Keur

Franchise: is een opzegging ongeldig als geen (schade)vergoeding is aangeboden?

Franchise: is een opzegging ongeldig als geen (schade)vergoeding is aangeboden? 525 400 Ekelmans Advocaten
Stoelen
Leestijd: 4 minuten
Lesedauer: 4 Minuten
Reading time: 4 minutes

Bijna ieder langlopend contract mag worden opgezegd. Hoe dat moet, staat meestal in het contract. Maar dat is niet het hele verhaal: de rechter kan aanvullende eisen stellen. Deze zaak gaat over de opzegging van een franchise-contract door Leen Bakker. Volgens het hof had Leen Bakker bij de opzegging een vergoeding moeten aanbieden aan de franchisenemer. Dat was niet gebeurd. Wél had Leen Bakker een veel langere opzegtermijn gehanteerd. Is de opzegging geldig? Of moet er opnieuw worden opgezegd?

HR 29-11-2024 (Leen Bakker), ECLI:NL:HR:2024:1709, Hoge Raad, 23/01896

Meestal regelt een contract hoe er mag worden opgezegd: welke termijn geldt er en is een (zwaarwegende) reden nodig voor opzegging?

Volgens vaste rechtspraak van de HR vertelt zo’n contract vaak niet het hele verhaal. Er kunnen extra eisen gelden, wanneer de rechter dat redelijk acht. Zo kan de rechter oordelen dat er bij de opzegging een (schade)vergoeding  aangeboden had moeten worden. Is de hele opzegging geldig als dat niet is gebeurd?

Casus: Leen Bakker

De casus gaat over deze bekende winkelketen. Leen Bakker sluit in 1995 met een ondernemer een franchiseovereenkomst. Ook sluiten zij een huurovereenkomst. Het franchisecontract regelt de opzegging: Leen Bakker mag schriftelijk opzeggen als voortzetting in redelijkheid niet van haar kan worden gevergd. Voor Leen Bakker geldt een opzegtermijn van 13 maanden.

In juli 2020 kondigt Leen Bakker aan te gaan stoppen met de franchiseformule. Zij wil de winkels in eigen beheer gaan exploiteren. Leen Bakker zegt op tegen juli 2023. In december 2020 volgt een voorstel tot overname van het filiaal tegen een vergoeding  van € 40.000.

Rechtbank & Hof

De ondernemer stapt naar de rechter. Volgens hem is de opzegging ongeldig, of Leen Bakker moet hem een vergoeding betalen.

De Rb. wijst zijn vorderingen af.

Het hof geeft de ondernemer wél deels gelijk. Volgens het hof heeft Leen Bakker zich aan de overeenkomst gehouden. Toch is voor het hof de opzegging zónder (passend) aanbod tot schadevergoeding “onaanvaardbaar”. Maar dát Leen Bakker heeft opgezegd, acht het hof “niet onaanvaardbaar”. In de schadestaat moet een vergoeding worden bepaald.

Het cassatieberoep van de ondernemer

De ondernemer gaat in cassatie. Volgens hem valt geen chocola te maken van het oordeel van het hof: als een opzegging zónder aanbod tot vergoeding “onaanvaardbaar” is, dan is de opzegging ongeldig – zo stelt de ondernemer.

Opzegging van een duurovereenkomst & art. 6:248 BW

De HR herhaalt vaste rechtspraak over opzegging van een duurovereenkomst (HR 2-2-2018  (Goglio), HR:2018:141):

  1. Kent de duurovereenkomst een regeling voor opzegging? Ja, dan is het contract in principe opzegbaar conform het contract.
  2. Als de wet en het contract daarvoor ruimte laten, kunnen de redelijkheid en billijkheid (art. 6:248 lid 1) aanvullende eisen stellen:
    • opzegging vereist voldoende zwaarwegende grond;
    • langere opzegtermijn; en/of
    • aanbod tot (schade)vergoeding
  3. Een opzegging kan ook in zijn geheel onaanvaardbaar zijn (art. 6:248 lid 2).

Wat als ten onrechte geen vergoeding is aangeboden?

De Hoge Raad verduidelijkt dat als art. 6:248 lid 1 BW een aanbod tot (schade)vergoeding eist, de opzegging wél geldig is als dit aanbod ontbreekt.

Wél kan het achterwege laten van dit aanbod, er voor zorgen dat de opzeggende partij een hógere vergoeding moet betalen. Er sluipt dan dus een ‘punitief element’ in.

Onder omstandigheden kan het ontbreken van een vergoeding bij de opzegging, onaanvaardbaar zijn. De rechter past dan art. 6:248 lid 2 BW toe: dan is opzegging zelf niet-geldig. Dit is een hoge drempel en een rechter moet altijd terughoudend zijn met lid 2.

Tot slot ‘legt’ de HR ‘uit’ wat het hof heeft bedoeld met zijn uitspraak tussen Leen Bakker en de ondernemer. Volgens de HR heeft het hof art. 6:248 lid 1 toegepast: de opzegging is dus geldig. In de schadestaat moet nog de hoogte van de vergoeding  worden bepaald.

Hoe hoog is de vergoeding bij een langere opzegtermijn…

In dit geval was de ondernemer al 36 maanden vóór het contract eindigde daarvan op de hoogte. Volgens Leen Bakker wist de ondernemer dat 23 maanden éérder dat zijn contract voorschrijft. Volgens Leen Bakker was de ondernemer hierdoor al voldoende gecompenseerd. Volgens het hof, vormt dat in dit geval geen voldoende compensatie voor de opzegging.

De HR laat dat oordeel in stand: ook als de opzeggende partij een veel langere opzegtermijn hanteert, kán aanspraak op een vergoeding bestaan. Die kan lager uitvallen, omdat de opgezegde partij langer de mogelijkheid had zijn bedrijfsvoering aan te passen. Of dat zo is, hangt af van alle omstandigheden van het geval.

Webinar Jurisprudentie Hoge Raad ondernemingsrecht 

Afgelopen vrijdag 6 december bespraken onze cassatieadvocaten David De Knijff en Marieke van der Keur deze uitspraak en andere interessante jurisprudentie tijdens een webinar ‘Hoge Raad ondernemingsrecht’ van de Academie voor de Rechtspraktijk. Het is mogelijk om dit webinar terug te kijken. 

Meer weten over cassatie?

