vanuit de vennootschap (intern) als door derden (extern). Een bestuurder is overigens pas aansprakelijk als hem/haar een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt.

Handvatten voor bestuurders bij gebruik van AI

Ter voorkoming van mogelijke bestuurdersaansprakelijkheid doet het bestuur er goed aan om op onder meer de volgende punten te letten:

  • voorkom een te grote afhankelijkheid van AI. Neem bijvoorbeeld alleen bepaalde risicoloze besluiten middels AI of gebruik AI als hulpmiddel voor het managen van risico’s die in de extremen liggen en niet afhankelijk zijn van vele factoren.
  • identificeer en inventariseer wat de toekomstige risico’s voor uw onderneming zijn en breng in kaart in hoeverre deze risico’s kunnen worden beheerst met AI.

Vragen

Risicobeheersing- en controlesystemen verschillen per onderneming en sector. Zo ook is de toepasbaarheid van AI afhankelijk van het type ondernemingsactiviteiten. Bij elke onderneming zijn verschillende factoren van doorslaggevend belang. Wij kunnen uw vragen over bestuurdersverantwoordelijkheid en de toepassing van AI beantwoorden. Wilt u meer weten over dit onderwerp? Neem dan contact op met Anne-Mieke Dumoulin-Siemens of Pim Lieffering.

Auteur

De Staat van de Rechtspraak

De Staat van de Rechtspraak 2560 1707 Ekelmans Advocaten
De Staat van de Rechtspraak
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute

De uitgave ‘De Staat van de Rechtspraak’ van de Nederlandse Vereniging voor Procesrecht (NVvP) bevat een neerslag van de najaarsvergadering van de NVvP.

Als Inleiders van deze bijeenkomst traden op:

  • mr. D.M. de Knijff, advocaat bij Ekelmans & Meijer te Den Haag en voormalig Deken in het arrondissement Den Haag;
  • prof. mr. M. Kuijer, plv. lid van de Venetië Commissie van de Raad van Europa en bijzonder hoogleraar Rechten van de Mens aan de Universiteit van Amsterdam;
  • prof. mr. R.J.B. Schutgens, hoogleraar Algemene rechtswetenschap aan de Radboud Universiteit en voormalig voorzitter van het Nijmeegse Onderzoekcentrum voor Staat en Recht.

De inleiding van David de Knijff vindt u hier: Waartoe advocaten op aarde zijn. Is het procesmonopolie rijp voor afschaffing?

Auteur

Webinar Bestuurdersaansprakelijkheid: special WBTR

Webinar Bestuurdersaansprakelijkheid: special WBTR 2560 1707 Ekelmans Advocaten
Bestuurdersaansprakelijkheid
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute
Expertise:

Op 1 juli treedt de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen in werking. Op die datum verandert er veel op het gebied van bestuurdersaansprakelijkheid. Een uitgelezen moment dus voor een webinar voor bestuurders.

Op 1 juli om 16.00 praat Ekelmans & Meijer u bij over een aantal actuele onderwerpen voor bestuurders. Uiteraard komen de belangrijkste wijzigingen uit de WBTR aan de orde. Daarnaast gaan we in op de vraag of  selectieve betaling van schuldeisers mogelijk is. Ook bespreken we het nieuwe UBO register en is er aandacht voor het niet tijdig melden van betalingsonmacht bij de belastingdienst en/of pensioenfonds.

In een webinar van een uur praat Anne-Mieke Dumoulin-Siemens u bij over deze vier onderwerpen. Het webinar heeft een praktische insteek met handige tips and tricks.

Programma

1 juli 2021: start om 16.00 uur
Tijdsduur: 60 minuten
Bestemd voor: Bestuurders, ondernemers en verzekeraars

Contact

Beursbengel: Uitspraken GFD over een geannuleerde vlucht door de pandemie en vrije advocaatkeuze

Beursbengel: Uitspraken GFD over een geannuleerde vlucht door de pandemie en vrije advocaatkeuze 665 509 Ekelmans Advocaten
Beursbengel vakblad verzekering
Leestijd: 4 minuten
Lesedauer: 4 Minuten
Reading time: 4 minutes
Expertise:

In Dossier Kifid van de Beursbengel 2021 / nr. 905 bespreekt Frederike Rijpkema twee uitspraken van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening : één uitspraak rond een geannuleerde vlucht door de pandemie en een rond vrije advocaatkeuze.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2021-0333, d.d. 9 april 2021

Pandemieperikelen: gedekte schade?

