Categorie actueel

Unclear clauses in a bourse policy

Unclear clauses in a bourse policy 150 150 Ekelmans Advocaten
Leestijd: 3 minuten
Lesedauer: 3 Minuten
Reading time: 3 minutes

This article will discuss in which way an unclear clause in a bourse policy, concluded on the Dutch insurance bourse on the basis of co-insurance, should legally be determined. This is relevant because the insurer and the policyholder at the bourse usually do not discuss the policy wording, but rather use a wording that is often used at the bourse.

This topic is recently discussed in an opinion of the Procurator-General of the Dutch Supreme Court in a case in which Ekelmans represented the insurers in the Supreme Court trial.

Bourse policies

In the Netherlands, insurance is taken out either directly from an insurance company (on the basis of a company policy) or with the help of a broker through the Dutch insurance bourse (on the basis of a so called bourse policy). These different insurance products follow different rules whenever there is a dispute concerning the meaning of the policy wording at hand. Bourse policies are mainly taken out for grave and complex risks when coverage is not provided by just one insurer, but by multiple insurers. In the Netherlands this is often called co-insurance. An example might be the insurance of a big ship.

Usually, a professional bourse broker assists the future policyholder. Therefore, the policy between the insured and the insurer is mainly formed through negotiations between the insurer and the intermediary bourse broker. In co-insurance, the policyholder concludes an individual agreement with each participating insurer, always for the percentage the concerning insurer has accepted the risk for.

Thus, the professional bourse broker, acting as an intermediary on behalf of the aspiring-policyholder, offers the insurable risk(s) to the bourse insurer. A distinctive feature of a bourse policy is that the policy is concluded within a circuit of professional bourse brokers and insurers and that the policy wording is concluded through negotiations between these professional bourse brokers and insurers.

Explanation of an unclear clause

Within this framework, it is important to understand how an unclear wording should be interpreted in the event of a conflict.

In the case Chubb/Dagenstead (2008) The Dutch Supreme Court ruled that for the interpretation of a policy wording concluded on the insurance bourse, the focus should particularly be on the phrasing of the clauses and related comments, in light of the policy wording as a whole.

Recently, Ekelmans has assisted insurers at the Dutch Supreme Court in such a dispute with the insured. The case concerned a policy wording that was concluded on the insurance bourse on the basis of co-insurance. The Procurator-General of the Dutch Supreme Court argued that – besides the phrasing of a clause – judges should specifically take note of:

  • the meaning of the used term(s) in common speech;
  • the meaning of the used term(s) in a specific setting, for example the meaning of the term(s) within the insurance bourse circles;
  • the purpose of the specific clause and the nature of the insurance;
  • the ‘plausibility of the legal consequences to which various text interpretations could lead’ in case the phrasing of the clause offers (too) little grip for the case.

Knowledge of the bourse broker

Furthermore, the (assumed) knowledge of the bourse broker who represented the insured can also affect the interpretation of the wording . The legal allocation of the (assumed) knowledge of the bourse broker regarding the meaning of the product or the clause to the insured is not only based on the fact that a bourse broker (as a representative of the policyholder) concludes the insurance agreement on behalf of the policyholder, but also on the fact that the policy conditions are (mainly) the outcome of negotiations within bourse circles. This implies that the (assumed) knowledge of the bourse broker on the matter at hand can be hold against the policyholder whenever interpretation of an unclear wording needs to be established in a Dutch court of law.

Bron: Insurance Law Global

Auteur

Aktuelles

Wet Arbeidsmarkt in Balans – een kort overzicht

Wet Arbeidsmarkt in Balans – een kort overzicht 2560 1707 Ekelmans Advocaten
Wet arbeidsmarkt in balans
Leestijd: 3 minuten
Lesedauer: 3 Minuten
Reading time: 3 minutes
Expertise:

De Wet Arbeidsmarkt in Balans (WAB) geldt sinds 1 januari 2020. Met deze nieuwe wet worden enkele onbedoelde gevolgen van de Wet Werk en Zekerheid (WWZ) rechtgezet en werkgevers (nog) meer gestimuleerd mensen in vaste dienst te nemen. In dit blog geven wij een kort overzicht van de belangrijkste wetswijzigingen.

