Keur

Kan een bedrijf een beroep doen op de Zwarte of Grijze Lijst?

Kan een bedrijf een beroep doen op de Zwarte of Grijze Lijst? 525 400 Ekelmans Advocaten
Zuivel en kaas bedrijf
Leestijd: 4 minuten
Lesedauer: 4 Minuten
Reading time: 4 minutes

In algemene voorwaarden staan regelmatig oneerlijke bedingen. De ‘Zwarte Lijst’ en de ‘Grijze Lijst’ noemen bedingen die oneerlijk zijn tegenover een consument. Een consument kan zo’n beding vernietigen, en heeft er dan geen last meer van. Kan ook een (klein) bedrijf daar een beroep op doen? En wanneer kan dat?

HR 8 september 2023, ECLI:NL:HR:2023:1197

De casus

Het echtpaar Hibma exploiteert een kaas- en zuivelbedrijf. Dat doen zij eerst in een vennootschap onder firma (vof), en vanaf 2006 via een BV. Dhr. X is financieel adviseur. Hij benadert boer Hibma over een subsidieprogramma voor investeringsprojecten in ontwikkelingslanden. Boer Hibma heeft er wel oren naar om met zijn bedrijf mee te doen aan zo’n project.

In 2005 sluit de vof daarom een overeenkomst met (de eenmanszaak van) dhr. X. In de algemene voorwaarden van X staat dat klachten binnen 8 dagen na ontdekking, maar uiterlijk binnen 14 dagen na voltooiing van de werkzaamheden moeten worden gemeld.

Via dhr. X maakt boer Hibma kennis met een stel dat in Bosnië via de vennootschap Techno-Pek een krachtvoerfabriek wil opzetten. Daarvoor is een lening nodig van € 1 miljoen. De vof zal die lening verstrekken. Dhr. X begeleidt dat traject en geeft op enig moment groen licht om het geld over te maken, terwijl de gevraagde bankgarantie en hypotheek nog niet zijn verstrekt. Techno-Pek betaalt de lening niet terug, en het echtpaar Hibma gaat voor een flink bedrag het schip in. In 2015 stelt de advocaat van boer Hibma X aansprakelijk.

Oordeel Hof

De rechtbank wijst de vorderingen van het echtpaar Hibma, hun vof en BV af. Ik noem hen: ‘Hibma c.s.’. Het hof vernietigt het vonnis: X heeft wanprestatie gepleegd en moet schadevergoeding betalen. Verder oordeelt het hof dat Hibma c.s. het contractuele beding over de klachtplicht terecht hebben vernietigd, omdat dit beding voor hen ‘oneerlijk’ is (art. 6:233-a BW). Het beding zou voor een consument onder de Zwarte Lijst vallen (art. 6:236-g BW), zo stelt het hof.

In cassatie klaagt X dat Hibma c.s. geen beroep kunnen doen op de Zwarte Lijst, omdat zij geen consumenten zijn. De Hoge Raad is dat niet met hem eens.

Wanneer is een beding in algemene voorwaarden ‘oneerlijk’?

Een beding in algemene voorwaarden is vernietigbaar als dat ‘oneerlijk’ is tegenover de andere contractspartij. Daarbij moet onder meer worden gekeken naar de hoedanigheid van partijen, hun maatschappelijke positie, hun onderlinge verhouding en hun deskundigheid. Zowel consumenten als bedrijven kunnen algemene voorwaarden vernietigen, als die voor hen oneerlijk zijn.

Voor consumenten: de Zwarte en de Grijze Lijst

Consumenten worden geholpen. De Zwarte Lijst (art. 6:236 BW) bevat een reeks bedingen die voor de consument oneerlijk worden geacht. De Grijze Lijst kent een reeks bedingen die voor een consument worden vermoed oneerlijk te zijn (art. 6:237 BW); een beding op de Grijze Lijst kan in bijzondere gevallen dus wel door de beugel.

Helpen deze Lijsten ook niet-consumenten?

Ook als een partij geen consument is, kan voor de vraag of een beding ‘oneerlijk’ is van belang zijn dat het voorkomt op één van deze lijsten. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat deze ‘reflexwerking’ er kan zijn als de situatie van een rechtspersoon sterk lijkt op de positie van een consument. De wetgever dacht toen vooral aan een rechtspersoon die geen beroep of bedrijf uitoefende, zoals de plaatselijke schaakvereniging. Volgens de Hoge Raad kan soms ook een rechtspersoon die een beroep of bedrijf uitoefent van die reflexwerking profiteren, bijvoorbeeld als het contract losstaat van de eigenlijke beroeps- of bedrijfsactiviteiten.

Volgens de HR keek het hof voor de vraag of het klacht-beding ‘oneerlijk’ was tegenover Hibma Zuivel terecht naar de aard van het boerenbedrijf en het soort contract. Hibma c.s. hielden zich alleen bezig met zuivel: Hibma c.s. hadden geen ervaring met ingewikkelde financiële zaken. Juist dáárvoor schakelden zij X in als deskundige. De overeenkomst met X had geen betrekking op de eigenlijke activiteiten van Hibma Zuivel, voor zover het ging over advisering over de lening.

Ook weegt mee dat dit klacht-beding op de Zwarte of Grijze lijst staat. De situatie van Hibma c.s. lijkt alles bij elkaar zoveel op die van een consument, dat zij bescherming verdienen.

Dat een consument niet snel advies inwint over het doen van een investering van € 1 miljoen in het buitenland, hoefde het hof niet op andere gedachten te brengen.

Een korte klachtplicht – de Zwarte of de Grijze lijst?

Staat het beding waar Hibma c.s. last van hadden, nu op de Zwarte of op de Grijze Lijst. Ook dat verduidelijkt de Hoge Raad.

  • De Zwarte Lijst (art 6:236- g BW) geldt voor een beding dat een wettelijke verjarings- of vervaltermijn tot minder dan een jaar verkort.
  • De Grijze Lijst (art. Art. 6:237-h BW) geldt voor gevallen waarin de wet bepaalt dat rechten vervallen, indien een partij niet binnen een ‘redelijke’ of ‘korte’ termijn of ‘binnen bekwame tijd’ een handeling verricht, en het beding die termijn verkort.

In dit geval bepaalt de ‘wettelijke klachtplicht’ van art. 6:89 BW dat een schuldeiser bij de schuldenaar moet protesteren, ‘binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijze had moeten ontdekken’. Doet hij dat niet, dan kan hij geen beroep meer doen op een gebrek in de prestatie. Er geldt geen vaste termijn. Een beding in algemene voorwaarden dat de ‘klachtplicht’ fixeert, zoals dhr. X deed, valt daarom onder art. 6:237-h BW (de Grijze Lijst).

Meer weten over cassatie?

Voert u een procedure in hoger beroep en verwacht u dat de zaak  bij de Hoge Raad zal komen? Dan is het slim om nu alvast advies in te winnen bij een cassatie-advocaat over uw kans van slagen als u uw zaak voorlegt aan de Hoge Raad.

Ekelmans Advocaten heeft een hoog aangeschreven cassatiepraktijk. De betrokkenheid van onze advocaten leidt geregeld tot belangwekkende arresten van de Hoge Raad.

Onze advocaten Cassatie en Expert Litigation zijn procesrechtelijke experts, die de grote lijnen inzichtelijk maken en in de finesses scherpte brengen.

We verzenden ook een nieuwsbrief Civiele Procespraktijk naar onze contacten. Interesse? Dan ontvangen we graag uw inschrijving.

Auteur

Marieke van der Keur is een ervaren cassatieadvocaat. Daarnaast staat zij advocaten bij in beroepsaansprakelijkheidszaken. Ook adviseert zij advocaten als ‘lawyer-to-lawyer’, bijvoorbeeld in complexe of principiële zaken waarin partijen tijdig op een cassatie willen voorsorteren.

Bekijk het webinar ‘De Hoge Raad Besproken’: Wanneer is nakoming blijvend onmogelijk?

Bekijk het webinar ‘De Hoge Raad Besproken’: Wanneer is nakoming blijvend onmogelijk? 525 400 Ekelmans Advocaten
Webinar AVDR wanneer is nakoming blijvend onmogelijk
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes

Cassatie-advocaat Marieke van der Keur sprak vrijdag 26 mei in een live uitzending van AVDR bij ons op kantoor over blijvende onmogelijkheid in de nakoming van een verbintenis. Inmiddels is het mogelijk om dit webinar terug te zien.