Consument is op 6 maart 2020 voor een 22-daagse reis vertrokken naar Vietnam. Op 16 maart 2020 heeft de reisorganisatie Consument geïnformeerd dat alle excursies vanwege de coronapandemie worden geannuleerd en de reis voortijdig wordt beëindigd. Consument heeft zijn reisbureau in Nederland vervolgens verzocht zijn terugvlucht om te boeken naar 21 maart 2021. Op de dag van vertrek wordt de vlucht geannuleerd en heeft Consument een ticket geboekt voor een vlucht met een andere maatschappij.

Bij terugkomst in Nederland heeft Consument een beroep gedaan op zijn doorlopende reis en annuleringsverzekering. Consument claimt het verschil in de kosten tussen de tickets van de geannuleerde vlucht en de vlucht waarmee hij uiteindelijk is teruggevlogen en vordert een vergoeding voor de niet-genoten vakantiedagen.

Verzekeraar keert een bedrag van 3.197 euro uit voor de niet-genoten vakantiedagen, maar wijst de claim ten aanzien van het verschil in kosten tussen de twee vliegtickets af. Consument is het daar niet mee eens en dient een klacht in bij de Geschillencommissie. Volgens Consument staat in artikel 9 en 10 van de module Personenhulp op Reis (hierna: de voorwaarden) dat de kosten zijn verzekerd, wanneer deze onzeker zijn en zijn ontstaan tijdens de reis. Volgens Consument is daarvan sprake. Doordat hij op het laatste moment zijn terugvlucht heeft moeten omboeken zijn extra kosten ontstaan die niet waren ingecalculeerd. Omdat de schade onverwachts en buiten zijn schuld tijdens de vakantie is ontstaan, valt dit volgens Consument onder de dekking.

De Commissie oordeelt dat Verzekeraar dekking heeft mogen weigeren. De Commissie overweegt daartoe dat artikelen 13 tot en met 21 van de voorwaarden voor specifi eke gedekte gebeurtenissen bepalen welke kosten zijn verzekerd. Volgens de Commissie is, anders dan Consument stelt, voor dekking van onverwachte kosten niet voldoende dat deze kosten niet voorzien waren, of niet konden worden voorkomen. Wat in artikel 9 en 10 van de voorwaarden is bepaald, moet in onderlinge samenhang gelezen worden met de bepalingen die daarop volgen. Dit is de systematiek van de voorwaarden. Er bestaat alleen dekking voor schade als sprake is van een verzekerde schade en als er sprake is van een situatie waarbij de schade is gedekt. Uit de artikelen volgt naar het oordeel van de Commissie duidelijk waarvoor wel en waarvoor geen dekking bestaat.

Extra kosten die zijn gemaakt vanwege het omboeken van de vlucht in verband met de restricties rondom de coronapandemie worden niet genoemd als een verzekerde situatie in de artikelen 13 tot en met 21 van de voorwaarden. Dat betekent volgens de Commissie dat de schade van Consument niet onder de dekking van de verzekering valt en – aldus – terecht dekking is geweigerd. Dat de situatie van Consument niet van dekking is uitgesloten in de voorwaarden, maakt dit niet anders.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2021-0300, d.d. 31 maart 2021

Vrije advocaatkeuze beperkt tot gerechtelijke procedure?

Consument heeft een rechtsbijstandverzekering afgesloten. Na te zijn benaderd door een journalist, is over Consument een artikel geschreven. Bij publicatie bleek dit artikel echter vol met onwaarheden te staan en was de toon negatief. Consument stelt dat het artikel tot onder andere reputatieschade en gederfde inkomsten heeft geleid. Consument heeft Verzekeraar hierop verzocht om rechtsbijstand. Verzekeraar heeft het verzoek om rechtsbijstand in behandeling genomen. Hierbij wordt door de Verzekeraar aangetekend dat geen dekking bestaat voor reeds door Consument gemaakte kosten en/of nog te maken kosten tot aan een civiele procedure.

Consument vindt echter dat zij gerechtigd is de door haar gewenste advocaat in te schakelen op kosten van Verzekeraar. Dit volgt volgens haar uit het recht op vrije advocaatkeuze.