1. Ketenregeling – 3 x 3 x 6

Door de ketenregeling kunnen werkgevers niet onbeperkt arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd afsluiten. Na een onafgebroken aantal arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd ontstaat automatisch een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.

Met de WAB wordt de ketenregeling verruimd van twee naar drie jaar, net als vóór de WWZ. Het maximum is weer drie tijdelijke arbeidsovereenkomsten in drie jaar. Na een onderbreking in de keten van meer dan zes maanden begint een nieuwe keten te lopen.

Bij CAO kunnen uitzonderingen worden gemaakt voor bijvoorbeeld seizoenswerk.

2. Oproepkrachten – meer zekerheid

Een werkgever moet zijn oproepkracht minimaal vier dagen van tevoren oproepen. Doet hij dit later, dan hoeft de oproepkracht geen gehoor te geven aan de oproep. Als de werkgever de oproep daarna wijzigt of intrekt, dan moet de werkgever de afgesproken uren uitbetalen.

Als de arbeidsovereenkomst van de oproepkracht twaalf maanden heeft geduurd, is de werkgever verplicht de oproepkracht binnen één maand een vaste arbeidsomvang aan te bieden. De arbeidsomvang moet minstens het gemiddeld aantal uitbetaalde uren in de laatste twaalf maanden zijn. Doet de werkgever dit niet, dan heeft de oproepkracht recht op loon over de gemiddelde arbeidsomvang van de laatste twaalf maanden.

Als de werknemer een oproepovereenkomst heeft, moet dit op de loonstrook staan.

3. Payrolling – nieuwe benoemde overeenkomst

Met de WAB is de payroll-overeenkomst geïntroduceerd. Er is sprake van payrolling als een payroll-werkgever werknemers aan opdrachtgevers ter beschikking stelt, maar daarbij geen “allocatieve” activiteiten (denk aan werving, selectie en bemiddeling) heeft verricht. Het zal in de praktijk waarschijnlijk lastig zijn om duidelijk onderscheid te maken tussen payroll-werkgevers en uitzendwerkgevers.

Payroll-werknemers hebben dezelfde rechtspositie en arbeidsvoorwaarden als werknemers die direct in dienst zijn bij de opdrachtgever. Voor werkgevers is payrolling daarom waarschijnlijk duurder en minder flexibel.

4. Cumulatiegrond – nieuwe ontslaggrond en vergoeding

De “i-grond”, ook wel cumulatiegrond, is een nieuwe mogelijkheid om een werknemer te ontslaan. Onder de WWZ kon ontslag alleen als er één enkel ontslaggrond volledig werd onderbouwd. Nu kan ontslag ook als er een combinatie van ontslaggronden gedeeltelijk is onderbouwd.

Ontbindt de rechter de arbeidsovereenkomst op de i-grond, dan kan hij tot 1,5 keer de transitievergoeding toekennen. Dit is compensatie voor het feit dat de werkgever niet één (afzonderlijke) redelijke grond voldoende kon onderbouwen.

5. Transitievergoeding – verschuldigd vanaf dag één

De transitievergoeding is vanaf de eerste dag van de arbeidsovereenkomst, en dus al tijdens de proeftijd, verschuldigd. De hoogte van de transitievergoeding is nog steeds afhankelijk van de duur van het dienstverband – een derde maandsalaris per volledig dienstjaar. Eindigt de arbeidsovereenkomst tijdens het jaar, dan wordt de transitievergoeding naar rato berekend. Het verschil tussen vaste en tijdelijke werknemers is nu minder groot.

De regels waardoor oudere werknemers, en werknemers die langer dan tien jaar in dienst zijn, een hogere transitievergoeding kregen zijn vervallen. Ook de overbruggingsregeling voor MKB-bedrijven met minder dan 25 werknemers is vervallen. De transitievergoeding is in een aantal gevallen dus lager.

