Hulsbergen

De risico’s van recreatief wildzwemmen: persoonlijk letsel en aansprakelijkheid.

De risico’s van recreatief wildzwemmen: persoonlijk letsel en aansprakelijkheid. 525 400 Ekelmans Advocaten
Blog afbeelding (500 x 400 px) (66)
Leestijd: 8 minuten
Lesedauer: 8 Minuten
Reading time: 8 minutes

In Nederland zijn er meer dan 700 locaties die officieel zijn aangewezen als veilige plekken om te zwemmen. De verwachting is dat er nog veel meer plekken onofficieel gebruikt worden voor recreatief zwemmen. Hoewel meer dan 90% van de Nederlanders de beginselen van het zwemmen onder de knie heeft, blijkt zwemmen in buitengebieden nog steeds een risicovolle activiteit te zijn. In dit artikel geeft advocaat Diederik Hulsbergen inzicht in recente Nederlandse jurisprudentie over aansprakelijkheid voor eigenaren van buitengebieden die worden gebruikt voor recreatief zwemmen.

Rechtbank Limburg, 26 oktober  2023

Een 16-jarige jongen liep een hoge dwarslaesie op na een duik in ondiep water in een meer in een natuurgebied in de Nederlandse provincie Limburg. Het Landschap is de beheerder/eigenaar van het natuurgebied. De jongen, eiser in onderstaande gerechtelijke procedure, acht Het Landschap en haar aansprakelijkheidsverzekeraar Nationale Nederlanden (hierna: NN) aansprakelijk voor de door hem geleden schade. Volgens de eiser zijn Het Landschap en NN aansprakelijk op grond van onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW). De Rechtbank Limburg heeft op 26 oktober 2023 uitspraak gedaan in deze zaak.[1] De uitspraak: de eigenaar van het natuurgebied en haar aansprakelijkheidsverzekeraar zijn aansprakelijk en moeten de schade van de jongens voor 80% vergoeden.

Feiten en standpunten

In deze zaak betoogde de eiser dat Het Landschap en NN aansprakelijk zijn omdat op de eigenaar van een wild zwemgebied een zorgplicht rust om gevaarzettende omstandigheden te voorkomen. Volgens de eiser werd bij de plas waar hij in het ondiepe water dook veel gezwommen. Ten tijde van het ongeval werd er vanwege de geldende beperkingen vanwege de COVID-19 pandemie zelfs meer gezwommen dan gebruikelijk, omdat er weinig andere recreatiemogelijkheden waren. Dit was bekend bij Het Landschap. Ook was bekend dat het water daar op veel plaatsen ondiep was. Eiser heeft aangevoerd dat het een feit van algemene bekendheid is dat jongere recreanten – door hun onbezonnenheid en onervarenheid – niet de ideale voorzichtigheid betrachten bij hun recreatieve activiteiten. Daarom was de kans groot dat een jongere recreant in het water zou duiken zonder eerst te controleren hoe diep het water was. Dit was voor Het Landschap voorzienbaar, aldus eiseres.

Het Landschap voert aan dat het natuurgebied niet is ingericht als zwemrecreatiegebied en ook niet is aangewezen als zwemlocatie. Het Landschap heeft de plas ook niet gepromoot als zwemlocatie. De omstandigheden ter plaatse leveren dan ook geen gevaar op. Ondiep water en zwemmen zijn beide in het algemeen niet gevaarlijk en de kans op gevaar is klein. Gevaar ontstaat alleen als iemand besluit om tijdens het hardlopen in het ondiepe water te duiken. Op de plaats van het ongeval waren er geen aanwijzingen om aan te nemen dat er verantwoord gedoken kon worden. Als zou worden aangenomen dat er weinig bezwaar is tegen het nemen van maatregelen, dan zou dat betekenen dat er op alle plaatsen in Nederland waarschuwingsborden zouden moeten komen, dus ook in alle natuurgebieden waar water voorkomt. Het Landschap heeft niet de financiële middelen om te zorgen voor borden op de ongeveer 9.000 hectare die het nu in eigendom en beheer heeft. Actie ondernemen was dus bezwaarlijk.