Verzekeraar stelt zich op het standpunt dat vergoeding van de gemaakte advocaatkosten op juiste gronden is afgewezen. In artikel 3 van de Algemene polisvoorwaarden is namelijk bepaald dat de kosten van externe rechtshulp voor vergoeding in aanmerking komen als een procedure moet worden gevoerd. Nu geen procedure werd gevoerd, stelt Verzekeraar niet tot vergoeding gehouden te zijn.

In de kern gaat het in deze zaak dan ook om de vraag of Consument recht heeft op vergoeding van de door haar gemaakte advocaatkosten, ondanks dat deze niet in het kader van een procedure bij een gerechtelijke instantie werden gemaakt. De Commissie beantwoordt deze vraag bevestigend.

Volgens de Commissie heeft een verzekerde recht op vrije advocaatkeuze in geval van een gerechtelijke of administratieve procedure. Dit recht geldt ook voor ontslag- en bezwaarprocedures.

De Commissie past de ruime uitleg van het HvJ EU ten aanzien van het begrip ‘gerechtelijke procedure’ toe. Dit betekent kort gezegd dat het begrip ‘gerechtelijke procedure’ niet kan worden beperkt door onderscheid te maken tussen een voorbereidende fase en de besluitfase. Elke fase die kan leiden tot een procedure bij een gerechtelijke instantie, dus zelfs de voorbereidende fase, valt onder het begrip ‘gerechtelijke procedure’.

Een verzekerde komt derhalve een beroep op de vrije advocaatkeuze toe in elke fase die kan leiden tot een procedure bij een gerechtelijke instantie. Daarbij geldt wel als voorwaarde dat sprake moet zijn van een conflict, te definiëren als het bestaan van een belangentegenstelling. Het voorgaande maakt dat Consument, ondanks dat de gemelde kwestie niet tot een procedure bij een gerechtelijke instantie heeft geleid, recht had op gefinancierde rechtsbijstand door een externe rechtshulpverlener van haar keuze. Verzekeraar had het recht op vrije advocaatkeuze bij een conflict in haar polisvoorwaarden niet mogen beperken tot die gevallen waarin een gerechtelijke procedure wordt gevoerd.

De slotsom luidt dan ook dat Verzekeraar gehouden is de gemaakte advocaatkosten van Consument tot het kostenmaximum te vergoeden.

Auteur

Beursbengel: Uitspraken GFD over een extra garantieverzekering en een niet dichtgedraaide keukenkraan

Beursbengel: Uitspraken GFD over een extra garantieverzekering en een niet dichtgedraaide keukenkraan 665 509 Ekelmans Advocaten
Beursbengel vakblad verzekering
Leestijd: 4 minuten
Lesedauer: 4 Minuten
Reading time: 4 minutes
Expertise:

In Dossier Kifid van de Beursbengel 2021 / nr. 904 bespreekt Simone Eman twee uitspraken van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening : één uitspraak rond een extra garantieverzekering en  een rond waterschade.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2021-0211, d.d. 3 maart 2021

Extra garantieverzekering, garantie gegarandeerd?

Consument heeft op 22 juni 2019 een auto gekocht bij een autobedrijf. Via bemiddeling van dit autobedrijf is er voor de consument voor de auto een Extra Garantieverzekering afgesloten bij de gevolmachtigde. In de voorwaarden staat, voor zover relevant:

‘2.1 Belangrijk! Lees nadrukkelijk het instructieboekje van de auto en voer deze instructies uit. Mocht blijken dat de auto, tijdens het bezit van de huidige eigenaar, niet aantoonbaar volgens de fabrieksvoorschriften is onderhouden, vervalt het recht op garantie. 2.2. Bewaar alle bewijzen van onderhoud en reparatie. Deze moet u altijd kunnen overleggen bij een claim. U bent zelf verantwoordelijk voor het onderhoud. Indien de onderhoudshistorie (deels) onbekend is of uit deze historie blijkt dat er onvoldoende onderhoud heeft plaatsgevonden, dient u onmiddellijk onderhoud uit te laten voeren.’

Op 7 oktober 2019 is de consument tijdens een autorit stil komen te staan door motorschade aan de auto. Een expert van de gevolmachtigde heeft geconcludeerd dat onvoldoende (aantoonbaar) onderhoud volgens de fabrieksvoorschriften van de auto heeft plaatsgevonden. De gevolmachtigde heeft daarom dekking voor de schade afgewezen en zich op het standpunt gesteld dat het recht op dekking als gevolg van dit onvoldoende onderhoud is vervallen.