6. WW-premiedifferentiatie

De sectorindeling voor WW-premiedifferentiatie is verdwenen. Er is één landelijke WW-premieregeling voor alle werkgevers. Werkgevers betalen (kort gezegd) een lagere WW-premie voor werknemers met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, die een vaste arbeidsomvang hebben.

Om voor de lage WW-premie in aanmerking te komen moet op het loonstrookje van de werknemer staan;

    • Dat er een vaste arbeidsomvang is overeengekomen;
    • Dat de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is aangegaan.

Om onder de lage WW-premie te kunnen vallen moet de arbeidsovereenkomst ook schriftelijk zijn aangegaan. Is een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet schriftelijk overgegaan in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, omdat dit bijvoorbeeld over de telefoon is afgesproken, dan krijgen werkgevers nog even de tijd om dit vast te leggen. Vanaf 1 april 2020 moet een (door beide partijen ondertekend) schriftelijk addendum of schriftelijke arbeidsovereenkomst in de loonadministratie aanwezig zijn.

Voor uitgebreide informatie over de WAB, en vragen over wat deze nieuwe wetgeving voor u betekent, kunt u terecht bij ons Team Arbeidsrecht.

Contact

Aktuelles

Vers van de pers: De zorgverzekering

Vers van de pers: De zorgverzekering 2560 1920 Ekelmans Advocaten
Boek De Zorgverzekering
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes

De eerste druk van het boek ‘De Zorgverzekering’ van Jan Ekelmans is zojuist verschenen. Vanmiddag overhandigt Jan het eerste exemplaar aan Petra van Holst, algemeen directeur van Zorgverzekeraars Nederland. Het boek is te bestellen via Boom Juridisch.

Markt met 80 miljard omzet

In dit boek brengt Jan Ekelmans het speelveld van de zorgverzekering laag voor laag in kaart. Met het boek in de hand kunnen zorgverzekeraars, zorgaanbieders, toezichthouders, consumenten en hun adviseurs beter en sneller kiezen wat hen te doen staat. En: met meer plezier!

De verzekerde gezondheidszorg is een markt met 80 miljard omzet. In kaart brengen wat daar gebeurt, is een uitdaging. Dit boek pakt die uitdaging op. Met een focus op vier thema’s: de verschillende verzekeringen (de zorgverzekering, de verzekering onder de Wet langdurige zorg en de aanvullende verzekering), de rechtsverhouding tussen zorgaanbieder en zorgverzekeraar, de bescherming van privacy en de mogelijke doorbreking daarvan én het toezicht op naleving door zorgverzekeraars met controles en fraudeonderzoeken en de aan de uitkomsten van die onderzoeken te verbinden gevolgen.

Praktische aanpak

Het boek heeft een praktische aanpak met aandacht voor gezichtspunten voor te nemen beslissingen, praktijkvoorbeelden, toekomstige ontwikkelingen en bronnen voor verdieping en verdere toepassing. Het bevat een schat aan feitelijke en juridische informatie die niet eerder zo vergaard, geordend en toegankelijk gemaakt is.

Over de auteur

Jan Ekelmans is advocaat en partner bij Ekelmans & Meijer advocaten. Hij wordt beschouwd als een autoriteit op het gebied van verzekeringsrecht in Nederland. Verzekeraars vragen hem om advies bij complexe en politiek gevoelige zaken. Jan was jarenlang raadsheer-plaatsvervanger in het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en lid van de adviescommissie die het parlement en de regering adviseert over burgerlijk procesrecht. Zijn uitgebreide ervaring met het zorgverzekeringsrecht stelt hem in staat om een helder overzicht te geven van het juridische zorglandschap in Nederland.

Contact

Aktuelles

Enquêteprocedure – mag de beheerder van de aandelen deze verkopen?