HR 4 november 2022, ECLI:NL:PHR:2022:1024

Equihold heeft een app ontwikkeld voor de sportwereld. Zij neemt Capgemini in de arm om de software te herschrijven in een andere programmeertaal. Het project loopt finaal mis. Volgens Equihold schiet de kwaliteit tekort. Capgemini stelt juist dat Equihold in verzuim is, omdat zij defacturen niet betaalt. Capgemini schort daarom haar prestatie op. Wie heeft het gelijk aan haar zijde.

Bepalend is of en wanneer nakoming door Capgemini blijvend onmogelijk is geworden. Capgemini klaagt dat nakoming nog mogelijk is, omdat debedongen prestatie nog kan worden verricht. Maar volgens Equihold zal zij dan nog jarenlang moeten wachten, en heeft de prestatie dan geen waardemeer voor haar. Wat beslist de Hoge Raad?

Jurisprudentie: Parket bij de Hoge Raad 4 november 2022

Verbintenissenrecht. Equihold heeft een sportapplicatie ontwikkeld en met Capgemini raamovereenkomst gesloten om de software te herschrijven in een andere programmeertaal. Grootaandeelhouder Equihold vordert, na cessie van de desbetreffende vorderingen, schadevergoeding wegens wanprestatie Capgemini. Hof heeft bij tussenarrest een deskundigenbericht gelast ten aanzien van de vraag of nakoming door Capgemini blijvend onmogelijk is in de zin van art. 6:74 lid 2 BW. Klachten Capgemini in tussentijds cassatieberoep over onder meer verwerping van het beroep op schuldeisersverzuim en schending van de klachtplicht (art. 6:89 BW), miskenning van het partijdebat bij de uitleg van de tussen partijen gesloten overeenkomst en de beoordeling van de vraag of sprake is van blijvende onmogelijkheid tot nakoming. Geen sprake van blijvende onmogelijkheid omdat de bedongen prestatie feitelijk nog kan worden verricht? Is relevant of prestatie (nog) zinvol is voor de schuldeiser? Bekijk hier de uitspraak.

Het webinar heeft inmiddels plaatsgevonden en is terug te zien via onderstaande link.

Meer weten over cassatie?

Voert u een procedure in hoger beroep en verwacht u dat de zaak  bij de Hoge Raad zal komen? Dan is het slim om nu alvast advies in te winnen bij een cassatie-advocaat over uw kans van slagen als u uw zaak voorlegt aan de Hoge Raad.

Ekelmans Advocaten heeft een hoog aangeschreven cassatiepraktijk. De betrokkenheid van onze advocaten leidt geregeld tot belangwekkende arresten van de Hoge Raad.

Onze advocaten Cassatie en Expert Litigation zijn procesrechtelijke experts, die de grote lijnen inzichtelijk maken en in de finesses scherpte brengen.

We verzenden ook een nieuwsbrief Civiele Procespraktijk naar onze contacten. Interesse? Dan ontvangen we graag uw inschrijving.

Spreker

Marieke van der Keur is een ervaren cassatieadvocaat. Daarnaast staat zij advocaten bij in beroepsaansprakelijkheidszaken. Ook adviseert zij advocaten als ‘lawyer-to-lawyer’, bijvoorbeeld in complexe of principiële zaken waarin partijen tijdig op een cassatie willen voorsorteren.

De Hoge Raad komt deels terug op het Fafiani/KSN-arrest; het gezag van gewijsde als nieuwe grens

De Hoge Raad komt deels terug op het Fafiani/KSN-arrest; het gezag van gewijsde als nieuwe grens 525 400 Ekelmans Advocaten
Devolutieve werking en gezag van gewijsde
Leestijd: 4 minuten
Lesedauer: 4 Minuten
Reading time: 4 minutes

Is incidenteel hoger beroep nodig? Die vraag speelt regelmatig in hoger beroep. Tot vorige week, was het Hoge Raad arrest HR Fafiani/KSN de maatstaf. Daarin is de positieve devolutieve werking beperkt. De Hoge Raad komt terug op het veelbesproken Fafiani/KSN-arrest. Met het nieuwe arrest is er meer ruimte voor positieve devolutieve werking. Het gezag van gewijsde wordt de nieuwe grens.

HR 26 mei 2023, ECLI:NL:HR:2023:784

Positieve devolutieve werking

Het grievenstelsel en de positieve devolutieve werking vormen de kern van het appelprocesrecht. Treft een grief doel en leidt deze tot vernietiging van het vonnis, dan moet het hof alle verweren, die door de verweerder in hoger beroep in eerste aanleg op dat punt zijn gevoerd, opnieuw beoordelen (voor zover zij niet zijn prijsgegeven). Dit is de positieve devolutieve werking. Hierdoor hoeft de verweerder in hoger beroep geen incidenteel appel in te stellen om zijn bij de rechtbank aangevoerde verweren door het hof te laten beoordelen.

Fafiani/KSN-arrest – minder devolutieve werking: het dictum als grens

Elf jaar geleden perkte de Hoge Raad die positieve devolutieve werking in. Het dictum werd de grens.

Hoe zat het ook al weer? Fafiani vorderde loon van zijn ‘werkgever’ KSN. KSN voerde primair als verweer dat er geen arbeidsovereenkomst was. Subsidiair stelde KSN dat Fafiani een bepaalde periode niet beschikbaar was voor werk.

De rechtbank wees de loonvordering van Fafiani voor een beperkte periode toe. De rechtbank verwierp daarbij het primaire verweer dat er geen arbeidsovereenkomst was. Wél ging zij mee in het subsidiaire verweer. In het dictum stond geen verklaring voor recht dat er een arbeidsovereenkomst was, maar het bestaan daarvan ligt besloten in de toewijzing van de loonvordering.

Fafiani gaat in beroep om ook voor de periode dat hij zogenaamd niet beschikbaar was voor werk, loon te krijgen. De werkgever stelde géén incidenteel appel in. Het hof haalde op grond van de positieve devolutieve werking het primaire verweer van KSN van stal en oordeelde dat er géén arbeidsovereenkomst was.

De Hoge Raad oordeelde dat het hof dit niet mocht: doordat KSN in hoger beroep zelf geen grief had gericht tegen het toewijzen van een deel van de loonvordering, stond in appel vast dat er een arbeidscontract was. Dat oude verweer mocht het hof dus niet meer behandelen. De Hoge Raad geeft als reden voor deze inperking van de devolutieve werking, dat het vonnis en het arrest anders tegenstrijdig zouden zijn. Daarop is veel kritiek geuit; er zijn immers vaker tegenstrijdige uitspraken.

HR 26 mei2023: meer positieve devolutieve werking – het gezag van gewijsde als grens

In dit nieuwe arrest komt de Hoge Raad precies om deze reden dan ook (deels) terug van de uitzondering op de positieve devolutieve werking.

Waar ging het om?

De zaak ging over de verkrijging van een stuk grond. In conventie was ontruiming van een strook grond geëist door ‘de eigenaar’. In reconventie werd onder meer een verklaring voor recht gevraagd door ‘de bezitter’, dat deze strook door verkrijgende verjaring wegens bezit te goeder trouw zijn eigendom was geworden.

De rechtbank wees de eis in conventie én reconventie af. Tegen deze afwijzing van de eis in reconventie is door ‘de bezitter’ geen hoger beroep ingesteld. De eigenaar stelde wel appel in tegen het vonnis in conventie.

Moest het hof in het hoger beroep (in conventie) wegens de positieve devolutieve werking opnieuw de door de rechtbank (in conventie én reconventie) verworpen stelling behandelen, dat ‘de bezitter’ wegens bezit te goeder trouw eigenaar is geworden? Het hof vond van niet: met de afwijzing van de vordering in reconventie stond immers vast dat deze vlieger niet opging. Dit oordeel is volledig in lijn met het Fafiani/KSN-arrest.

Maar de Hoge Raad oordeelt nu anders

De Hoge Raad vindt het geen probleem meer dat er door de positieve devolutieve werking tegenstrijdige uitspraken kunnen ontstaan.