Consument is het daar niet mee eens en schakelt een contra-expert in. Volgens deze expert is van onvoldoende (aantoonbaar) onderhoud geen sprake. Daarbij is het defect in de motor volgens de contra-expert hoe dan ook geen gevolg van onvoldoende onderhoud. Consument vordert in deze procedure dan ook dat de gevolmachtigde alsnog de reparatiekosten van 4.800 euro zal vergoeden.

De commissie is van oordeel dat de gevolmachtigde onterecht dekking heeft geweigerd. Zij stelt dat het in het midden kan blijven of de consument aan zijn onderhoudsverplichtingen heeft voldaan. Zélfs als dat niet het geval is, zou dat volgens de commissie nog niet tot verval van recht leiden.

De commissie zoekt aansluiting bij de rechtspraak van de Hoger Raad en overweegt dat verval van recht-bedingen in verzekeringsvoorwaarden toelaatbaar zijn voor zover de gevolmachtigde een redelijk belang heeft bij het inroepen van het beding. Van een redelijk belang is sprake in geval de gevolmachtigde een daadwerkelijk en praktisch belang heeft, een theoretisch belang is onvoldoende. De stelplicht – en zo nodig de bewijslast – ligt bij de gevolmachtigde.

De commissie meent dat de gevolmachtigde niet geslaagd is in het bewijs dat van een redelijk belang in dit geval sprake is. De algemene stelling dat goed onderhoud de basis is voor het behoud van de motor is volgens de commissie niet voldoende om het causaal verband tussen het gebrekkige onderhoud en de schade aan te nemen, aldus de commissie. Tot slot heeft de gevolmachtigde nog een beroep gedaan op de uitsluiting in de polis van ontwerp- of productiefouten. Dit beroep is echter pas gedaan bij dupliek. Volgens de commissie stond het de gemachtigde op dat moment niet meer vrij om de afwijzingsgrond te wijzigen.

De slotsom luidt dan ook dat het gehele door de consument gevorderde bedrag door de commissie wordt toegewezen.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2021-0199, d.d. 3 maart 2021

Dweilen met de kraan open

De consument is vergeten om de keukenkraan dicht te draaien. Daardoor zijn de keuken en de woonkamer ondergelopen. Er is waterschade ontstaan en consument heeft een beroep gedaan op zijn verzekeraar. De in dit kader relevante bepalingen uit de polisvoorwaarden luiden:

‘Artikel 5 (…) Schade door:

– water, stoom, neerslag of blusmiddelen uit leidingen die binnen of buiten het gebouw liggen. Of uit toestellen, waterleidinginstallaties, centrale verwarming, sprinklers en dergelijke die op de leidingen zijn aangesloten;

– het springen van leidingen door vorst, breuk, verstopping of een ander optredend defect. Kosten die u maakt om:

  • – de breuk of het defect aan de leiding op te sporen en de bijbehorende kosten voor herstelwerk aan muren, vloeren en andere onderdelen van het gebouw;
  • – beschadigde leidingen, installaties en toestellen te herstellen, als deze door vorst zijn gesprongen.

Artikel 8 (…)

Onzeker voorval We vergoeden uw schade zoals hieronder beschreven. Onzeker voorval We vergoeden uw schade alleen als het op het moment dat u de verzekering afsloot voor u onbekend was dat die schade zou ontstaan tijdens de looptijd van de verzekering. En als dit onder normale omstandigheden ook niet te verwachten was.’

De verzekeraar heeft uitkering geweigerd omdat het ontstane probleem niet is veroorzaakt door een onvoorziene breuk of defect aan de waterleiding die binnen het gebouw ligt, maar door nalatig handelen van consument, aldus de verzekeraar.

Consument is echter van mening dat in de polisvoorwaarden niet is bepaald dat er sprake moet zijn van een onvoorziene breuk of defect. Het vergeten van de kraan is naar zijn mening onopzettelijk handelen en zeker geen ‘opzet en roekeloosheid’ als bedoeld in de algemene uitsluitingen. Hij heeft daaraan verder toegevoegd dat als de verzekeraar de dekking had willen beperken tot waterschade als gevolg van ‘een onvoorziene breuk of defect aan de waterleiding’, hij dit als zodanig in de verzekeringsvoorwaarden had moeten vastleggen.