Voert u een procedure in hoger beroep en verwacht u dat de zaak  bij de Hoge Raad zal komen? Dan is het slim om nu alvast advies in te winnen bij een cassatie-advocaat over uw kans van slagen als u uw zaak voorlegt aan de Hoge Raad.

Ekelmans Advocaten heeft een hoog aangeschreven cassatiepraktijk. De betrokkenheid van onze advocaten leidt geregeld tot belangwekkende arresten van de Hoge Raad.

Onze advocaten Cassatie en Expert Litigation zijn procesrechtelijke experts, die de grote lijnen inzichtelijk maken en in de finesses scherpte brengen.

We verzenden ook een nieuwsbrief Civiele Procespraktijk naar onze contacten. Interesse? Dan ontvangen we graag uw inschrijving.

Marieke van der Keur is een ervaren cassatieadvocaat. Daarnaast staat zij advocaten bij in beroepsaansprakelijkheidszaken. Ook adviseert zij advocaten als ‘lawyer-to-lawyer’, bijvoorbeeld in complexe of principiële zaken waarin partijen tijdig op een cassatie willen voorsorteren.

Gelden de bijzondere ontvankelijkheidseisen van de WAMCA ook in hoger beroep en cassatie?

Gelden de bijzondere ontvankelijkheidseisen van de WAMCA ook in hoger beroep en cassatie? 525 400 Ekelmans Advocaten
Kopie van Blog afbeelding (500 x 400 px) (6)
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes

Sinds 1 januari 2020 geldt voor ‘collectieve acties’ de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (WAMCA). Op een aantal procedurele punten blinkt die wet niet uit in duidelijkheid.

Conclusie A-G 18-10-2024: ECLI:NL:PHR:2024:1074, Parket bij de Hoge Raad, 23/04864

De WAMCA stelt bijzondere eisen aan de dagvaarding waarmee een ‘collectieve actie’ begint. Wordt niet aan die eisen voldaan, dan is de actie niet-ontvankelijk. De wet maakt alleen niet duidelijk of die eisen óók gelden in hoger beroep en cassatie.

Advocaat-Generaal Snijders (de A-G) geeft de Hoge Raad hierover advies in een zaak tussen de Stichting Bureau Clara Wichmann en de Staat (over gratis anti-conceptie).

De A-G bespreekt drie eisen:

  • 1018c lid 1 Rv eist de opgave en omschrijving van een reeks van gegevens in de dagvaarding;
  • 1018c lid 2 Rv eist dat de dagvaarding binnen twee dagen bij de griffie wordt ingediend én wordt ingeschreven in het Centraal Register, waarin alle collectieve acties staan;
  • 1018d Rv regelt wanneer een andere belangenorganisatie eenzelfde collectieve actie kan instellen, en wat er dan gebeurt.

Volgens de A-G blijkt niet duidelijk uit de wet of deze eisen ook gelden in appel en cassatie. De A-G meent, dat die eisen daar niet nodig zijn (§ 3.5)

Hij vraagt de Hoge Raad hierover duidelijkheid te geven.

Meer weten over cassatie?

Voert u een procedure in hoger beroep en verwacht u dat de zaak  bij de Hoge Raad zal komen? Dan is het slim om nu alvast advies in te winnen bij een cassatie-advocaat over uw kans van slagen als u uw zaak voorlegt aan de Hoge Raad.

Ekelmans Advocaten heeft een hoog aangeschreven cassatiepraktijk. De betrokkenheid van onze advocaten leidt geregeld tot belangwekkende arresten van de Hoge Raad.

Onze advocaten Cassatie en Expert Litigation zijn procesrechtelijke experts, die de grote lijnen inzichtelijk maken en in de finesses scherpte brengen.

We verzenden ook een nieuwsbrief Civiele Procespraktijk naar onze contacten. Interesse? Dan ontvangen we graag uw inschrijving.

Marieke van der Keur is een ervaren cassatieadvocaat. Daarnaast staat zij advocaten bij in beroepsaansprakelijkheidszaken. Ook adviseert zij advocaten als ‘lawyer-to-lawyer’, bijvoorbeeld in complexe of principiële zaken waarin partijen tijdig op een cassatie willen voorsorteren.

Advies A-G aan Hoge Raad: hebben Uber-chauffeurs een arbeidscontract?

Advies A-G aan Hoge Raad: hebben Uber-chauffeurs een arbeidscontract? 525 400 Ekelmans Advocaten
uber platformmedewerker fnv
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes

Het Hof Amsterdam stelde prejudiciële vragen aan de Hoge Raad in de Uber-zaak. Cassatie-advocaat Marieke van der Keur voert de procedure namens FNV. Vandaag bracht Advocaat-Generaal (A-G) De Bock haar advies uit. Volgens haar is het ondernemerschap van chauffeurs buiten hun werkrelatie met Uber, slechts beperkt relevant is bij de beoordeling of zij een arbeidscontract met Uber hebben. De A-G sluit zich hiermee aan bij het Wetsvoorstel VBAR.

Hiermee wordt het toetsingskader van het Deliveroo-arrest van 24 maart 2023, verder verduidelijkt voor de vraag of er sprake is van een arbeidsovereenkomst.

Meer weten over cassatie?

Voert u een procedure in hoger beroep en verwacht u dat de zaak  bij de Hoge Raad zal komen? Dan is het slim om nu alvast advies in te winnen bij een cassatie-advocaat over uw kans van slagen als u uw zaak voorlegt aan de Hoge Raad.

Ekelmans Advocaten heeft een hoog aangeschreven cassatiepraktijk. De betrokkenheid van onze advocaten leidt geregeld tot belangwekkende arresten van de Hoge Raad.

Onze advocaten Cassatie en Expert Litigation zijn procesrechtelijke experts, die de grote lijnen inzichtelijk maken en in de finesses scherpte brengen.

We verzenden ook een nieuwsbrief Civiele Procespraktijk naar onze contacten. Interesse? Dan ontvangen we graag uw inschrijving.

Marieke van der Keur is een ervaren cassatieadvocaat. Daarnaast staat zij advocaten bij in beroepsaansprakelijkheidszaken. Ook adviseert zij advocaten als ‘lawyer-to-lawyer’, bijvoorbeeld in complexe of principiële zaken waarin partijen tijdig op een cassatie willen voorsorteren.