De Hoge Raad oordeelt daarom in rov. 3.1.4 dat het verweer in het hoger beroep tegen het vonnis in conventie ten gunste van ‘de bezitter’ opnieuw dient te worden beoordeeld, indien de grieven van de appellant tegen de afwijzing van de vordering in conventie daartoe aanleiding geven en het verweer niet is prijsgegeven. Daaraan staat niet meer in de weg dat ‘de bezitter’ niet tegen de afwijzing van diens vordering in reconventie in (incidenteel) hoger beroep is opgekomen.

Het gezag van gewijsde als nieuwe grens

De Hoge Raad noemt wel een nieuwe belemmering, die daar aan die beoordeling door het hof in de weg kán staan. De appellant kan, indien de afwijzing van de vordering in reconventie berust op een beslissing over de grondslag van het verweer in conventie (de rechtsbetrekking in geschil), het gezag van gewijsde van die beslissing tegen het verweer inroepen. De rechter mag echter niet ambtshalve het gezag van gewijsde toepassen.

De Hoge Raad legt daarmee de bal bij de procespartijen. Het is aan de appellant om tijdig – in zijn Memorie van Grieven – een beroep te doen op het gezag van gewijsde. Het lijkt mij in strijd met de twee-conclusieregel als dat beroep pas bij pleidooi wordt gedaan. Let daar dus op bij het opstellen van de Memorie van Grieven!

Als appellant in zijn Memorie van Grieven géén beroep doet op het gezag van gewijsde hoeft verweerder in hoger beroep dus géén (voorwaardelijk) incidenteel appel in te stellen, om zijn eerdere verweer door het hof behandeld te laten worden.

Meer weten over cassatie?

Voert u een procedure in hoger beroep en verwacht u dat de zaak  bij de Hoge Raad zal komen? Dan is het slim om nu alvast advies in te winnen bij een cassatie-advocaat over uw kans van slagen als u uw zaak voorlegt aan de Hoge Raad.

Ekelmans Advocaten heeft een hoog aangeschreven cassatiepraktijk. De betrokkenheid van onze advocaten leidt geregeld tot belangwekkende arresten van de Hoge Raad.

Onze advocaten Cassatie en Expert Litigation zijn procesrechtelijke experts, die de grote lijnen inzichtelijk maken en in de finesses scherpte brengen.

We verzenden ook een nieuwsbrief Civiele Procespraktijk naar onze contacten. Interesse? Dan ontvangen we graag uw inschrijving.

Auteur

Marieke van der Keur is een ervaren cassatieadvocaat. Daarnaast staat zij advocaten bij in beroepsaansprakelijkheidszaken. Ook adviseert zij advocaten als ‘lawyer-to-lawyer’, bijvoorbeeld in complexe of principiële zaken waarin partijen tijdig op een cassatie willen voorsorteren.

De Hoge Raad Besproken: Bruidsjurken, mestsilo’s & software: wanneer is nakoming blijvend onmogelijk?

De Hoge Raad Besproken: Bruidsjurken, mestsilo’s & software: wanneer is nakoming blijvend onmogelijk? 525 400 Ekelmans Advocaten
Webinar Marieke van der Keur
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes

Cassatie-advocaat Marieke van der Keur spreekt vrijdag 26 mei in een live uitzending van AVDR bij ons op kantoor over blijvende onmogelijkheid in de nakoming van een verbintenis. Aanmelden voor dit gratis webinar is nog mogelijk.

HR 4 november 2022, ECLI:NL:PHR:2022:1024

Equihold heeft een app ontwikkeld voor de sportwereld. Zij neemt Capgemini in de arm om de software te herschrijven in een andere programmeertaal. Het project loopt finaal mis. Volgens Equihold schiet de kwaliteit tekort. Capgemini stelt juist dat Equihold in verzuim is, omdat zij defacturen niet betaalt. Capgemini schort daarom haar prestatie op. Wie heeft het gelijk aan haar zijde.

Bepalend is of en wanneer nakoming door Capgemini blijvend onmogelijk is geworden. Capgemini klaagt dat nakoming nog mogelijk is, omdat debedongen prestatie nog kan worden verricht. Maar volgens Equihold zal zij dan nog jarenlang moeten wachten, en heeft de prestatie dan geen waardemeer voor haar. Wat beslist de Hoge Raad?

Jurisprudentie: Parket bij de Hoge Raad 4 november 2022

Verbintenissenrecht. Equihold heeft een sportapplicatie ontwikkeld en met Capgemini raamovereenkomst gesloten om de software te herschrijven in een andere programmeertaal. Grootaandeelhouder Equihold vordert, na cessie van de desbetreffende vorderingen, schadevergoeding wegens wanprestatie Capgemini. Hof heeft bij tussenarrest een deskundigenbericht gelast ten aanzien van de vraag of nakoming door Capgemini blijvend onmogelijk is in de zin van art. 6:74 lid 2 BW. Klachten Capgemini in tussentijds cassatieberoep over onder meer verwerping van het beroep op schuldeisersverzuim en schending van de klachtplicht (art. 6:89 BW), miskenning van het partijdebat bij de uitleg van de tussen partijen gesloten overeenkomst en de beoordeling van de vraag of sprake is van blijvende onmogelijkheid tot nakoming. Geen sprake van blijvende onmogelijkheid omdat de bedongen prestatie feitelijk nog kan worden verricht? Is relevant of prestatie (nog) zinvol is voor de schuldeiser? Bekijk hier de uitspraak.

Het webinar heeft inmiddels plaatsgevonden en is terug te zien via onderstaande link.

Meer weten over cassatie?

Voert u een procedure in hoger beroep en verwacht u dat de zaak  bij de Hoge Raad zal komen? Dan is het slim om nu alvast advies in te winnen bij een cassatie-advocaat over uw kans van slagen als u uw zaak voorlegt aan de Hoge Raad.

Ekelmans Advocaten heeft een hoog aangeschreven cassatiepraktijk. De betrokkenheid van onze advocaten leidt geregeld tot belangwekkende arresten van de Hoge Raad.

Onze advocaten Cassatie en Expert Litigation zijn procesrechtelijke experts, die de grote lijnen inzichtelijk maken en in de finesses scherpte brengen.

We verzenden ook een nieuwsbrief Civiele Procespraktijk naar onze contacten. Interesse? Dan ontvangen we graag uw inschrijving.

Spreker

Marieke van der Keur is een ervaren cassatieadvocaat. Daarnaast staat zij advocaten bij in beroepsaansprakelijkheidszaken. Ook adviseert zij advocaten als ‘lawyer-to-lawyer’, bijvoorbeeld in complexe of principiële zaken waarin partijen tijdig op een cassatie willen voorsorteren.

Is veroordeling tot verkoop woning mogelijk in kort geding?

Is veroordeling tot verkoop woning mogelijk in kort geding? 525 400 Ekelmans Advocaten
Blog afbeelding (500 x 400 px) (4)
Leestijd: 4 minuten
Lesedauer: 4 Minuten
Reading time: 4 minutes

Twee partners woonden samen en zijn gezamenlijk eigenaar van een woning. Na het eindigen van de relatie wil de één het huis zo snel mogelijk verkopen, maar de ander werkt daar niet aan mee. Het was niet duidelijk of deze partner in kort geding kon worden veroordeeld mee te werken aan verkoop aan een derde. Over deze vraag is een Cassatie in het belang der wet ingesteld. Op 31 maart heeft de Hoge Raad geoordeeld dat zo’n veroordeling in kort geding wél mogelijk is. Op dezelfde dag oordeelde de Hoge Raad in een andere familiezaak dat in kort geding géén verklaring voor recht kan worden uitgesproken.

HR 31 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:499 en ECLI:NL:HR:2023:503.

Waar ging het om?

Twee partners woonden samen en zijn gezamenlijk eigenaar van een woning. Na het eindigen van de relatie wil de man het huis zo snel mogelijk verkopen, maar de vrouw werkt daarniet aan mee: zij wil graag het aandeel van de man in de woning overnemen. Nu zij de financiering niet meteen rond krijgt, begint de man een kort geding. De voorzieningenrechter veroordeelt de vrouw tot medewerking aan een spoedige verkoop van het huis. Tegen deze uitspraak stelt de vrouw hoger beroep in. Het hof schorst de veroordeling in kort geding. Volgens het hof was sprake van een ‘juridisch misslag’: een kort geding is alleen maar bedoeld voor het treffen van een ordemaatregel. De verkoop van de woning is volgens het hof een definitieve verdelingshandeling. Dat kan volgens het hof alleen maar in een bodemprocedure. Partijen treffen na de uitspraak een schikking, maar de  Procureur-Generaal stelt Cassatie in het belang der wet in.