De overwegingen van de rechtbank

De Rechtbank Limburg stelt eiser in het gelijk en oordeelt dat Het Landschap en NN aansprakelijk zijn voor de schade van eiser, wegens onrechtmatig in gevaar brengen.

Vaste jurisprudentie van het Hooggerechtshof bepaalt dat de volgende omstandigheden moeten worden getest om te beoordelen of er sprake is van onwettig gevaar:

  • de mate waarin veronachtzaming van de vereiste voorzichtigheid waarschijnlijk is,
  • de kans op ongelukken als gevolg daarvan,
  • de ernst van de mogelijke gevolgen, en
  • de mate waarin het nemen van veiligheidsmaatregelen bezwaarlijk zou zijn.

Het verweer van Het Landschap en NN dat Het Landschap geen zorgplicht heeft omdat het natuurgebied niet is ingericht als zwemrecreatiegebied faalt. Het enkele feit dat dit zo is, ontslaat de eigenaar volgens de rechter niet van iedere zorgplicht.

De rechtbank achtte doorslaggevend dat de plas structureel werd gebruikt als niet-officiële recreatieve zwemlocatie. Ook bleek uit een onderzoek van een deskundige dat Het Landschap hiervan op de hoogte was. Volgens de rechtbank is te verwachten dat mensen niet altijd voorzichtig het water betreden en daardoor vanaf de oever in het water zouden kunnen duiken. Aangezien het water de eerste meter ondiep is en algemeen bekend is dat duiken in ondiep water ernstig letsel kan veroorzaken, is de kans op latere ongevallen met ernstige gevolgen groot. De rechtbank oordeelde daarom dat er sprake was van een gevaarlijke situatie.

Volgens de rechter is het niet bezwaarlijk dat Het Landschap recreanten waarschuwt voor het ondiepe water. Dit kan eenvoudig door ter plaatse waarschuwingsborden in het water te plaatsen, die nu ontbreken. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat Het Landschap haar zorgplicht heeft geschonden door geen waarschuwingsborden te plaatsen. Daarmee heeft Het Landschap jegens eiseres een onrechtmatige daad gepleegd. Het Landschap en NN zijn daarom aansprakelijk voor de schade als gevolg van het opgelopen letsel.

De rechtbank erkent echter ook dat de eiser zelf voorzichtiger had moeten zijn en dat hij voor de helft (50%) schuld heeft aan het ongeval. Omdat hij de plek waar hij dook niet kende en het geen officiële zwemlocatie was, had hij eerst moeten kijken hoe diep het water was. Omdat hij dat niet heeft gedaan, heeft hij niet de voorzichtigheid betracht die hij had moeten betrachten en heeft hij dus in belangrijke mate bijgedragen aan zijn ongeval. Na afweging van de omstandigheden van het geval past de rechter een zogenaamde ‘billijkheidscorrectie’ toe, waardoor de omvang van de aansprakelijkheid van Het Landschap en NN op 80% wordt gesteld. Een dergelijke correctie kan onder meer worden toegepast omdat de aansprakelijke partij een aansprakelijkheidsverzekering heeft en daardoor meer draagkracht heeft om de financiële schade te betalen.

Een vergelijking met andere recente jurisprudentie: Rechtbank Amsterdam, 31 maart 2022

De heersende opvatting in de Nederlandse rechtspraak is dat de eigenaar van een terrein dat – in theorie – gebruikt zou kunnen worden voor recreatief zwemmen, moet anticiperen op ondoordacht en onoplettend zwemgedrag van bezoekers .[2]  Op 31 maart 2022 oordeelde de Rechtbank Amsterdam opmerkelijk genoeg precies het tegenovergestelde van deze opvatting  .[3]

Feiten en standpunten

In deze zaak werd de gemeente Amsterdam aansprakelijk gesteld toen een bezoeker van de stad een ernstige onderste dwarslaesie opliep doordat hij met zijn hoofd in een ondiep gedeelte van de IJ-haven in Amsterdam dook. Het water van de IJ-haven wordt omgeven door een kade aan de ene kant, een gebouw aan de andere kant en – daartussen – een stenen terras. De laatste trede van dit terras staat onder water en loopt over in een betonnen plaat. Hierdoor is dit deel van het water in de IJ-haven erg ondiep. Dezelfde vraag als in de hierboven besproken zaak, werd door de rechtbank Amsterdam beoordeeld: is de eigenaar van het water aansprakelijk voor de schade van eiseres door het ontbreken van een waarschuwing voor het ondiepe water, waardoor een ongeoorloofde gevaarzetting is ontstaan?