De commissie oordeelt echter dat de verzekeraar terecht geen uitkering heeft gedaan. Daarbij overweegt zij – kort gezegd – dat niet voldaan is aan het onzekerheidscriterium. In de polisvoorwaarden is te lezen dat schade slechts is verzekerd als deze is veroorzaakt door een onzeker voorval. Op grond van de voorwaarden is daarbij vereist dat op het moment dat de consument de verzekering afsloot, het voor hem onbekend was dat die schade zou ontstaan tijdens de looptijd van de verzekering. Verder is op grond van de polis vereist dat onder normale omstandigheden niet te verwachten was dat die schade zou ontstaan. Aan het tweede vereiste is in deze situatie volgens de commissie niet voldaan. Het is onder normale omstandigheden immers te verwachten dat schade ontstaat op het moment dat de kraan niet wordt dichtgedraaid en daar water uit blijft stromen.

Auteur

Ekelmans & Meijer in Jaargids Advocatuur van het FD

Ekelmans & Meijer in Jaargids Advocatuur van het FD 1920 2560 Ekelmans Advocaten
De Jurist 2021
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute
Expertise:

Afgelopen weekend verscheen de Jaargids Advocatuur als speciale bijlage bij het FD. De Jaargids slaat een brug tussen juristen en ondernemers met een keur aan artikelen, analyses, kantoorprofielen en 19 dubbelinterviews tussen juridische adviseurs en hun cliënten.

Zo wordt op pagina 31 Ekelmans & Meijer-partner David de Knijff geïnterviewd samen met zijn cliënt Paul Schepel, advocaat bij JPR Advocaten.

In de Jaargids vindt u bovendien op pagina 65 een presentatie van ons kantoor. De Jaargids is een uitgave van www.dejurist.com. De Jurist is een digitale uitgave van FD Mediagroep voor lezers die zich met zakelijk juridische vraagstukken bezighouden.

Contact

Bestuurder aansprakelijk stellen als aandeelhouder?

Bestuurder aansprakelijk stellen als aandeelhouder? 2560 1696 Ekelmans Advocaten
Bestuurder aansprakelijk
Leestijd: 3 minuten
Lesedauer: 3 Minuten
Reading time: 3 minutes

Begin op tijd en: bezint eer ge begint!

Wie als aandeelhouder de bestuurder van de vennootschap aansprakelijk wil stellen, moet uitermate goed beslagen ten ijs komen. Om de bestuurder aansprakelijk te stellen, moet sprake zijn van onbehoorlijk bestuur ter zake waarvan de bestuurder een ernstig verwijt kan worden gemaakt.

Dat is een strenge norm, waarvan een schending niet snel wordt aangenomen. De bestuurder is als hoofdregel bovendien niet tegenover de aandeelhouders aansprakelijk voor schade die de onderneming lijdt, ook niet wanneer onbehoorlijk bestuur wél is vastgesteld. De waardevermindering van aandelen komt namelijk voort uit de schade die de onderneming (vennootschap) door de onbehoorlijke taakvervulling heeft geleden. De schade van de aandeelhouders is anders gezegd slechts ‘afgeleide schade’; afgeleid van de schade van de vennootschap. Het is de vennootschap – en niet de aandeelhouder – die deze schade op de bestuurder kan verhalen. Toch zijn er aandeelhouders die proberen afgeleide schade vergoed te krijgen.

Voorvraag: onbehoorlijk bestuur?

Zo ging het ook in een zaak waar de rechtbank Rotterdam enige tijd geleden over oordeelde. Daar stonden drie aandeelhouders van (de holding van) een familiebedrijf tegenover de andere drie aandeelhouders, van wie er één ook de gedaagde bestuurder was. Volgens eisers heeft de bestuurder hen jarenlang niet geïnformeerd over de gang van zaken binnen de holding en de onderliggende werkmaatschappij. Ook zou de bestuurder de jaarrekeningen van beide vennootschappen niet tijdig hebben gedeponeerd en deze zouden nooit zijn goedgekeurd. Het vermogen van de holding zou door onbehoorlijk bestuur zijn verdampt. De eisers vinden dat zij hierdoor schade hebben geleden.