Verdeeldheid in de jurisprudentie

In de rechtspraak wordt verschillend geoordeeld over de vraag of het mogelijk is in kort geding een veroordeling uit te spreken tot medewerking aan verkoop van een tot op dat moment onverdeeld gebleven woning. Procureur-Generaal G. Snijders wijst daarop in zijn Conclusie: het Hof Den Haag (2018, 2019) en Hof ’s-Hertogenbosch (2021) hebben meermaals geoordeeld dat zo’n verdeling in kort geding niet mogelijk is. Het Hof Arnhem-Leeuwarden (2021) en het Hof Amsterdam (2020, 2021) volgen die lijn niet. De Hoge Raad (HR) is gevraagd duidelijkheid te geven, en geeft die: zo’n veroordeling is mogelijk.

Hoge Raad: veroordeling tot verkoop woning mogelijk in kort geding

De HR schetst eerst de belangrijkste kenmerken van een kort geding. In kort geding kan de rechter in spoedeisende zaken op grond van een voorlopig oordeel een voorlopige voorziening geven (art. 254 Rv). Aan die beslissing komt geen gezag van gewijsde toe. Dat betekent dat partijen en de rechter niet aan die beslissing zijn gebonden in een bodemprocedure of een later kort geding. Een veroordeling in kort geding vervalt ook na een andersluidende uitspraak in de bodemzaak. De KG-rechter kan ook een voorziening treffen met onomkeerbare gevolgen.

Dan concretiseert de HR dat de KG-rechter een veroordeling tot medewerking aan de overdracht van een onroerende zaak kan uitspreken. Hij kan ook bepalen dat zijn uitspraak in de plaats zal treden van (een deel van) een akte tot het verrichten van een rechtshandeling (art. 3:300 lid 2 BW). Ook kan de rechter via een onmiddellijke voorziening in kort geding een deelgenoot machtiging verlenen tot het te gelde maken van een gemeenschappelijk goed (art. 3:174 lid 1 BW).

Vanwege al die mogelijkheden komt de HR tot de slotsom dat de rechter in kort geding ook een deelgenoot kan veroordelen mee te werken aan de verkoop en levering van een gemeenschappelijke woning aan een derde. Dat verkoop een wijze van verdeling is als bedoeld in art. 3:185 BW, staat daar niet aan in de weg. Gelet op het voorlopige karakter van een beslissing in kort geding, wordt daarmee – anders dan het hof heeft overwogen – niet een definitief einde aan de verdeling gemaakt. De opbrengst van de woning komt in de plaats van de woning, en zal later nog verdeeld moeten worden.

Wat mogelijk is, hoeft niet altijd te worden toegewezen

Ik vind het een goede zaak dat toewijzing in kort geding mogelijk is. Mijn ervaring is dat het soms jaren duurt voordat in een bodemzaak definitief wordt beslist over de verdeling van een (huwelijksgoederen)gemeenschap. Deze uitspraak voorkomt dat een ex-partner wordt gedwongen jarenlang ‘vast te blijven zitten’ aan een onverdeelde woning, de helft van de (oplopende) rentelasten moet blijven dragen en daardoor geen nieuwe eigen woning kan kopen. Maar tegenover dat belang staat natuurlijk het belang van de partner die in de woning wil blijven en het huis graag wil overnemen, maar voor de financiering afhankelijk is van een voor hem of haar gunstige verdeling in de bodemzaak. De KG-rechter zal een belangenafweging moeten verrichten.

Wat in kort geding mogelijk is, behoeft natuurlijk niet altijd te worden toegewezen. Dat een voorziening ingrijpende of onomkeerbare gevolgen heeft of gevolgen heeft die zich lastig ongedaan laten maken, kan reden zijn om een voorziening in kort geding te weigeren op grond van een belangenafweging. Of om terughoudend te zijn bij toewijzing, bijvoorbeeld door te verlangen dat een grotere mate van duidelijkheid of zekerheid bestaat over de verwachte uitkomst van de bodemzaak.

Hoge Raad: geen verklaring voor recht in kort geding

In een tweede zaak gaf de HR duidelijk aan waar de grens ligt van wat een rechter in kort geding mag.

De voorzieningenrechter had voor recht verklaard, dat de man door verrekening heeft voldaan aan zijn verplichting tegenover de vrouw. Het hof liet die beslissing in stand. De HR oordeelt echter dat in kort geding geen verklaring voor recht kan worden uitgesproken. Deze regel houdt verband met de taak van de rechter in kort geding en is van (processuele) openbare orde. Het hof moet deze regel binnen de omvang van het hoger beroep, daarom zo nodig ambtshalve toepassen.

Meer weten over cassatie?

Voert u een procedure in hoger beroep en verwacht u dat de zaak  bij de Hoge Raad zal komen? Dan is het slim om nu alvast advies in te winnen bij een cassatie-advocaat over uw kans van slagen als u uw zaak voorlegt aan de Hoge Raad.

Ekelmans Advocaten heeft een hoog aangeschreven cassatiepraktijk. De betrokkenheid van onze advocaten leidt geregeld tot belangwekkende arresten van de Hoge Raad.

Onze advocaten Cassatie en Expert Litigation zijn procesrechtelijke experts, die de grote lijnen inzichtelijk maken en in de finesses scherpte brengen.

We verzenden ook een nieuwsbrief Civiele Procespraktijk naar onze contacten. Interesse? Dan ontvangen we graag uw inschrijving.

Auteur

Marieke van der Keur is een ervaren cassatieadvocaat. Daarnaast staat zij advocaten bij in beroepsaansprakelijkheidszaken. Ook adviseert zij advocaten als ‘lawyer-to-lawyer’, bijvoorbeeld in complexe of principiële zaken waarin partijen tijdig op een cassatie willen voorsorteren.

De Uurtarief-uitspraak van het HvJ EU en niet-maandelijks declareren

De Uurtarief-uitspraak van het HvJ EU en niet-maandelijks declareren 525 400 Ekelmans Advocaten
Blog afbeelding (500 x 400 px) (2)
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes

Een overeenkomst met een consument die alleen een uurtarief vermeldt en verder niets, is niet ‘duidelijk en begrijpelijk’ volgens het Hof van Justitie van de EU. De Rechtbank Rotterdam trekt deze verplichting nu ook door naar het declareren zelf. Dit is de eerste (gepubliceerde) uitspraak waarin de Nederlandse rechter het arrest van het HvJ EU toepast.

HvJ EU 12 januari 2023, ECLI:EU:C:2023:14, Zaak C-395/21)
Rb. Rotterdam 23 januari 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:331

Op 12 januari 2023 oordeelde het HvJ EU dat een overeenkomst met een consument die alleen een uurtarief vermeldt en verder niets, niet ‘duidelijk en begrijpelijk’ is. Lees hierover mijn eerdere blog. Op 23 januari 2023 oordeelde de Rechtbank Rotterdam dat wie niet declareert conform deze uitspraak van het HvJ EU, zijn zorgplicht schendt

De kostenafspraak voldeed, maar het declareren was niet in orde

Een jurist aanvaardt een opdracht tot belangenbehartiging in een arbeidsgeschil tegen een uurtarief van € 140 excl. btw. Hij vraagt een voorschot op basis van 4 uur werk; volgens de algemene voorwaarden is dat 50% van de ingeschatte uren. Verder spreekt hij af iedere maand een declaratie te sturen. De kostenafspraak voldoet dus aan de eisen van het HvJ EU.

De jurist komt deze afspraak alleen niet goed na. Hij geeft geen nieuwe kosteninschatting en stuurt alleen facturen in november, januari en april voor in totaal € 14.500. De cliënt betaalt alleen de eerste factuur. De advocaat vordert betaling van het restant bij de rechtbank.

De rechtbank ontleent aan het arrest van het HvJ EU de regel dat een goed opdrachtnemer de consument-opdrachtgever moet informeren over de financiële gevolgen die voortvloeien uit de overeenkomst. De jurist is hierin tekortgeschoten. De rechtbank vermindert de facturen daarom met 30% (bij wijze van schadevergoeding en verrekening).