Uitspraak Hoge Raad: ‘opstarttijd’ van tien minuten is betaalde werktijd

Uitspraak Hoge Raad: ‘opstarttijd’ van tien minuten is betaalde werktijd 525 400 Ekelmans Advocaten
Kopie van Blog afbeelding (500 x 400 px) (1)
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes

De Hoge Raad laat de beslissing van het hof over het betalen van ‘opstarttijd’ in stand. Een werknemer van een callcenter moest 10 minuten voor zijn betaalde dienst, zijn computer opstarten. Volgens het hof was die opstarttijd betaalde arbeidstijd. Cassatie-advocaat Marieke van der Keur voerde verweer namens de werknemer.

HR 13 september 2024, ECLI:NL:HR:2024:1161

De zaak

In deze zaak ging het om een werknemer die 10 minuten voordat zijn dienst begon aanwezig moest zijn om in te loggen in meerdere computerprogramma’s. Volgens de werknemer was dat betaalde werktijd. De werkgever was het hier niet mee eens en stelde dat de werknemer pas recht had op loon vanaf het moment dat hij zijn werkzaamheden daadwerkelijk begon.

Het gerechtshof in Den Haag oordeelde dat de opstarttijd als werktijd gezien moest worden. De werkgever ging daartegen in cassatie bij de Hoge Raad. Cassatie-advocaat Marieke van der Keur voerde verweer namens de werknemer.

Conclusie AG De Bock

Op 7 juni 2024 adviseerde advocaat-generaal (AG) De Bock de Hoge Raad dat de uitspraak van het gerechtshof Den Haag in stand kan blijven. Het hof oordeelde dat de tien minuten, die een callcenterwerknemer voor aanvang van een dienst aanwezig moet zijn, als betaalde arbeidstijd moeten worden gezien.

Uitspraak Hoge Raad

De Hoge Raad laat de beslissing van het hof over het betalen van ‘opstarttijd’ in stand.

Lees meer over deze zaak en gevolgen voor werkgevers en werknemers via onderstaande artikelen:
Hoge Raad: ‘opstarttijd’ van tien minuten is betaalde werktijd | BNR Nieuwsradio
Advies AG aan Hoge Raad: ‘opstarttijd’ van tien minuten voorafgaand aan ingeroosterde dienst is betaalde arbeidstijd – Hoge Raad
FNV: Gelijk van Hoge Raad in opstarttijd-zaak is historische zege in strijd voor eerlijke beloning – FNV

Meer weten over cassatie?

Voert u een procedure in hoger beroep en verwacht u dat de zaak  bij de Hoge Raad zal komen? Dan is het slim om nu alvast advies in te winnen bij een cassatie-advocaat over uw kans van slagen als u uw zaak voorlegt aan de Hoge Raad.

Ekelmans Advocaten heeft een hoog aangeschreven cassatiepraktijk. De betrokkenheid van onze advocaten leidt geregeld tot belangwekkende arresten van de Hoge Raad.

Onze advocaten Cassatie en Expert Litigation zijn procesrechtelijke experts, die de grote lijnen inzichtelijk maken en in de finesses scherpte brengen.

We verzenden ook een nieuwsbrief Civiele Procespraktijk naar onze contacten. Interesse? Dan ontvangen we graag uw inschrijving.

Marieke van der Keur is een ervaren cassatieadvocaat. Daarnaast staat zij advocaten bij in beroepsaansprakelijkheidszaken. Ook adviseert zij advocaten als ‘lawyer-to-lawyer’, bijvoorbeeld in complexe of principiële zaken waarin partijen tijdig op een cassatie willen voorsorteren.

WAM-polis: Wie is bestuurder van een auto? Hoge Raad stelt vragen aan het HvJ EU in een zaak over een ‘handremtrekker’

WAM-polis: Wie is bestuurder van een auto? Hoge Raad stelt vragen aan het HvJ EU in een zaak over een ‘handremtrekker’ 591 450 Ekelmans Advocaten
Blog auto afbeelding (500 x 400 px) (70)
Leestijd: 4 minuten
Lesedauer: 4 Minuten
Reading time: 4 minutes

De Hoge Raad heeft 5 juli 2024 vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de EU over de uitleg van het begrip ‘bestuurder’ in Europese regels over de WAM-verzekering. In deze zaak voert advocaat Marieke van der Keur de cassatieprocedure namens de WAM-verzekeraar.

HR 5 juli 2024, ECLI:NL:HR:2024:1022, Hoge Raad, 23/00813 (rechtspraak.nl)

Wat is er gebeurd?

Tijdens een rit van een aantal vrienden in een personenbusje trekt een passagier plotseling aan de handrem. Het busje raakt in een ongecontroleerde slip en botst tegen een pilaar. De persoon achter het stuur raakt ernstig gewond. Hij eist schadevergoeding van de WAM-verzekeraar van het busje.

De Nederlandse wet & de Europese WAM-richtlijn

Volgens art. 4 lid 1 WAM hoeft de verzekeraar géén dekking te bieden voor de schade van “de bestuurder” van het motorrijtuig dat het ongeval heeft veroorzaakt. Dit wetsartikel is een uitwerking van de WAM-richtlijn, die deze ene uitzondering op de verplichte WAM-dekking mogelijk maakt.

Deze zaak draait dan ook om de vraag of de persoon achter het stuur ‘de hoedanigheid van bestuurder’ verloor, toen de inzittende plotseling de handrem aantrok en de auto daardoor onbestuurbaar werd.

Uitspraak rechtbank en hof

De rechtbank oordeelde in het voordeel van de persoon achter het stuur. Deze kon ná het aantrekken van de handrem de auto feitelijk niet meer besturen: hij kon de rijrichting en snelheid van de auto niet langer bepalen. De persoon achter het stuur was daarom op dat moment géén ‘bestuurder’ meer. Volgens de rechtbank moest de WAM-verzekeraar dus dekking bieden.

Het hof oordeelde anders. Volgens het hof is de persoon achter het stuur steeds bestuurder gebleven: hij had op de bestuurdersstoel plaatsgenomen, hij had het busje in beweging gezet en de snelheid en rijrichting bepaald. Hij hield niet op bestuurder te zijn, enkel doordat een ander óók een bestuurdershandeling uitvoerde door aan de handrem te trekken.

Tegen deze uitspraak is cassatie ingesteld.

Advies advocaat-generaal (A-G): ‘acte clair’

De A-G adviseerde de Hoge Raad eerder de uitspraak van het hof te vernietigen. Volgens de A-G is wel duidelijk, dat de persoon achter het stuur ophoudt ‘bestuurder’ te zijn, als hij door toedoen van een passagier niet langer ‘controle’ over de auto kan uitoefenen.