Enquêteprocedure – mag de beheerder van de aandelen deze verkopen? 1900 1357 Ekelmans Advocaten
Anne-Mieke Dumoulin-Siemens-Ekelmans Advocaten
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes
Expertise:

De Ondernemingskamer is recent teruggekomen van haar eerdere opvatting dat een beheerder van aandelen bevoegd is alle aan de aandelen verbonden rechten uit te oefenen. De veronderstelde beschikkingsbevoegdheid van de beheerder was stof tot discussie en leidde tot kritische reacties. Het is goed dat de Ondernemingskamer nu duidelijkheid schept.

Aandelen in beheer

De Ondernemingskamer bij het Gerechtshof Amsterdam kan in een enquêteprocedure de aandelen in de vennootschap in beheer geven bij een derde. Dit is een van de mogelijke tijdelijke voorzieningen die de Ondernemingskamer kan treffen wanneer zij vindt dat de vennootschap of het onderzoek naar de misstanden daarmee gebaat is. Hoofdzaak is dat op korte termijn rust wordt gebracht in de verhoudingen tussen de betrokkenen bij de vennootschap (meestal de aandeelhouders en de bestuurders).

Welke bevoegdheden heeft de beheerder van de aandelen? Het is wel duidelijk dat de beheerder, met uitsluiting van de aandeelhouder, het vergaderrecht en het stemrecht op de aandelen uitoefent. Tot voor kort vond de Ondernemingskamer dat de beheerder bevoegd is alle aan de aandelen verbonden rechten uit te oefenen. De beheerder mocht de aandelen bijvoorbeeld ook certificeren. Dat is een vergaande bevoegdheid. Critici zeggen dat de beheerder daarmee de eigendomsrechten van de aandeelhouder schendt.

Bevoegdheden beheerder

De Ondernemingskamer is inmiddels teruggekomen van haar opvatting dat een beheerder beschikkingsbevoegd is ten aanzien van de bij hem in beheer gegeven aandelen. In twee uitspraken uit 2019 beslist de Ondernemingskamer dat de beheerder alleen het beheer over de aandelen verkrijgt, maar niet bevoegd is die aandelen van de hand te doen. Kort gezegd, blijven de verschillende vermogensrechten (zoals certificering en verkoop) ten aanzien van de aandelen bij de aandeelhouder. Alleen de vennootschappelijke rechten (zoals vergaderrecht en stemrecht) komen toe aan de beheerder. In mijn noot onder de uitspraak van de Ondernemingskamer van 8 juli 2019 besteed ik aandacht aan deze kwestie.

Tijdelijke basis

De nieuwe opvatting van de Ondernemingskamer schept duidelijkheid. Een en ander betekent echter niet dat het tijdelijk karakter van de voorziening en de bescherming van het eigendomsrecht van de aandeelhouder aan belang inboet. In een enquêteprocedure mogen de aandelen nog steeds alleen op tijdelijke basis in beheer worden gegeven en deze voorziening moet proportioneel zijn ten opzichte van het beoogde doel van de maatregel.

Auteur(s)

Aktuelles

Waartoe advocaten op aarde zijn

Waartoe advocaten op aarde zijn 1000 465 Ekelmans Advocaten
Waartoe advocaten op aarde zijn
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute

“Waartoe advocaten op aarde zijn. Is het procesmonopolie rijp voor afschaffing?”

Dit was de titel van een inleiding die David de Knijff heeft voorgedragen op de Najaarsbijeenkomst van de Nederlandse Vereniging voor Procesrecht (NVvP) met het thema ‘De staat van de rechtspraak’, gehouden op 13 december 2019 bij Van Doorne in Amsterdam.

Interesse in zijn toespraak?

U kunt  hier waartoe-advocaten-op-aarde-zijn downloaden.

Auteur(s)

Aktuelles

Kerstactie 2019: Stichting Jarige Job

Kerstactie 2019: Stichting Jarige Job 1000 465 Ekelmans Advocaten
Stichting arige Job
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute
Expertise:

De medewerkers van Ekelmans & Meijer kiezen iedere kerst een goed doel waar ons kantoor zich voor een jaar aan verbindt. Iedereen mag een goed doel voorstellen, waarop vervolgens wordt gestemd. Op 13 december is tijdens het jaarlijkse Ekelmans & Meijer kerstdiner en -feest het doel met de meeste stemmen bekend gemaakt:

Stichting Jarige Job kan dit jaar rekenen op onze steun.