Deze uitspraak laat zien dat een contract met een consument duidelijke afspraken over de kosten moet bevatten, maar dat het net zo belangrijk is deze afspraken op te volgen.

Meer weten over cassatie?

Voert u een procedure in hoger beroep en verwacht u dat de zaak  bij de Hoge Raad zal komen? Dan is het slim om nu alvast advies in te winnen bij een cassatie-advocaat over uw kans van slagen als u uw zaak voorlegt aan de Hoge Raad.

Ekelmans Advocaten heeft een hoog aangeschreven cassatiepraktijk. De betrokkenheid van onze advocaten leidt geregeld tot belangwekkende arresten van de Hoge Raad.

Onze advocaten Cassatie en Expert Litigation zijn procesrechtelijke experts, die de grote lijnen inzichtelijk maken en in de finesses scherpte brengen.

We verzenden ook een nieuwsbrief Civiele Procespraktijk naar onze contacten. Interesse? Dan ontvangen we graag uw inschrijving.

Auteur

Marieke van der Keur is een ervaren cassatieadvocaat. Daarnaast staat zij advocaten bij in beroepsaansprakelijkheidszaken. Ook adviseert zij advocaten als ‘lawyer-to-lawyer’, bijvoorbeeld in complexe of principiële zaken waarin partijen tijdig op een cassatie willen voorsorteren.

Het uurtarief van Nederlandse advocaat in de ban?!

Het uurtarief van Nederlandse advocaat in de ban?! 1200 800 Ekelmans Advocaten
Uurtarief advocaten
Leestijd: 5 minuten
Lesedauer: 5 Minuten
Reading time: 5 minutes

Een overeenkomst tussen een advocaat en een consument met daarin alleen een uurtarief vermeld en verder niets, is niet ‘duidelijk en begrijpelijk’, volgens het Hof van Justitie van de EU. Zo’n tariefbeding kán ook ‘oneerlijk’ zijn. Een ‘oneerlijk’ beding kan worden vernietigd. Wie zo’n afspraak maakt en achteraf een factuur stuurt, loopt dan ook het risico dat de consument de rekening niet hoeft te betalen. Aan welke eisen moet een prijsafspraak voldoen?

HvJ EU 12 januari 2023, ECLI:EU:C:2023:14, Zaak C-395/21)

De feiten: een uurtarief van €100 en een rekening van €13.000

Een Litouwse advocaat sluit met een consument vijf overeenkomsten voor juridische dienstverlening. In elk contract staat dat zijn uurtarief €100 is. Er is geen begroting vooraf gemaakt en er wordt niet tussentijds gedeclareerd. De advocaat verleent in 2018-2019 juridische diensten. In maart 2019 valt er een nota van bijna €13.000 euro op de mat bij de cliënt. De cliënt weigert de hele rekening te voldoen.

De advocaat vordert betaling bij de Litouwse rechter. De rechtbank oordeelt dat het kostenbeding onduidelijk en ‘oneerlijk’ is. Hij halveert het bedrag van de nota’s. In hoger beroep wordt de uitspraak bekrachtigd. De advocaat stelt cassatieberoep in.

Prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de EU

Het cassatiehof stelt meerdere vragen aan het Hof van Jusitie van de EU (HvJ EU) over de toepassing van de Richtlijn Oneerlijke Bedingen (‘RL 93/13’). Het HvJ EU noemt vijf stappen. In Deel A bespreek ik de vijf stappen uit het arrest. In Deel B betrek ik dit arrest op de situatie in Nederland.

Deel A: De vijf stappen van het HvJ EU


1. Kernbeding

Elk standaardcontract waarover niet is onderhandeld, kent twee typen bedingen: kernbedingen en algemene voorwaarden. Een kernbeding gaat over de kern van de prestatie van partijen. Het betalen van een uurtarief, vormt vaak de kern van de prestatie van de consument als hij een dienst afneemt. Het uurtarief is daarom een ‘kernbeding’ (art. 4 lid 2 RL).

Kernbedingen én algemene voorwaarden moeten steeds duidelijk en begrijpelijk zijn opgesteld. Dit is de transparantie-eis van art. 5 RL.

2. Een uurtarief zónder verdere informatie is niet duidelijk

Een contract dat een uurtarief noemt, lijkt duidelijk. Volgens het HvJ EU is zo’n beding tóch niet transparant:

  • Of een beding duidelijk en begrijpelijk is, hangt af van alle omstandigheden rond het sluiten van het contract.
  • De consument moet vóórdat hij de overeenkomst sluit, informatie krijgen waarmee hij de financiële consequenties van de overeenkomst voor hem kan inschatten.
  • Dat kan een consument niet (goed) doen met alleen een uurtarief zonder verdere informatie. Zo’n prijsafspraak is dus niet duidelijk.

3. Welke prijsafspraak is wél duidelijk?

Een advocaat kan vaak moeilijk voorspellen hoeveel een zaak zal kosten. Soms is dat zelfs onmogelijk. Tóch moet hij de consument, vóórdat hij een overeenkomst sluit, in staat stellen bij benadering de totale kosten te ramen. Het HvJ EU geeft twee opties:

  1. De advocaat geeft een raming van het voorzienbare (minimale) aantal uren dat nodig is om een bepaalde dienst te verlenen; of
  2. Hij verplicht zich om regelmatig tussentijds te factureren en verslag te doen van het aantal gemaakte werkuren.

4. Een onduidelijk beding kán oneerlijk zijn

Niet élk onduidelijk kostenbeding is meteen ook ‘oneerlijk’. De nationale rechter moet beoordelen of een onduidelijk kernbeding ‘oneerlijk’ is op grond van art. 3 lid 1 RL. De omstandigheden van het geval zijn bepalend: is de goede trouw nageleefd? En is er sprake van een aanzienlijke verstoring van het evenwicht in het contract in het nadeel van de consument? Ook het gebrek aan transparantie is één van de factoren.

Een Lidstaat kán er trouwens voor kiezen te bepalen dat een onduidelijk beding automatisch ook een ‘oneerlijk’ beding is. Litouwen heeft dat bepaald. Nederland niet.

5. Wat moet de rechter doen als een tariefbeding ‘oneerlijk’ is?

Het HvJ EU zet uiteen wat de rechter moet doen als een tariefbeding oneerlijk is.

a. De rechter moet een oneerlijk beding buiten toepassing laten, tenzij de consument zich daartegen verzet.
b. Dit kan ertoe leiden dat de advocaat geen vergoeding voor zijn diensten ontvangt.
c. Uitsluitend wanneer de consument uiterst nadelige gevolgen zou ondervinden van de nietigverklaring van de héle overeenkomst, dan mag de rechter het tariefbeding vervangen door:

  • een nationale bepaling van aanvullend recht, of
  • een nationale bepaling waarover de partijen bij de betrokken overeenkomst het eens zijn dat zij wordt toegepast. Die bepaling moet steeds specifiek zijn bedoeld om te worden toegepast op consumentenovereenkomsten.

d. De nationale rechter mag het nietige tariefbeding niet vervangen door een eigen raming. Anders zou de afschrikwekkende werking van de richtlijn op de tocht komen te staan.

Deel B: Wat betekent deze uitspraak nu voor het Nederlandse recht?


Een onduidelijk kernbeding

De rechter kan in Nederland toetsen of algemene voorwaarden ‘onredelijk bezwarend’ zijn (art. 6:233-a BW). Ook kernbedingen die niet duidelijk en begrijpelijk zijn, kan de rechter toetsen (art. 6:231-a jo. art. 6:233-a BW). Als ze onredelijk bezwarend zijn, kan hij deze bedingen ook vernietigen.

Een uurtarief kán onredelijk bezwarend zijn

Met het arrest van het HvJ EU staat vast dat een contract, dat alleen een uurtarief vermeldt en verder geen enkele indicatie geeft van de te verwachten kosten,onduidelijk is.

Het Nederlandse recht bepaalt niet dat een onduidelijk (kosten)beding ook meteen onredelijk bezwarend is. Een uurtarief zonder verdere kostenindicatie staat niet op de Zwarte, Grijze of Blauwe lijst. Die lijsten geven voorbeelden van oneerlijke bedingen. De rechter zal dus moeten beoordelen of een concreet uurtarief onredelijk bezwarend is aan de hand van alle omstandigheden.