De rechtbank wijst alle vorderingen van eisers af. Daarbij wordt verwezen naar een uitspraak van de Hoge Raad uit 2008 (Willemsen/NOM). De Hoge Raad bepaalde in die zaak dat de strenge norm die geldt wanneer de vennootschap haar bestuurder aansprakelijk stelt, óók geldt wanneer een aandeelhouder van de vennootschap dat doet. Volgens de rechtbank Rotterdam hebben eisers niet voldoende gesteld om te kunnen oordelen, dat de bestuurder inderdaad zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld en hem daarvan een ernstig verwijt kan worden gemaakt. De rechtbank komt dus niet eens toe aan de vraag of de schade van de aandeelhouders voor vergoeding in aanmerking komt. Hoewel de rechtbank dit niet zo opschrijft, heeft het er alle schijn van dat eisers – bij lange na – niet ver genoeg zijn gegaan in het concreet aantonen dat de oorzaak van het verdampen van het vennootschapsvermogen gelegen was in onbehoorlijk bestuur.

Schending zelfstandige verplichting jegens aandeelhouder

Wat nu als het onbehoorlijk bestuur wel kan worden aangetoond? De hoofdregel is dat afgeleide schade niet aan de aandeelhouder wordt vergoed. Dat is mogelijk anders wanneer de bestuurder is tekortgeschoten in een verplichting die hij specifiek jegens de aandeelhouder(s) in acht moest nemen. Het gaat dan om schending van een zelfstandige verplichting jegens de aandeelhouder(s) en niet de algemene plicht om het vermogen van de vennootschap (en de waarde van de aandelen) te beschermen. Een voorbeeld: alle aandeelhouders in de zaak uit Rotterdam waren tevens erfgenamen in een nog lopende afwikkeling van een erfenis. De aandelen waren onderdeel van de nalatenschap. Als het zo is dat de gedaagde bestuurder de waarde van die nalatenschap, dus de waarde van de aandelen, heeft laten verdampen, dan hadden eisers dit als specifieke normschending kunnen aanvoeren. Dat hebben zij kennelijk niet (gemotiveerd) gedaan. Een gemiste kans, want in hun hoedanigheid van erfgenaam hadden de eisers hun schade mogelijk wel vergoed gekregen.

Andere mogelijkheden

De aandeelhouders hadden ook in een eerder stadium kunnen en moeten handelen. Zo hadden zij eerder actief kunnen beginnen met verkrijgen van informatie. De wet voorziet in een aantal mogelijkheden hiertoe. Het houden van een buitengewone algemene vergadering kan door aandeelhouders desnoods bij de rechter worden afgedwongen. Houdt het bestuur ook dáár informatie achter, dan kan inzage, afschriften of uittreksel van stukken worden gevorderd bij de rechter. Daarnaast levert weigering door het bestuur om in of buiten de algemene vergadering informatie te verschaffen onder omstandigheden ‘wanbeleid’ op. Indien er goede redenen zijn om aan een juist beleid te twijfelen, dan kan de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam maatregelen treffen en een onderzoek naar de gang van zaken gelasten. Daarover leest u meer in mijn annotatie onder deze uitspraak in het tijdschrift JIN.

Kortom: in een conflict met het bestuur zijn er verschillende mogelijkheden voor aandeelhouders om tegen de bestuurder in actie te komen. Achteroverleunen wordt niet beloond. De bestuurder na afloop aanspreken voor de schade door waardedaling van de aandelen is alleen met succes mogelijk in zeer uitzonderlijke gevallen. Dit vraagt om gespecialiseerde kennis en expertise.

Beursbengel: Uitspraken GFD over een weggewaaid dak en een paardenverzekering

Beursbengel: Uitspraken GFD over een weggewaaid dak en een paardenverzekering 665 509 Ekelmans Advocaten
Beursbengel vakblad verzekering
Leestijd: 5 minuten
Lesedauer: 5 Minuten
Reading time: 5 minutes
Expertise:

Lieske de Vos bespreekt in de Beursbengel twee uitspraken van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening: één uitspraak rond een camperverzekering en een rond een paardenverzekering.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2021-0159, d.d. 17 februari 2021

Een van buiten komende omstandigheid?