Volgens de A-G is niet van belang of de inzittende opzettelijk de besturing overneemt of dat hij de persoon achter het stuur per ongeluk de besturing ontneemt. Denk aan een bijrijder die per ongeluk met een krant de bestuurder het zicht op de weg ontneemt, een inzittende die bij het opendraaien van een thermoskan hete koffie over de persoon achter het stuur knoeit of hem per ongeluk een elleboogstoot geeft, waardoor de bestuurder schrikt en de macht over het stuur verliest. Ook in die gevallen is de bestuurder geen bestuurder meer.

Volgens de A-G is dat een acte clair, dus ‘een kat in het bakje’. De A-G betrekt daarbij hoe in België over dit WAM-vraagstuk wordt geoordeeld in de civiele rechtspraak. Daar is men bestuurder zolang men ‘meesterschap’ ook wel ‘maîtrise’ in het Frans, over de auto heeft. Verliest de bestuurder die maîtrise op enig moment door toedoen van een inzittende, dan is hij geen bestuurder meer.

Uitspraak Hoge Raad

De Hoge Raad kijkt anders tegen de zaak aan dan de A-G. Volgens de HR is niet duidelijk wanneer een bestuurder ophoudt bestuurder te zijn.

De HR overweegt dat het begrip ‘bestuurder’ in de WAM uitgelegd moet worden conform Europese regels over de WAM-verzekering. Het Hof van Justitie van de EU heeft in verschillende uitspraken over die regels gewezen op het belang van de bescherming van inzittenden. De vraag is of art. 12 lid 1 van de WAM-Richtlijn 2009/103 zo moet worden uitgelegd, dat de WAM-verzekering aansprakelijkheid moet dekken voor de schade van de (aanvankelijke) bestuurder wanneer een inzittende ingrijpt in de besturing van het motorrijtuig en daardoor een ongeval plaatsvindt.

Een tweede vraag is of nog andere omstandigheden relevant zijn voor de vraag of iemand de hoedanigheid van bestuurder heeft verloren, zodat hij als inzittende aanspraak kan maken op dekking onder de WAM. Denk aan de vraag of de inzittende zich opzettelijk met de besturing bemoeide of niet.

De Hoge Raad heeft deze vragen aan het Hof van Justitie van de EU gesteld.

Vervolg

De Hoge Raad wacht eerst de beantwoording van zijn vragen door het Europees Hof af. Daarna zal de Hoge Raad met inachtneming van deze antwoorden definitief uitspraak doen.

Meer weten over cassatie?

Voert u een procedure in hoger beroep en verwacht u dat de zaak  bij de Hoge Raad zal komen? Dan is het slim om nu alvast advies in te winnen bij een cassatie-advocaat over uw kans van slagen als u uw zaak voorlegt aan de Hoge Raad.

Ekelmans Advocaten heeft een hoog aangeschreven cassatiepraktijk. De betrokkenheid van onze advocaten leidt geregeld tot belangwekkende arresten van de Hoge Raad.

Onze advocaten Cassatie en Expert Litigation zijn procesrechtelijke experts, die de grote lijnen inzichtelijk maken en in de finesses scherpte brengen.

We verzenden ook een nieuwsbrief Civiele Procespraktijk naar onze contacten. Interesse? Dan ontvangen we graag uw inschrijving.

Marieke van der Keur is een ervaren cassatieadvocaat. Daarnaast staat zij advocaten bij in beroepsaansprakelijkheidszaken. Ook adviseert zij advocaten als ‘lawyer-to-lawyer’, bijvoorbeeld in complexe of principiële zaken waarin partijen tijdig op een cassatie willen voorsorteren.

Beslissing hof dat TUI met vakbond FNV moet onderhandelen over een cao voor haar cabinepersoneel blijft in stand

Beslissing hof dat TUI met vakbond FNV moet onderhandelen over een cao voor haar cabinepersoneel blijft in stand 525 400 Ekelmans Advocaten
TUI cabinepersoon FNV
Leestijd: 3 minuten
Lesedauer: 3 Minuten
Reading time: 3 minutes

De beslissing van het hof dat TUI met vakbond FNV moet onderhandelen over een cao voor haar cabinepersoneel blijft in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld. Cassatieadvocaat Marieke van der Keur voerde verweer namens FNV.

HR 26 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:673

De zaak

TUI onderhandelde met haar ondernemingsraad (hierna: OR) over de primaire arbeidsvoorwaarden voor haar cabinepersoneel. TUI had hiervoor de wettelijke bevoegdheden van de OR uitgebreid met een instemmingsrecht voor de primaire arbeidsvoorwaarden.

Vakbond FNV heeft zich bij TUI gemeld met het verzoek om met haar in onderhandeling te treden over de primaire arbeidsvoorwaarden voor het cabinepersoneel. TUI heeft dat geweigerd, waarna FNV zich tot de rechter heeft gewend en heeft gevorderd dat aan TUI de verplichting wordt opgelegd met FNV cao-onderhandelingen te voeren.

Na een afwijzend vonnis van de kantonrechter heeft het hof de vordering van FNV toegewezen en TUI veroordeeld om FNV als onderhandelingspartner te erkennen. Tegen deze uitspraak heeft TUI cassatieberoep ingesteld bij de Hoge Raad.

Advies AG

De AG adviseerde de Hoge Raad op 22 december 2023 de uitspraak van het hof in stand te laten.

Uitspraak Hoge Raad

De Hoge Raad oordeelt dat als uitgangspunt geldt dat een werkgever niet verplicht is om met een vakbond te onderhandelen over collectieve arbeidsvoorwaarden. Een partij mag in beginsel zelf bepalen of, en zo ja met wie, zij over collectieve arbeidsvoorwaarden wil overleggen.

Toch kan de weigering van een werkgever om met een vakbond in onderhandeling te treden over een cao maatschappelijk onzorgvuldig zijn, en dus onrechtmatig zijn. Of een weigering in een concreet geval onrechtmatig is, moet door de rechter worden beantwoord aan de hand van een afweging van de belangen over en weer, waarbij alle omstandigheden van het geval in aanmerking worden genomen.

Tot die omstandigheden behoren onder meer de representativiteit en deskundigheid van de vakbond, het belang dat onderhandelingen over primaire arbeidsvoorwaarden in het voorliggende geval worden gevoerd door onderhandelaars die onafhankelijk zijn ten opzichte van de werkgever, het draagvlak bij de werknemers voor de bestaande wijze waarop wordt onderhandeld over primaire arbeidsvoorwaarden en de aan die wijze verbonden waarborgen voor werknemers en het gewicht van de bezwaren die de werkgever ten grondslag legt aan de weigering om met de vakbond in onderhandeling te treden.