Met name de rechtbank Amsterdam begint haar uitspraak met de overweging dat het een feit van algemene bekendheid is dat duiken in ondiep water ernstig letsel kan veroorzaken en dat het gevaarlijk is om in water te duiken waarvan men niet weet hoe diep het is. In de hierboven besproken zaak overwoog de rechtbank Limburg dat deze algemene kennis expliciet aandrong op een waarschuwing van de eigenaar van het meer. De rechtbank Amsterdam overweegt daarentegen dat deze algemene kennis de kans klein maakt dat een bezoeker niet voorzichtig is bij het duiken vanaf de kade in de haven. Het aflopende terras in het water had voor eiser een aanwijzing moeten zijn dat het water ondiep was. In dit verband stelde de rechtbank dat de kans zeer klein is dat iemand in dit deel van de haven te water gaat zonder de diepte te controleren. Dit is een zeer kleine kans op een groot gevaar.

Blijkbaar vindt de rechtbank het zelfs relevant dat het verboden is om in dit gebied te zwemmen. Deze factor werd aangevoerd door de gemeente. Daarom is de gemeente niet verplicht om veiligheidsmaatregelen te nemen, oordeelt de rechtbank. De gemeente is daarom niet aansprakelijk voor de schade van de eiser. Zoals hieronder duidelijk zal worden, lijkt de belangrijkste overweging van de rechtbank te zijn:

De persoon die op de huidige locatie, waar het verboden is om te zwemmen, relatief dicht bij de stenen terrastreden in het water springt of duikt, (…) gedraagt zich niet zoals bezoekers van die locatie zich in het algemeen plegen te gedragen. Dat gedrag is in ieder geval niet zodanig voorzienbaar dat de gemeente maatregelen had moeten nemen.

Een onverwachte wending: de uitspraak wordt vernietigd door dezelfde rechtbank

Bovengenoemde uitspraak was een tussenvonnis. In het algemeen zijn tussenvonnissen bindend: de rechtbank kan in een later stadium van de procedure niet van deze uitspraak afwijken. De eiser startte echter een bodemprocedure op basis van nieuwe feiten, die een ander licht op de zaak zouden werpen. De eiser kreeg interne documenten van de gemeente in handen, waaruit bleek dat de gemeente ervan op de hoogte was dat daar regelmatig mensen zwommen. Uit de documenten bleek ook dat er geen zwemverbod was op de locatie en dat het gebied werd geïdentificeerd als een plek waar mensen vaak recreatief zwemmen.

Op 21 februari 2024 vernietigt de rechtbank Amsterdam het tussenvonnis met een herzien vonnis.[4]  De rechtbank oordeelt dat het onderscheid tussen een zwemverbod en een wildzwemplek relevant is voor de door de gemeente in acht te nemen zorgplicht. Uit de beschikbaar gekomen gemeentelijke stukken blijkt dat de gemeente op de hoogte was van veiligheidsrisico’s op wildzwemplekken in de stad en dat zij maatregelen neemt om de fysieke veiligheid op deze plekken te verbeteren.

In het tussenvonnis oordeelde de rechtbank dat de kans dat een onvoorzichtige bezoeker in het ondiepe deel van het water zou duiken en daardoor de vereiste mate van voorzichtigheid niet in acht zou nemen, zeer klein was. Zij draait dat oordeel nu terug. Uit het beeldmateriaal (foto’s en video’s) dat eiseres tijdens de procedure heeft laten zien, blijkt dat op drukke zomerdagen tientallen mensen vanaf de kade in het water springen of duiken. De kans op ongevallen als gevolg van dat gedrag in dit gebied wordt dan ook groot geacht. Op deze gronden is de gemeente toch aansprakelijk. Toch oordeelde de rechtbank dat er ook sprake was van schuld aan de zijde van de eiser, waardoor 20% van de schade voor zijn rekening bleef.