Wat moet de Nederlandse rechter doen met een oneerlijk uurtarief?

Als de rechter oordeelt dat dat beding onredelijk bezwarend is, moet hij het buiten toepassing laten. Dat leidt ertoe dat de advocaat geen aanspraak maakt op betaling van zijn rekening. Nederland kent namelijk geen specifieke regeling voor consumenten voor dat soort gevallen.

De al geleverde rechtsbijstand, kan uit zijn aard niet meer ongedaan worden gemaakt. Art. 6:210 lid 2 BW bepaalt voor dat geval dat, voor zover dit redelijk is, een vergoeding van de waarde van de prestatie daarvoor in de plaats treedt. Dit is alleen géén specifieke regeling voor declaratiegeschillen met een consument.

Nederland kent zo’n regeling niet. Per 1 januari 2015 is de begrotingsprocedure voor advocatensalarissen in de Wet Tarieven in Burgerlijke Zaken (WTBZ) afgeschaft. Dit betekent dat de raden van de Orde niet meer bevoegd zijn tot het beoordelen van de redelijkheid van de declaraties. In het reglement van de Geschillencommissie Advocatuur is evenmin een regeling op genomen voor een alternatieve kostenraming. Zodoende is de civiele rechter bevoegd om te oordelen over declaraties in elk soort zaken.

Checklist

Het is dus van groot belang om duidelijke prijsafspraken te maken:

  1. Omschrijf in de opdracht zoveel mogelijk de te verrichten werkzaamheden;
  2. Noem voor een consument niet alleen het uurtarief inclusief btw, maar geef waar mogelijk ook een raming van het voorzienbare (minimale) aantal uren dat nodig is om een bepaalde dienst te verlenen, en de bijbehorende kosten;
  3. Deel zo mogelijk de dienstverlening op in verschillende fasen.
  4. Als vooraf geen begroting valt te geven, is het een optie om af te spreken dat regelmatig tussentijds wordt gefactureerd en verslag wordt gedaan van het aantal gemaakte werkuren (‘de specificatie’).

Meer weten over cassatie?

Voert u een procedure in hoger beroep en verwacht u dat de zaak  bij de Hoge Raad zal komen? Dan is het slim om nu alvast advies in te winnen bij een cassatie-advocaat over uw kans van slagen als u uw zaak voorlegt aan de Hoge Raad.

Ekelmans Advocaten heeft een hoog aangeschreven cassatiepraktijk. De betrokkenheid van onze advocaten leidt geregeld tot belangwekkende arresten van de Hoge Raad.

Onze advocaten Cassatie en Expert Litigation zijn procesrechtelijke experts, die de grote lijnen inzichtelijk maken en in de finesses scherpte brengen.

We verzenden ook een nieuwsbrief Civiele Procespraktijk naar onze contacten. Interesse? Dan ontvangen we graag uw inschrijving.

Auteur

Marieke van der Keur is een ervaren cassatieadvocaat. Daarnaast staat zij advocaten bij in beroepsaansprakelijkheidszaken. Ook adviseert zij advocaten als ‘lawyer-to-lawyer’, bijvoorbeeld in complexe of principiële zaken waarin partijen tijdig op een cassatie willen voorsorteren.

Vernietiging algemene voorwaarden: maakt het uit hoe de wederpartij bekend raakte met de voorwaarden?

Vernietiging algemene voorwaarden: maakt het uit hoe de wederpartij bekend raakte met de voorwaarden? 800 533 Ekelmans Advocaten
Zonnebloempitten
Leestijd: 4 minuten
Lesedauer: 4 Minuten
Reading time: 4 minutes

Wie algemene voorwaarden wil gebruiken, moet die bij het sluiten van een contract verstrekken. Als dat niet gebeurt, kan de wederpartij volgens de wet de hem onbekende voorwaarden pardoes vernietigen. De Hoge Raad heeft beslist dat hij dat niet meer mag, als hij – ondanks het stilzitten van de gebruiker – zélf al bekend was met de voorwaarden. Is deze verruiming terecht? Cassatieadvocaat Marieke van der Keur bespreekt in dit blog de uitspraak van de Hoge Raad en geeft haar commentaar.

HR 11 november 2022, ECLI:NL:HR:2022:1599

De feiten

Verkoper is een leverancier van grondstoffen voor diervoeder. De Eendracht koopt jarenlang diverse grondstoffen. In 2014 sluiten zij aan de telefoon twee nieuwe koopcontracten voor zonnebloemkoek. De Verkoper bevestigt de overeenkomsten dezelfde dag nog in een verkoopcontract. Daarin verwijst hij naar de branchevoorwaarden (CNGD). Daarin staat een arbitragebeding. Iets later ontstaat een geschil over de kwaliteit van de zonnebloemkoek. De Eendracht dagvaardt de Verkoper voor de rechtbank. Die stelt dat de rechter onbevoegd is, vanwege het arbitragebeding. De Eendracht vordert daarop de vernietiging van deze voorwaarden, omdat deze nooit door de Verkoper zijn verstrekt.

Wat oordelen de rechtbank en het hof?

De rechtbank vernietigt de voorwaarden. Het hof ziet dat anders: het klopt dat de branchevoorwaarden niet ter hand gesteld door de Verkoper, maar de directeur van De Eendracht heeft in 2012/2013 een cursus gevolgd.. Daarin kwamen de branchevoorwaarden (CNGD) aan de orde. Daarom was De Eendracht met de voorwaarden bekend en kan zij die niet vernietigen.

De wet: algemene voorwaarden moeten ter hand worden gesteld

Een partij die algemene voorwaarden hanteert (‘de gebruiker’) heeft een informatieplicht. Hij moet de wederpartij een redelijke mogelijkheid geven van de voorwaarden kennis te nemen. Dit heet ‘ter hand stellen’.

Een beding is (onder meer) vernietigbaar als de gebruiker dit niet heeft gedaan (art. 6:233 sub b BW). Zo wordt de wederpartij beschermd tegen nare bijwerkingen van voor haar onbekende voorwaarden.

De Hoge Raad: wanneer is een wederpartij met voorwaarden ‘bekend’?

De Hoge Raad (HR) maakte op de bevoegdheid tot vernietiging in 1999 een belangrijke uitzondering in het arrest Geurtzen/Kampstaal. Volgens de HR kan de wederpartij een beding niet vernietigen, als zij bij het sluiten van de overeenkomst met dat beding bekend was of geacht kon worden daarmee bekend te zijn.

De HR gaf toen twee voorbeelden van deze ‘bekendheidsuitzondering’:

  • als partijen regelmatig gelijksoortige overeenkomsten sluiten en de gebruiker zijn voorwaarden al bij de eerste overeenkomst ter hand had gesteld; en
  • een winkel hangt een bordje op, dat zij niet aansprakelijk is voor een bepaald voorval (zoals verlies of diefstal van eigendommen).

In beide gevallen was het dus de gebruiker zelf die zijn voorwaarden actief op de één of andere manier bekend had gemaakt aan zijn wederpartij. Die eis stelde de HR ook nog in een arrest uit 2011. In dat arrest (First Data/Attingo) oordeelde de HR dat een gebruiker niet aan zijn informatieplicht voldoet, wanneer zijn voorwaarden alleen (door een zoekopdracht) op internet kunnen worden gevonden.

Daarnaast konden zich volgens de HR omstandigheden voordoen waarin een beroep op vernietiging door de wederpartij onaanvaardbaar was. Maar dat laatste is een behoorlijk hoge drempel om te halen.

In het arrest van 11 november 2022 is de mogelijkheid tot vernietiging verder ingeperkt. De HR komt daarmee terug van zijn arrest uit 2011 enoordeelt nu dat een wederpartij algemene voorwaarden niet meer kan vernietigen als hij daarmee bekend is. Het maakt volgens de HR niet meer uit of die bekendheid door toedoen van de gebruiker is ontstaan, of dat hij “toevallig” op een andere manier bekend is geraakt met deze voorwaarden. Denk in dit geval aan de bestuurder van De Eendracht die de cursus heeft gevolgd.