Het hof heeft in deze zaak geoordeeld dat indien FNV voldoende representatief is, het TUI in beginsel niet vrij staat om te weigeren met FNV te onderhandelen. Het hof heeft daarmee, gezien het bovenstaande, een verkeerd uitgangspunt voorop gesteld, maar dat maakt zijn beslissing niet onjuist. Het hof heeft namelijk bij de beoordeling of de weigering van TUI om met FNV te onderhandelen onrechtmatig is, ook een belangenafweging gemaakt waarbij het alle relevante omstandigheden van het geval heeft betrokken. Die belangenafweging kan de beslissing van het hof zelfstandig dragen.

Bron: Hoge Raad 

Meer weten over cassatie?

Voert u een procedure in hoger beroep en verwacht u dat de zaak  bij de Hoge Raad zal komen? Dan is het slim om nu alvast advies in te winnen bij een cassatie-advocaat over uw kans van slagen als u uw zaak voorlegt aan de Hoge Raad.

Ekelmans Advocaten heeft een hoog aangeschreven cassatiepraktijk. De betrokkenheid van onze advocaten leidt geregeld tot belangwekkende arresten van de Hoge Raad.

Onze advocaten Cassatie en Expert Litigation zijn procesrechtelijke experts, die de grote lijnen inzichtelijk maken en in de finesses scherpte brengen.

We verzenden ook een nieuwsbrief Civiele Procespraktijk naar onze contacten. Interesse? Dan ontvangen we graag uw inschrijving.

Marieke van der Keur is een ervaren cassatieadvocaat. Daarnaast staat zij advocaten bij in beroepsaansprakelijkheidszaken. Ook adviseert zij advocaten als ‘lawyer-to-lawyer’, bijvoorbeeld in complexe of principiële zaken waarin partijen tijdig op een cassatie willen voorsorteren.

Advocaten opgelet: verzenden ‘beschadigd document’ via Zivver voor risico van advocaat

Advocaten opgelet: verzenden ‘beschadigd document’ via Zivver voor risico van advocaat 525 400 Ekelmans Advocaten
Zivver (500 x 400 px) (57)
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes

Een advocaat heeft tijdig via Veilig mailen (Zivver) hoger beroep ingesteld. De advocaat stuurde een e-mail aan het hof met twee pdf-bestanden. Eén pdf, het beroepsschrift, kon het hof niet openen. Wiens risico is dat?

HR 12 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:570

Wat is er gebeurd?

Een ‘bug’ in het beroepschrift (pdf)

De advocaat diende de dag vóórdat de beroepstermijn verstreek via Zivver een beroepschrift in. Het hof ontving de e-mail, maar kon het bijgevoegde document niet openen. Het bestand zou zijn beschadigd.

Oordeel Hof

Het Hof: hoger beroep in niet-ontvankelijk

Het hof oordeelde dat het zeer onwaarschijnlijk is dat zijn ICT-systeem een document niet meer kan openen dat bij verzending nog onbeschadigd was. Het hof gaf de advocaat géén mogelijkheid tot herstel. Het hoger beroep was niet-ontvankelijk.

Uitspraak Hoge Raad

Cassatie: geen herstel

A-G Wesseling van Gent oordeelde dat het Hof de mogelijkheid tot herstel moest geven. De HR oordeelt dat dat NIET hoeft. Er was géén verstoring in de toegang tot Zivver. Er gold daarom géén hersteltermijn o.g.v. art. 8 Besluit elektronisch procederen (Bep). Volgens de HR is er ook geen apparaatsfout, wanneer de griffie de advocaat die ervoor kiest een processtuk in te dienen via Veilig Mailen, niet erop attendeert dat een bestand niet te openen is.

Dat betekent dat het risico dat een document niet geopend kan worden voor risico van de verzender komt (?!). Wie geen enkel risico wil lopen om dat achteraf te horen, kan telefonisch nagaan bij het gerecht of het processtuk kan worden geopend. En anders zal hij toch ouderwets een koerier moeten sturen.

Meer weten over cassatie?

Voert u een procedure in hoger beroep en verwacht u dat de zaak  bij de Hoge Raad zal komen? Dan is het slim om nu alvast advies in te winnen bij een cassatie-advocaat over uw kans van slagen als u uw zaak voorlegt aan de Hoge Raad.

Ekelmans Advocaten heeft een hoog aangeschreven cassatiepraktijk. De betrokkenheid van onze advocaten leidt geregeld tot belangwekkende arresten van de Hoge Raad.

Onze advocaten Cassatie en Expert Litigation zijn procesrechtelijke experts, die de grote lijnen inzichtelijk maken en in de finesses scherpte brengen.

We verzenden ook een nieuwsbrief Civiele Procespraktijk naar onze contacten. Interesse? Dan ontvangen we graag uw inschrijving.

Auteur

Een wachtdienst thuis met een pieper: rusttijd of arbeidstijd?

Een wachtdienst thuis met een pieper: rusttijd of arbeidstijd? 525 400 Ekelmans Advocaten
Blog afbeelding (500 x 400 px) (51)
Leestijd: 4 minuten
Lesedauer: 4 Minuten
Reading time: 4 minutes

Bij een spoedoproep moet er binnen 15 minuten een ambulance bij de patiënt zijn. Ambulancepersoneel op Waddeneilanden heeft daarom ’s nachts een wachtdienst met een pieper. Zij mogen die thuis doorbrengen. Zodra de pieper gaat, moeten zij in actie komen en binnen 2 minuten in de ambulance zijn. Vormt die wachtdienst arbeidstijd of rusttijd? De Hoge Raad oordeelde daarover in een zaak die cassatieadvocaat Marieke van der Keur instelde.

HR 18 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:426

Thuis met een pieper

Snel handelen is bij medische noodgevallen van levensbelang. In Nederland is er daarom een (plan)norm, dat binnen 15 minuten de ambulance bij de patiënt moet zijn. Dat betekent dat ambulancepersoneel dag en nacht ‘in de startblokken’ staat.