Relevante inzichten

Ondanks het feit dat de rechtbank Amsterdam haar eigen eerdere vonnis overrulede, bieden deze uitspraken toch een aantal interessante inzichten.

Algemene kennis als factor om (niet) aansprakelijk te zijn

Beide rechtbanken gebruiken ‘gemeenschappelijke kennis’ voor hun beoordeling van het bestaan van wederrechtelijk gevaar. Wat opvalt is hoe de rechtbanken deze omstandigheden toeschrijven aan de verschillende partijen. Opmerkelijk is het inzicht dat een zeer aanwezige kans op ongevallen, evenals een hoge ernst van de mogelijke gevolgen van die ongevallen, de mate waarin veronachtzaming van de vereiste voorzichtigheid waarschijnlijk is, lijken te kunnen verminderen. En hoe kleiner de mate waarin veronachtzaming van de mogelijke gevolgen vanzichtigheid waarschijnlijk is, hoe kleiner de kans dat de eigenaar aansprakelijk is. Als we kijken naar andere vergelijkbare jurisprudentie, lijkt deze redenering vrij uniek. De tendens in de meeste jurisprudentie is dat eigenaren van recreatieve zwemgebieden een strikte zorgplicht hebben en vaak aansprakelijk worden geacht voor de rechtbank. Ondanks dat dit vonnis later werd herroepen, is de denkwijze van de rechtbank Amsterdam behoorlijk innovatief en kan deze zelfs in toekomstige zaken in het voordeel van de gedaagde worden gebruikt.

Andere (even) belangrijk geachte factoren

Wat duidelijk wordt uit de overruling, is dat of de eigenaar van een water aansprakelijk is voor letselschade ook sterk kan afhangen van de omstandigheid dat het verboden is om te zwemmen in het betreffende gebied, en of de eigenaar redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van de aanwezigheid van recreatieve zwemmers. Het belang van deze laatste factor werd ook benadrukt door de rechtbank van Limburg. Verder oordeelden beide rechtbanken dat een deel van de schade voor rekening van de eiser blijft, vanwege zijn eigen onvoorzichtigheid. De hoogte van de schade die voor eigen rekening blijft, kan variëren en is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.

Conclusie

De zorgplicht voor eigenaren van recreatieve wateren is streng gebleken. Het lijkt wel uit te maken of het gebied een zwemverbod heeft of niet. Zelfs dan moet de reikwijdte van de zorgplicht worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval. Niettemin zal de eigen verantwoordelijkheid van de eiser altijd een factor blijven in de beoordeling van de zaak.

[1] Rechtbank Limburg, 26 oktober 2023, zaaknr. ECLI:NL:RBLIM:2023:6252.
[2] Bijvoorbeeld: Rechtbank Noord-Nederland, 14 februari 2017, zaaknr. ECLI:NL:RBNNE:2017:951; : Rechtbank Noord-Nederland, 7 juli 2022, zaaknr. ECLI:NL:RBNHO:2022:5915.
[3] Rechtbank Amsterdam, 31 maart 2022, zaaknr. ECLI:NL:RBAMS:2022:1755.
[4] Rechtbank Amsterdam, 21 februari 2024, zaaknr. ECLI:NL:RBAMS:2024:1019. 

Auteur

Diederik Hulsbergen behandelt als advocaat uiteenlopende verzekeringsrechtelijke kwesties. Zo houdt hij zich bezig met beroepsaansprakelijkheid en met verzekeringsvraagstukken op het gebied van (zorg)verzekeringsfraude en polisvoorwaarden.

Ekelmans Advocaten N.V. gebruikt noodzakelijke en analytische cookies om ervoor te zorgen dat onze website zo goed mogelijk functioneert en om het gebruik van onze website te analyseren en te verbeteren. Wij gebruiken geen cookies voor marketingdoeleinden. Lees hier meer over in onze privacyverklaring en cookieverklaring