Mijn commentaar

De HR beperkt met dit nieuwe arrest de wettelijke bevoegdheid tot vernietiging van art. 6:233 sub b BW. Dat sluit niet aan bij de tekst van de wet. Toch past die verruiming van ‘de bekendheidsuitzondering’ wel bij het wettelijke stelsel. Zo regelt art. 6:235 lid 3 BW dat een wederpartij ook geen beroep op vernietiging toekomt, als zij (praktisch) dezelfde voorwaarden meermaals in haar eigen contracten gebruikt. Ook dan is zij immers bekend met de voorwaarden. Wie voorwaarden al kent, hoeft niet meer beschermd te worden tegen ‘onbekende voorwaarden’. De nalatige gebruiker valt daarmee een ‘gelukje’ in de schoot.

Meer weten over cassatie?

Voert u een procedure in hoger beroep en verwacht u dat de zaak  bij de Hoge Raad zal komen? Dan is het slim om nu alvast advies in te winnen bij een cassatie-advocaat over uw kans van slagen als u uw zaak voorlegt aan de Hoge Raad.

Ekelmans Advocaten heeft een hoog aangeschreven cassatiepraktijk. De betrokkenheid van onze advocaten leidt geregeld tot belangwekkende arresten van de Hoge Raad.

Onze advocaten Cassatie en Expert Litigation zijn procesrechtelijke experts, die de grote lijnen inzichtelijk maken en in de finesses scherpte brengen.

We verzenden ook een nieuwsbrief Civiele Procespraktijk naar onze contacten. Interesse? Dan ontvangen we graag uw inschrijving.

Auteur

Marieke van der Keur is een ervaren cassatieadvocaat. Daarnaast staat zij advocaten bij in beroepsaansprakelijkheidszaken. Ook adviseert zij advocaten als ‘lawyer-to-lawyer’, bijvoorbeeld in complexe of principiële zaken waarin partijen tijdig op een cassatie willen voorsorteren.

Partner- & kinderalimentatie: niet-wijzigingsbeding en ouderschapsverlof

Partner- & kinderalimentatie: niet-wijzigingsbeding en ouderschapsverlof 1000 666 Ekelmans Advocaten
Partner- en kinderalimentatie: niet-wijzigingsbeding en ouderschapsverlof
Leestijd: 3 minuten
Lesedauer: 3 Minuten
Reading time: 3 minutes

De Hoge Raad heeft een uitspraak gedaan over partner- én kinderalimentatie en beantwoordt twee veel voorkomende vragen. Kan een niet-wijzigingsbeding in een gezamenlijk verzoekschrift? En leidt het opnemen van ouderschapsverlof door de ene ouder ertoe dat de andere ouder méér moet bijdragen aan de kosten van de kinderen? Cassatieadvocaat Marieke van der Keur bespreekt in dit blog de antwoorden op deze vragen.

HR 21 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1493

Partneralimentatie: kan een niet-wijzigingsbeding in een gezamenlijk verzoekschrift?

Als echtgenoten scheiden kunnen zij afspraken maken over de hoogte van partneralimentatie in een Convenant. Daarbij mogen zij afspreken dat de rechter de alimentatie niet mag aanpassen bij een wijziging van omstandigheden. Dit heet een “niet-wijzigingsbeding”. Om te voorkomen dat partijen ondoordacht zo’n ingrijpende afspraak maken, eist de wet dat zo’n beding schriftelijk wordt vastgelegd (art. 1:159 BW). Wat betekent die eis?

❌  Het is niet genoeg wanneer partijen op een zitting zo’n niet-wijzigingsbeding mondeling afspreken, en dat die afspraak vervolgens wordt vastgelegd in het verslag van de zitting.

✅  Echtgenoten kunnen tegenwoordig scheiden ‘op gemeenschappelijk verzoek’. Daarbij dient één advocaat namens hen een verzoekschrift tot echtscheiding in. Is dit genoeg? De Hoge Raad vindt van wel: de wet eist namelijk niet dat er een document is dat door beide echtgenoten zelf is ondertekend.

Kinderalimentatie: leidt ouderschapsverlof tot hogere kinderalimentatie?

De moeder neemt 4 uur ouderschapsverlof op om voor de twee jonge kinderen te zorgen. Moeder voert aan dat zij alleen voor de opvoeding staat en daaraan meer tijd wil besteden. Ook verwacht de school dat ouders huiswerk maken met de kinderen en deelnemen aan activiteiten op school.

Het opnmen van ouderschapsverlof leidt tot een inkomensvermindering van de moeder. De vrouw verlangt daarom dat de vader tijdens het verlof naar verhouding méér bijdraagt in de kosten van kinderen. Volgens het hof is het opnemen van ouderschapsverlof een keuze van de vrouw, en moet die dus niet ten laste van de vader komen door zijn aandeel in de kinderalimentatie te verhogen.

De Hoge Raad ziet dit niet zo zwart-wit: het hangt van de omstandigheden van het geval af of en in hoeverre de rechter met die inkomensvermindering rekening dient te houden. De Hoge Raad noemt een aantal factoren, die van belang zijn:

  • de gezinssituatie van de ouder die van het verlof gebruik wil maken;
  • de leeftijd en zorgbehoefte van het kind of de kinderen;
  • de voor hen geldende zorgregeling;
  • de mate van inkomensvermindering en de invloed daarvan op de bijdrage van de andere ouder; en
  • de financiële omstandigheden van die andere ouder.

Als een ouder ouderschapsverlof opneemt en dat tot een procedure over kinderalimentatie leidt, is het voor de ouders en hun advocaten dus van belang bij deze punten stil te staan. De rechter moet daar dan ook in zijn motivering op ingaan.

Meer weten over cassatie?

Voert u een procedure in hoger beroep en verwacht u dat de zaak  bij de Hoge Raad zal komen? Dan is het slim om nu alvast advies in te winnen bij een cassatie-advocaat over uw kans van slagen als u uw zaak voorlegt aan de Hoge Raad.

Ekelmans Advocaten heeft een hoog aangeschreven cassatiepraktijk. De betrokkenheid van onze advocaten leidt geregeld tot belangwekkende arresten van de Hoge Raad.

Onze advocaten Cassatie en Expert Litigation zijn procesrechtelijke experts, die de grote lijnen inzichtelijk maken en in de finesses scherpte brengen.

We verzenden ook een nieuwsbrief Civiele Procespraktijk naar onze contacten. Interesse? Dan ontvangen we graag uw inschrijving.

Auteur

Marieke van der Keur is een ervaren cassatieadvocaat. Daarnaast staat zij advocaten bij in beroepsaansprakelijkheidszaken. Ook adviseert zij advocaten als ‘lawyer-to-lawyer’, bijvoorbeeld in complexe of principiële zaken waarin partijen tijdig op een cassatie willen voorsorteren.

Huwelijkse voorwaarden: finaal verrekenbeding en vergoedingsrechten

Huwelijkse voorwaarden: finaal verrekenbeding en vergoedingsrechten 1600 1066 Ekelmans Advocaten
Huwelijkse voorwaarden finaal
Leestijd: 5 minuten
Lesedauer: 5 Minuten
Reading time: 5 minutes

De Hoge Raad heeft weer een uitspraak gedaan over de betekenis van het finaal verrekenbeding in Huwelijkse Voorwaarden. De zaak gaat over een ‘alsof’-beding: daarbij wordt bij het einde van het huwelijk afgerekend alsof er een gemeenschap van goederen heeft bestaan. Afgesproken was dat schenkingen en erfenissen niet verrekend zouden worden, maar privé-bezit zouden blijven. Cassatie-advocaat Marieke van der Keur voerde de cassatieprocedure en bespreekt in dit blog het arrest van de Hoge Raad.

HR 7 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1389

Afrekening aan het einde van het huwelijk


De feiten

De man en de vrouw zijn getrouwd in de jaren ’90 met Huwelijkse Voorwaarden (HV). In artikel 8 HV staat dat de kosten van de huishouding worden voldaan uit ieders netto-inkomen naar evenredigheid. Er is niet geregeld dat wie méér bijdraagt, daarvoor wordt gecompenseerd. Verder hebben zij afgesproken bij het einde van het huwelijk af te rekenen alsof zij getrouwd zijn geweest in gemeenschap van goederen. Dit type finaal verrekenbeding noemt men daarom ook wel een ‘alsof’-beding. Tot slot is geregeld dat buiten die verrekening blijft alles wat een echtgenoot ontvangt als erfenis of schenking. De man heeft tijdens het huwelijk ruim € 130.000 als erfenis of schenking ontvangen. Als het huwelijk in 2016 eindigt, is al dat geld al uitgegeven. De vrouw vordert afwikkeling van de Huwelijkse Voorwaarden. Volgens haar moet het vermogen dat de echtgenoten bij het einde van het huwelijk hadden worden verrekend.