Ambulancepersoneel op Terschelling en Vlieland mag ’s avonds en ‘s nachts de wachtdienst thuis doorbrengen. Er zijn daar namelijk relatief weinig spoedoproepen. Maar áls de pieper gaat, moet een werknemer onmiddellijk in actie komen en binnen twee minuten in de ambulance zijn. Lukt dat niet, dan moet hij dat uitleggen aan zijn werkgever UAZ.

UAZ ziet deze wachtdienst als er geen oproep komt, als rusttijd. Na zo’n dienst hebben werknemers dus geen ‘echte rust’ en moeten zij weer aan het werk.

Volgens de werknemers komen zij zo niet voldoende tot rust. Tijdens de wachtdienst staan zij continu paraat. Omdat zij bij een oproep onmiddellijk naar de ambulance moeten, kunnen zij hun wachtdienst niet vrij besteden: zij kunnen geen activiteiten buiten de deur ondernemen. En om direct van huis te kunnen bij een oproep dragen zij thuis hun uniform. Dat moet schoon blijven, met als gevolg dat zij niet kunnen klussen, tuinieren of uitvoerig koken. Ook slapen zij minder vast in de wetenschap dat elk moment de pieper kan afgaan…

Is deze wachtdienst rusttijd, of arbeidstijd?

De Kantonrechter en het Hof zijn het oneens

Het is arbeidstijd, oordeelde de Kantonrechter. Want als de pieper gaat, moeten werknemers binnen enkele minuten in de ambulance zijn. Zij kunnen daardoor niet echt ontspannen en hun wachttijd vrij besteden aan hobby’s of sociale activiteiten.

Het hof oordeelt anders na een totaalbeoordeling. Er zijn relatief weinig spoedoproepen. Daarom vindt het hof een wachtdienst zonder oproep, rusttijd.

Volgens de werknemers heeft het hof de Arbeidstijdrichtlijn verkeerd toegepast. Cassatieadvocaat Marieke van der Keur stelde namens hen cassatie in.

Het Hof van Justitie van de EU & de Arbeidstijdrichtlijn

Volgens de Arbeidstijdrichtlijn is er ‘arbeidstijd’ en ‘rusttijd’. Een periode waarin de werknemer geen activiteiten uitoefent, is niet per sé rusttijd. Dat volgt uit vaste rechtspraak van het HvJ EU. In onder andere het arrest ‘Radiotelevizija Slovenija’ van 9 maart 2021 (ECLI:EU:C:2021:182) gaf het HvJ EU een stappenplan om te  bepalen of een wachtdienst arbeidstijd is. Centraal staan de tijd die een werknemer heeft om in actie te komen (de reactietijd) en het gemiddeld aantal interventies.

De nationale rechter moet onder meer nagaan hoeveel interventies er gemiddeld zijn. Zijn dat er weinig, dan is wachtdienst niet snel arbeidstijd.

Maar de rechter moet ook bekijken wat de impact van de reactietijd is op de mogelijkheden die een werknemer heeft om de wachtdienst vrij te besteden. De rechter moet daarbij rekening houden met de verplichtingen van de werknemer en de faciliteiten die hij heeft (zoals een dienstauto). Soms is de reactietijd zó kort, dat de impact daarvan zo groot is dat sprake is van arbeidstijd. Dat er dan weinig interventies zijn, maakt dat niet per sé anders.

Conclusie A-G Drijber

Advocaat-Generaal Drijber interpreteerde de rechtspraak van het HvJ EU anders. Volgens hem hanteert het HvJ EU geen ‘vuistregel’ of ‘bewijsvermoeden’ dat een wachtdienst met een hele korte reactietijd arbeidstijd vormt. Volgens de A-G moet de rechter gewoon een totaalbeoordeling maken en zat het hof dus goed.

De Hoge Raad

Korte reactietijd
De Hoge Raad ziet dat anders. De Hoge Raad benadrukt dat volgens het HvJ EU een korte reactietijd sec een werknemer objectief zo erg kan beperken in zijn mogelijkheden om zijn wachtdienst ‘vrij’ te besteden, dat de hele wachtdienst arbeidstijd vormt.

Het ambulancepersoneel van UAZ moet bij een oproep onmiddellijk in actie komen en binnen twee minuten in de ambulance zitten. Het hof heeft volgens de Hoge Raad niet kenbaar beoordeeld welke impact deze korte reactietijd sec heeft op de invulling van de wachtdienst door de werknemers. Dat is volgens het HvJ EU wél vereist. Het hof mocht de stellingen van de werknemers over de impact van de zeer korte reactietijd niet ‘wegstrepen’ tegen het lage aantal oproepen.

Pieperdruk
Ook onderschrijft de Hoge Raad dat de wetenschap dat er ieder moment een oproep kán komen, al ‘pieperdruk’ oplevert. Deze onvoorspelbaarheid kan objectief een bijkomend beperkend effect hebben: een werknemer kan zich dan niet echt ontspannen doordat hij in een permanente staat van paraatheid verkeert. Het hof had dit fenomeen ten onrechte afgedaan als ‘subjectieve beleving’.

De op UAZ rustende prestatienorm
De Hoge Raad verwerpt de klacht van werkgever UAZ dat de reactietijd van 2 minuten en de aanrijtijd van 15 minuten géén verplichtingen van de werknemers waren.

Hoewel de plannorm van 15 minuten voor UAZ geldt, legt zij óm die plannorm te kunnen halen aan haar werknemers een streeftijd van twee minuten op. Zij verlangt van hen ook een toelichting als zij die streeftijd niet halen. Dat maakt dat de druk van de reactietijd meeweegt bij de impact van de aan de werknemers opgelegde verplichtingen.

Meer weten over arbeidsrecht en/of cassatie?

Heeft u een geschil over arbeidstijd, rusttijd en beloning? Verwacht u dat de zaak bij de Hoge Raad zal komen? Dan is het slim om nu advies in te winnen bij onze arbeidsrecht- en cassatie-experts advocaat Mark van Benthem (arbeidsrecht) of  advocaat Marieke van der Keur (cassatie).

Ekelmans Advocaten heeft een hoog aangeschreven arbeidsrecht- en cassatiepraktijk. De betrokkenheid van onze advocaten leidt geregeld tot belangwekkende uitspraken van rechters, waaronder de Hoge Raad.

Onze advocaten zijn procesrechtelijke experts, die de grote lijnen inzichtelijk maken en in de finesses scherpte brengen.

We verzenden ook een nieuwsbrief Civiele Procespraktijk naar onze contacten. Interesse? Dan ontvangen we graag uw inschrijving.