De consument heeft in 2019 een tweedehands kampeerauto uit 2005 aangeschaft. Op 19 juni 2020 is tijdens een rit op de snelweg, bij het passeren van een vrachtwagen, het panoramadak van de kampeerauto afgewaaid. Om de schade vergoed te krijgen, heeft consument haar verzekeraar aangesproken waarbij zij een camperverzekering had afgesloten. De verzekeraar schakelde daarop een expert in. Deze concludeerde dat het dakraam zat verlijmd op het dak en dat op de oude kit/lijm die nog op het dak van de cabine zat, sporen van vuil en slechte hechting van kit/lijm zichtbaar waren. Aldus werd vastgesteld dat het dakraam al enige tijd heeft losgezeten. De conclusie van verzekeraar is dat het dakraam uit het dak is gewaaid door een constructie/montagefout en niet door een van buitenaf komend onheil, waarvoor de consument is verzekerd. De verzekeraar heeft vervolgens uitkering geweigerd omdat er geen sprake was van een verzekerde gebeurtenis en daarbij verwezen naar de voorwaarden.

De klacht van de consument betreft het weigeren van uitkering. Op basis van de uitleg die de consument aan de voorwaarden geeft, dient de verzekeraar hem de schade uit te keren. De consument voert daarbij aan dat de schade is ontstaan door luchtdruk of luchtvacuüm van de passerende vrachtauto, waardoor het panorama dak is losgeraakt. De consument heeft uitkering gevorderd van 3.000 euro.

Verzekeraar verweert zich door te stellen dat de expert heeft vastgesteld dat de kit/lijm al enige tijd niet meer goed was. Volgens de expert is dat de hoofdoorzaak van het loslaten van het panoramadak van de consument. De verzekeraar heeft verder aangevoerd dat op grond van artikel 27 van de bijzondere voorwaarden sprake moet zijn van een: ‘onverwachte, van buiten komende gebeurtenis’ en meent dat dus beoordeeld moet worden of de oorzaak van de schade van de consument een onverwachte en van buiten komende gebeurtenis is. In dat kader moet volgens de verzekeraar de dominant cause worden vastgesteld. Voor de schade van de consument moest volgens de verzekeraar dus bepaald worden wat de rechtens relevante oorzaak is geweest van het losraken van het panoramadak. Hij heeft gesteld dat de rechtens relevante oorzaak van het losraken van het panoramadak de slechte hechting van de kit/lijm is. Hieruit heeft de verzekeraar geconcludeerd dat geen sprake is van een verzekerde gebeurtenis en dat de schadeclaim van de consument niet voor vergoeding in aanmerking komt. De verzekeraar voert verder aan dat, mocht de luchtdruk/het luchtvacuüm door het passeren van een vrachtauto de oorzaak van de schade zijn, dit ook niet tot dekking onder de verzekering zou leiden. Immers, een kampeerauto moet een vrachtauto kunnen inhalen zonder dat het panoramadak van de auto afwaait.

De commissie oordeelt dat de Consument de stelling dat de schade zou zijn veroorzaakt door de luchtdruk/het luchtvacuüm niet heeft onderbouwd, terwijl de expert van verzekeraar heeft vastgesteld dat de oorzaak van het afwaaien van het panoramadak de slechte hechting van de kit/lijm is. Gezien het feit dat de expert van de verzekeraar de oorzaak heeft vastgesteld en dat deze onvoldoende gemotiveerd is betwist, neemt de commissie aan dat de slechte hechting van de kit/lijm als dominant cause van de schade kan worden aangewezen. De dominant cause-maatstaf is doorslaggevend wanneer geen causaliteitsmaatstaf blijkt uit de voorwaarden. De dominant cause vaststellen gebeurt door te bepalen welke oorzaak of welke oorzaken als e.ectieve oorzaak of oorzaken van de schade kunnen worden gezien. De oorzaak die de consument heeft aangedragen is onvoldoende onderbouwd. Daar komt nog bij dat ook al zou de luchtdruk/het luchtvacuüm vanwege het passeren van een vrachtwagen als oorzaak kunnen worden beschouwd, dit niet zou duiden op dekking onder de verzekering. Een camper moet immers voldoende toegerust zijn om over een snelweg te kunnen rijden en vrachtauto’s te kunnen inhalen. Op grond van de voorwaarden moet vervolgens worden beoordeeld of de door consument geleden schade gedekt is onder de verzekering. In artikel 27 is bepaald dat sprake moet zijn van een onverwachte, van buiten komende, gebeurtenis. Nu de commissie oordeelt dat de schade (hoofdzakelijk) is ontstaan door slechte hechting van kit/lijm en dat het geen van buiten komende gebeurtenis betreft, valt de schade niet onder de dekking van de verzekering.