Oordeel rechtbank en het hof

De rechtbank is dat met de vrouw eens en veroordeelt de man om aan zijn vrouw ruim € 60.000 te betalen. Het hof verlaagt dat bedrag in hoger beroep tot € 10.000. Volgens het hof moet het vólledige bedrag van € 130.000 dat de man uit erfenis en schenking heeft ontvangen buiten de verrekening blijven. Ik stelde voor de vrouw cassatieberoep in. Ik heb geklaagd dat het hof twee zaken verkeerd ziet:

1. Verrekening van aanwezig vermogen
Alleen geld uit schenking of erfenis dat bij het einde van het huwelijk nog aanwezig is, kan buiten de verrekening blijven.

2. Vergoedingsrecht
Verder is onduidelijk of het hof heeft bedoeld dat het ‘schenkingsgeld’ van de man is uitgegeven ten behoeve van beide echtgenoten en hij daarom ‘een vergoedingsrecht’ heeft dat hij kan verrekenen.De wet regelt namelijk voor echtgenoten die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd, dat de echtgenoot uit wiens vermogen een schuld van de gemeenschap is voldaan, recht heeft op vergoeding. Dit is het recht van reprise (art. 1:96 lid 4 BW). In de omgekeerde situatie moet de echtgenoot de gemeenschap compenseren: de recompense (art. 1:96 lid 5 BW).Betekent een ‘alsof’-beding in Huwelijkse Voorwaarden dat vergelijkbare vergoedingsrechten zijn overeengekomen?

De conclusie van Advocaat-Generaal Wesseling – van Gent

Op 14 januari 2022 schreef Advocaat-Generaal Wesseling-van Gent een conclusie over deze zaak. Volgens haar had het hof er bij moeten stilstaan dat bij het einde van het huwelijk het ‘schenkingsgeld’ al was uitgegeven. Verder gaat zij in op het tweede punt dat ik tijdens het cassatieberoep inbracht. Namelijk of er bij een finaal verrekenbeding zónder expliciete regeling in de huwelijkse voorwaarden plaats is voor een analoog recht van reprise. Zij noemt veel literatuur en jurisprudentie waaruit blijkt dat dat niet erg duidelijk is.

Het oordeel van de Hoge Raad

1. Wat moet er verrekend worden?
De Hoge Raad wijst erop dat de wet bepaalt voor finale verrekenbedingen op welk tijdstip de samenstelling en omvang van het te verrekenen vermogen wordt bepaald (de peildatum, art. 1:142 BW). Verder brengt de wet mee dat goederen die een echtgenoot voor of tijdens het huwelijk ontvangt uit schenking of erfenis, buiten de verrekening blijven als zij aanwezig zijn op de peildatum. Partijen kunnen in een ‘alsof’-beding aansluiting zoeken bij de omvang van de wettelijke gemeenschap.

2. Hebben partijen vergoedingsrechten willen overeenkomen?
De wet kent echtgenoten die getrouwd zijn onder huwelijkse voorwaarden geen vergoedingsrecht toe voor goederen die op de peildatum niet aanwezig zijn, omdat zij al zijn uitgegeven.Of een ‘alsof’-beding betekent dat naar analogie vergoedingsrechten gelden, is een kwestie van uitleg van de huwelijkse voorwaarden.Partijen kunnen met een alsof-beding namelijk ook uitsluitend willen aanhaken bij de regels over de omvang van de wettelijke gemeenschap. Of zij daarnáást met dit beding óók vergoedingsrechten overeenkomen, is een kwestie van uitleg.Die voorwaarden worden uitgelegd aan de hand van de Haviltex-norm, waarbij bijzondere aandacht is voor de vorm van de notariële akte en de rol van de notaris. Van belang is of partijen naast het ‘alsof’-beding al andere regelingen hebben getroffen voor vergoedingsrechten, zoals bijvoorbeeld voor de kosten van de huishouding. Ook is van belang of partijen in hun huwelijkse voorwaarden iets zijn overeengekomen over de berekening van de verrekenvordering.

Een bijzondere categorie vergoedingsrecht


Privé-geld van een echtgenoot gaat op aan consumptieve bestedingen
Het komt in de praktijk veel voor dat privé-geld van een echtgenoot opgaat aan consumptieve bestedingen. Voor de gemeenschap van goederen is een arrest van de Hoge Raad van 5 april 2019 van belang.

In die zaak waren partijen in gemeenschap van goederen getrouwd. De vrouw had een schenking onder uitsluitingsclausule gekregen. Het geld was gestort op een gemeenschappelijke bankrekening. Het was door vermenging tot het gemeenschapsvermogen gaan behoren.

De Hoge Raad oordeelde dat de vrouw daardoor in principe ten aanzien van de gemeenschap recht kreeg op vergoeding van het gestorte bedrag. Dat het bedrag is besteed aan consumptieve uitgaven doet daar volgens de Hoge Raad niet aan af.

Het was onduidelijk of een echtgenoot die getrouwd was onder huwelijkse voorwaarden met een ‘alsof’-beding een vergelijkbaar vergoedingsrecht kon hebben. Het Hof Arnhem-Leeuwarden had op 8 oktober 2020 geoordeeld dat dat niet kon. De Hoge Raad oordeelt nu dat dit wél kan, maar de inhoud van een specifieke set Huwelijkse Voorwaarden kan daar aan in de weg staan. In dit geval is bijvoorbeeld in art. 8 HV geregeld dat zij hun privé-vermogen dienen aan te spreken als er niet voldoende inkomen is om te voorzien in de kosten van de huishouding. Er is niet overeengekomen dat hun dan daarvoor een vergoedingsrecht toekomt. Daardoor ligt het niet erg voor de hand om aan te nemen dat partijen een recht van reprise zijn overeengekomen.

In het november nummer van Ars Aequi verschijnt een (meer uitvoerige) noot van prof. mr. André Nuytinck bij dit arrest.

Update | Huwelijkse voorwaarden: uitleg van een Alsof-beding

Dit arrest is inmiddels meerdere keren geannoteerd. In de commentaren wordt het arrest van de HR verduidelijkt. Ook worden gezichtspunten genoemd om vast te stellen wat partijen in een bepaald geval bedoeld kunnen hebben met een Finaal Verrekenbeding:

  • Prof. Mr. A.J.M. Nuytinck (Ars Aequi November 2022, p. 903-906, nr. 20220903);
  • Prof. Mr. Dr. L.C.A. Verstappen (NJ 2023/15); en
  • Mr. Dr. B. Breederveld (Echtscheidingsbulletin 2023/2).

Meer weten over cassatie?

Voert u een procedure in hoger beroep en verwacht u dat de zaak  bij de Hoge Raad zal komen? Dan is het slim om nu alvast advies in te winnen bij een cassatie-advocaat over uw kans van slagen als u uw zaak voorlegt aan de Hoge Raad.

Ekelmans Advocaten heeft een hoog aangeschreven cassatiepraktijk. De betrokkenheid van onze advocaten leidt geregeld tot belangwekkende arresten van de Hoge Raad.

Onze advocaten Cassatie en Expert Litigation zijn procesrechtelijke experts, die de grote lijnen inzichtelijk maken en in de finesses scherpte brengen.

We verzenden ook een nieuwsbrief Civiele Procespraktijk naar onze contacten. Interesse? Dan ontvangen we graag uw inschrijving.

Auteur

Marieke van der Keur is een ervaren cassatieadvocaat. Daarnaast staat zij advocaten bij in beroepsaansprakelijkheidszaken. Ook adviseert zij advocaten als ‘lawyer-to-lawyer’, bijvoorbeeld in complexe of principiële zaken waarin partijen tijdig op een cassatie willen voorsorteren.

Ekelmans Advocaten N.V. gebruikt noodzakelijke en analytische cookies om ervoor te zorgen dat onze website zo goed mogelijk functioneert en om het gebruik van onze website te analyseren en te verbeteren. Wij gebruiken geen cookies voor marketingdoeleinden. Lees hier meer over in onze privacyverklaring en cookieverklaring