Auteur

Kan pandhouder na mededeling de procedure van de pandgever tegen de debiteur overnemen?

Kan pandhouder na mededeling de procedure van de pandgever tegen de debiteur overnemen? 525 400 Ekelmans Advocaten
Blog pandhouder afbeelding (500 x 400 px) (39)
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes

Er is een stil pandrecht. De pandhouder deelt op enig moment dit pandrecht mee. Hij mag daardoor de vordering innen. Mag hij de procedure van de pandgever overnemen?

HR 9 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:217

Wat is er precies gebeurd?

MFE vordert in deze procedure een verklaring voor recht dat Stibbe tegenover haar wanprestatie heeft gepleegd. Zij vordert ook schadevergoeding. MFE heeft een stil pandrecht gevestigd op deze vordering op Stibbe.

Op enig moment deelt de pandhouder haar pandrecht mee aan Stibbe. Daardoor gaat de inningsbevoegdheid op haar over (art. 3:246 lid 1 BW). De pandhouder neemt een ‘Akte schorsing rechtsgeding’ (art. 225 Rv), waarin zij stelt bevoegd te zijn de procespositie van MFE over te nemen. MFE verzet zich hiertegen.

Volgens het hof is er in dit geval geen grond voor schorsing en overneming van het geding.

Het oordeel van de Hoge Raad

De HR stelt voorop dat de artt. 225 en 227 Rv de schorsing en hervatting van een procedure regelen. Art. 225 lid 1 Rv noemt gronden voor schorsing. Met schorsing en hervatting kan de partij bij wie zich een schorsingsgrond voordoet uit het geding stappen en zich laten vervangen door een ander. De schorsingsgronden kunnen niet worden ingeroepen door de wederpartij. De wederpartij kan wel de geldigheid van de schorsingsgrond betwisten.

Eén van de schorsingsgronden in art. 225 lid 1 Rv is de rechtsopvolging onder bijzondere titel (zoals overdracht).

De Hoge Raad beslist in deze zaak dat ook een pandhouder die inningsbevoegd is geworden, een beroep kan doen op schorsing. De HR stelt dit geval hier op één lijn met een rechtsovergang onder bijzondere titel.

Bij een rechtsovergang onder bijzondere titel kan de oorspronkelijke procespartij belang hebben om in het geding te blijven. Daarom is schorsing en hervatting niet mogelijk als zij zich verzet tegen overname van het geding . Dan wordt het geding voortgezet op naam van de oorspronkelijke partij. De rechtsopvolger of innings-bevoegde pandhouder kan dan door voeging of tussenkomst tot het geding toetreden.

De HR heeft in deze zaak de positie van een inningsbevoegde pandhouder dus iets versterkt.

Meer weten over cassatie?

Voert u een procedure in hoger beroep en verwacht u dat de zaak  bij de Hoge Raad zal komen? Dan is het slim om nu alvast advies in te winnen bij een cassatie-advocaat over uw kans van slagen als u uw zaak voorlegt aan de Hoge Raad.

Ekelmans Advocaten heeft een hoog aangeschreven cassatiepraktijk. De betrokkenheid van onze advocaten leidt geregeld tot belangwekkende arresten van de Hoge Raad.

Onze advocaten Cassatie en Expert Litigation zijn procesrechtelijke experts, die de grote lijnen inzichtelijk maken en in de finesses scherpte brengen.

We verzenden ook een nieuwsbrief Civiele Procespraktijk naar onze contacten. Interesse? Dan ontvangen we graag uw inschrijving.

Auteur

Marieke van der Keur is een ervaren cassatieadvocaat. Daarnaast staat zij advocaten bij in beroepsaansprakelijkheidszaken. Ook adviseert zij advocaten als ‘lawyer-to-lawyer’, bijvoorbeeld in complexe of principiële zaken waarin partijen tijdig op een cassatie willen voorsorteren.

Start van de verjaring: wanneer weet de benadeelde wie een fout maakte?

Start van de verjaring: wanneer weet de benadeelde wie een fout maakte? 525 400 Ekelmans Advocaten
verjaring
Leestijd: 5 minuten
Lesedauer: 5 Minuten
Reading time: 5 minutes

De verjaring van een schadeclaim begint, zodra de benadeelde weet dat hij schade lijdt door een fout van een bepaalde persoon. Dat criterium lijkt lekker recht-toe-recht-aan, maar de praktijk is vaak weerbarstig. In drie recente arresten ging de HR in op twee complicaties.

  • Toen een gebouw verzakte, was snel duidelijk dat er een fout was gemaakt. Maar de vraag was: wie van de drie bouwers was de schuldige?
  • In een renteswap-zaak maakten cliënten de Deutsche Bank een heleboel verschillende verwijten. Welk effect heeft dit op de verjaring?

Algemeen: wanneer begint de 5 jaarstermijn van art. 3:310 BW?

Een schadeclaim verjaart vijf jaar nádat de benadeelde daadwerkelijk bekend is met zijn schade én de daarvoor aansprakelijke persoon. Dat startpunt is het moment waarop de benadeelde daadwerkelijk in staat is een claim tegen de juiste persoon in te stellen. Daarvoor is nodig dat hij voldoende zekerheid heeft dat hij schade lijdt door een fout van die ander.

Hoe snel een benadeelde die zekerheid heeft, hangt af van zijn kennis: is hij zelf in staat de deugdelijkheid van de prestatie te beoordelen. Dat laatste benadrukte de Hoge Raad in het arrest Belastingadvies Malta (HR 9-10-2020, ECLI:NL:HR:2020:1603).

Een belastingadviseur had geadviseerd vennootschappen naar Malta te verplaatsen, zodat dividend onbelast zou blijven. De Fiscus legt daarna toch een aanslag op en er volgt een lange procedure bij de bestuursrechter. De belastingadviseur deed al die tijd geruststellende mededelingen: hij hield vol dat het goed zou aflopen. De Hoge Raad geeft aan dat dit soort mededelingen van invloed zijn op de start van de verjaring. Onder omstandigheden kán een benadeelde zelfs pas geacht worden voldoende zeker te weten dat hij schade heeft geleden door een fout van zijn adviseur, nádat hij een juridisch advies of een rechterlijke uitspraak heeft gekregen. Ik heb dit arrest uitvoeriger besproken in mijn nootDe verjaringstermijn bij beroepsfouten begint pas als de cliënt de fout doorheeft’ | VAST 2020 / B-0057. We zijn nu een paar jaar verder: hoe pakt dit uit?