De commissie wijst de vordering af.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2021-0170, d.d. 19 februari 2021

Verrekening van het resterende gedeelte premie over het verzekeringsjaar toegestaan?

De consument heeft voor haar paard via de bemiddelaar een paardenverzekering gesloten. De contractvervaldatum is 8 februari 2020, waarna de verzekering stilzwijgend wordt verlengd. In de toepasselijke Algemene Voorwaarden is een bepaling opgenomen, inhoudende dat de verzekering automatisch eindigt direct en automatisch als uitkering is gedaan in geval van totaal verlies. Bij totaal verlies blijft de premie over het resterende gedeelte van het verzekeringsjaar verschuldigd. Dit wordt verrekend met de schade-uitkering. Ten aanzien van de toepassing van deze bepaling heeft consument een klacht ingediend.

De casus is als volgt. Op 3 juli 2020 is het paard van de consument geëuthanaseerd en om die reden is de verzekering per die datum beëindigd. De bemiddelaar heeft de consument bij brief van 21 juli 2020 over de schadeafwikkeling geïnformeerd. De bemiddelaar heeft een schadevergoeding uitgekeerd van 90 procent van het verzekerd bedrag in verband met blijvende ongeschiktheid verminderd met de restwaarde euthanasie. Verder is de consument erover geïnformeerd dat, omdat sprake is van totaal verlies, de resterende jaarpremie tot 8 februari 2021 in mindering wordt gebracht op de uitkering. De consument vordert betaling van het verrekende bedrag, zijnde het premiebedrag dat in mindering is gebracht op de uitkering. De consument voert aan dat zij erkent dat de schade is afgewikkeld volgens de voorwaarden, maar dat verzekeringen tussentijds kunnen worden opgezegd na een looptijd van een jaar. Bovendien is er na het overlijden van het paard geen risico meer. De verzekering moet daarom worden beëindigd zonder dat de resterende jaarpremie in rekening wordt gebracht. Het verzekeringsjaar van de verzekering van de consument loopt tot februari. Als de contractvervaldatum in augustus zou zijn, zou de resterende jaarpremie minder zijn. Om deze redenen is het in rekening brengen van de resterende premie na het overlijden van het paard wettelijk niet toegestaan. Bemiddelaar heeft verweer gevoerd tegen deze stellingen.

De commissie is van oordeel dat de vraag die beantwoord moet worden is of met een beroep op de Algemene Voorwaarden de resterende jaarpremie kon worden verrekend met de uitkering. In de Algemene Voorwaarden is bepaald dat bij totaal verlies de premie over het resterende gedeelte van het verzekeringsjaar verschuldigd is. De wet verzet zich niet tegen deze bepaling. In artikel 7:938 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek is bepaald dat geen premie is verschuldigd als in het geheel geen risico is gelopen en dat als over een vol verzekeringsjaar geen risico is gelopen, over dat jaar geen premie is verschuldigd. In deze situatie is geen sprake van een vol verzekeringsjaar waarin geen risico is gelopen, omdat de verzekeraar in het destijds lopende verzekeringsjaar wel een risico heeft gelopen. Bovendien is de genoemde wettelijke bepaling niet van dwingend recht. De commissie concludeert dan ook dat de bemiddelaar de premie over het resterende gedeelte van het verzekeringsjaar op de uitkering in mindering heeft mogen brengen. De vordering van de consument wordt daarom afgewezen.

Meer weten over verzekeringsrecht?

U acteert in een snel veranderende wereld. Onze verzekeringsspecialisten kennen de details van uw markt. Uw werkterrein laat zich niet in één activiteit of in één juridisch deelgebied vangen. Daarom staan advocaten met verschillende aandachtsgebieden klaar om u te adviseren.

Ons team Verzekering behartigt de belangen van grote en gespecialiseerde verzekeraars en hun verzekerden. Wij houden ons bezig met aansprakelijkheidsrecht en verzekeringsrecht in de breedste zin van het woord en werken voor zorgverzekeraars, schadeverzekeraars en levensverzekeraars.

Ekelmans Advocaten N.V. gebruikt noodzakelijke en analytische cookies om ervoor te zorgen dat onze website zo goed mogelijk functioneert en om het gebruik van onze website te analyseren en te verbeteren. Wij gebruiken geen cookies voor marketingdoeleinden. Lees hier meer over in onze privacyverklaring en cookieverklaring