Arrest 1

Een gebouw verzakt: wie van de drie bouwers maakte een fout?

HR 21 april 2023 ECLI:NL:HR:2023:653, NJ 2023/159

Een boer had in 2010 een silo laten bouwen, die in 2011 begon te verzakken. Duidelijk was dat er iets mis was gegaan bij de bouw, maar de vraag was wie van de drie bouwers een fout had gemaakt: de architect, de rekenaar of de aannemer?

De boer laat onderzoek doen, maar dat duurt lang. Pas in 2019 spreekt de boer de rekenaar aan. Volgens het Hof was de claim toen verjaard, omdat de boer al eind 2013 wist dat de rekenaar een fout had gemaakt: de aannemer had de rekenaar namelijk al in 2012 aangewezen als ‘schuldige’. De boer had de rekenaar toen gebeld. De rekenaar had aan de telefoon ontkend dat hij een fout had gemaakt en deed geruststellende mededelingen. Daarop mocht de boer echter niet meer vertrouwen volgens het hof, omdat de schade daarna in de loop van 2013 verergerde. De verjaring was volgens het hof op 1-1-2014 gaan lopen.

De boer ging in cassatie. Hij stelde dat voor hem toen nog helemaal niet duidelijk was wie van de drie een fout had gemaakt: hij was geen bouwdeskundige en moest nog bouwkundig onderzoek laten doen.

HR liet het oordeel van het hof echter in stand. Hoewel de boer een bouwkundige leek was, had hij in 2013 voldoende zekerheid dat de schade (mede) was veroorzaakt door een rekenfout van de rekenaar: de aannemer had hem gewezen op die fout. Dit arrest is kritisch ontvangen in de literatuur. Van Dijk (JA 2023/87) wijst erop dat met de beschuldiging van de aannemer de oorzaak van de schade nog niet duidelijk was; die moest nog blijken uit een onafhankelijk rapport. Bredenoord-Spoek & Van Hoogstraten (‘De invloed van beschuldigingen op het subjectieve kennisvereiste bij verjaring’, MvV 2023, nr. 11, p. 387 – 395) noemen het arrest zelfs ‘een ongelukkige misser’.

Arrest 2 en 3

Het ‘foutenfestival’ van Deutsche Bank bij renteswaps

HR 12 januari 2023, ECLI:NL:HR:2024:18 en ECLI:NL:HR:2024:19

Op 12 januari 2023 deed de HR uitspraak in twee zaken over renteswaps van Deutsche Bank. Een renteswap is een complex financieel product, dat bescherming biedt tegen stijgende rentes. Maar wat als de rente daalt? Dan kan de swap een negatieve waarde krijgen en het de kredietnemer juist geld kosten. Dit laatste gebeurde ook bij de kredietnemers in deze zaken. Kort nadat zij renteswaps hadden afgesloten, daalde de rente en leden zij financieel nadeel voor miljoenen euro’s.

Jaren later stellen zij Deutsche Bank aansprakelijk voor verkeerd advies. Volgens hen had de bank geen swaps mogen aanraden. De bank had haar advies onderbouwd met de verwachting dat de rente zou gaan stijgen; in werkelijkheid verwachtte de bank een rentedaling. De bank diende dus vooral haar eigen belang door de renteswaps aan te raden.

Volgens het hof is de vordering wegens schade door een verkeerd advies verjaard, omdat de kredietnemers al éérder wisten dat de bank zich schuldig maakte aan ‘mismanagement’ van de renteswaps: de bank kwam gemaakte afspraken niet na. De bank bracht meer rente, hogere opslagen of een risk fee in rekening. En de renteswaps hadden al snel een negatieve waarde. Ook zette de bank de kredietnemers steeds verder klem.

De Hoge Raad vernietigt het arrest, en benadrukt drie punten:

  • Dat de kredietnemers wisten dat zij verlies leden op de renteswaps, betekent nog niet dat zij ook wisten dat dat kwam doordat de bank een fout had gemaakt.
  • Ten tweede benadrukt de HR dat als de bank verschillende fouten heeft gemaakt, die fouten voor de verjaring niet op één hoop mogen worden gegooid. Dat de kredietnemers wisten dat de bank zich schuldig maakte aan ‘mismanagement’ van de renteswaps, betekent niet dat zij toen óók al wisten dat de bank de renteswaps adviseerde terwijl zij in werkelijkheid een rentedaling verwachtte. Die verwijten hebben een zelfstandig karakter, en de verjaringsvraag moet dus afzonderlijk worden beantwoord.
  • Tot slot verduidelijkt de HR – in aanvulling op het Malta-arrest – dat het ontbréken van geruststellende mededelingen niet zelfstandig kan bijdragen aan het oordeel dat de benadeelde daadwerkelijk bekend was met de schade en de daarvoor aansprakelijke persoon.

Kortom, de ene zaak is de andere niet. Het is belangrijk het hof duidelijk te maken wat de benadeelde wist of niet wist over een fout. The devil is in the details.

Meer weten over cassatie?

Voert u een procedure in hoger beroep en verwacht u dat de zaak  bij de Hoge Raad zal komen? Dan is het slim om nu alvast advies in te winnen bij een cassatie-advocaat over uw kans van slagen als u uw zaak voorlegt aan de Hoge Raad.

Ekelmans Advocaten heeft een hoog aangeschreven cassatiepraktijk. De betrokkenheid van onze advocaten leidt geregeld tot belangwekkende arresten van de Hoge Raad.

Onze advocaten Cassatie en Expert Litigation zijn procesrechtelijke experts, die de grote lijnen inzichtelijk maken en in de finesses scherpte brengen.

We verzenden ook een nieuwsbrief Civiele Procespraktijk naar onze contacten. Interesse? Dan ontvangen we graag uw inschrijving.

Auteur

Marieke van der Keur is een ervaren cassatieadvocaat. Daarnaast staat zij advocaten bij in beroepsaansprakelijkheidszaken. Ook adviseert zij advocaten als ‘lawyer-to-lawyer’, bijvoorbeeld in complexe of principiële zaken waarin partijen tijdig op een cassatie willen voorsorteren.

Ekelmans Advocaten N.V. gebruikt noodzakelijke en analytische cookies om ervoor te zorgen dat onze website zo goed mogelijk functioneert en om het gebruik van onze website te analyseren en te verbeteren. Wij gebruiken geen cookies voor marketingdoeleinden. Lees hier meer over in onze privacyverklaring en cookieverklaring