Over Stichting Jarige Job

Voor veel kinderen is een verjaardag met cadeaus, een feestje en trakteren op school vanzelfsprekend. Voor 61.000 kinderen in Nederland is dit niet het geval. Zij kunnen hun verjaardag niet vieren, omdat er thuis te weinig of zelfs geen geld voor is. Op de mooiste dag van het jaar krijgen deze kinderen geen cadeautje, hangen er geen slingers en ballonnen en kunnen zij niet trakteren op school. Uit schaamte melden ze zich soms zelf ziek.

Stichting Jarige Job trakteert kinderen uit de armste gezinnen op een onvergetelijke verjaardag. De stichting geeft geen geld, maar een verjaardagsbox vol met versiering, traktaties voor de klas, wat lekkers voor een verjaardagsfeestje thuis en natuurlijk een mooi cadeau.

Contact

Aktuelles

Astrid van Noort verzorgt module Beroepsziekten bij Leergang Personenschade

Astrid van Noort verzorgt module Beroepsziekten bij Leergang Personenschade 1400 1082 Ekelmans Advocaten
Astrid van Noort
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute

Partner Verzekering & Aansprakelijkheid Astrid van Noort verzorgt de module Beroepsziekten bij de Opleiding Leergang Personenschade Zwaar Letsel.

Tijdens de keuzemodule Beroepsziekten gaat Astrid van Noort in op de juridische regelgeving en jurisprudentie rondom de aansprakelijkheid voor beroepsziekten. Zij verzorgt de module samen met een arts, die de medische aspecten van beroepsziekten onder de loep neemt.

De opleiding Leergang Personenschade Zwaar Letsel is gericht op de kennis en vaardigheden die nodig zijn voor de correcte behandeling en afhandeling van schadedossiers personenschade zwaar letsel. Deze leergang is opgezet en wordt geactualiseerd in nauw overleg met de Adviesraad Leergangen Letselschade. De opleiding is ontwikkeld voor o.a. senior schadebehandelaars bij aansprakelijkheidsverzekeraars, schaderegelings- en expertisebureaus.

Contact

Aktuelles

Adriaan de Buck voorzitter Haagse voetbal- hockey- en cricketvereniging HBS

Adriaan de Buck voorzitter Haagse voetbal- hockey- en cricketvereniging HBS 1400 1082 Ekelmans Advocaten
Adriaan de Buck
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute
Expertise:

Wij zijn vereerd dat onze kantoorgenoot Adriaan de Buck is benoemd als voorzitter van HBS, de Haagse vereniging voor voetbal, hockey en cricket. Een mooie bestuurlijke functie bij een bijzondere en oude vereniging.

HBS bestaat al sinds 1893, toen opgericht als “Football Club”. De eerste wedstrijden werden gespeeld op het Haagse Malieveld. Inmiddels telt de vereniging 2200 leden van alle leeftijden die voetballen, hockeyen en cricketen.

Adriaan voetbalt al sinds de jeugd bij HBS. Bestuurlijk is hij verder actief in de sport als Secretaris Raad van Commissarissen ADO Den Haag.

Adriaan “Houdt Braef Stant” bij Ekelmans & Meijer advocaten. Daar heeft hij als advocaat partner de leiding over de sectie Ondernemingsrecht: een (internationale) transactiepraktijk op het terrein van fusies en overnames en ondernemingsrechtelijke procespraktijk. Daarnaast trekt hij de praktijkgroep Sportrecht.

We wensen hem veel plezier met deze mooie professionele en sportieve combinatie!

Contact

Aktuelles

A step into the Dutch world of product liability: subrogation claims

A step into the Dutch world of product liability: subrogation claims 150 150 Ekelmans Advocaten
Leestijd: 5 minuten
Lesedauer: 5 Minuten
Reading time: 5 minutes

The basis of liability in case of a defective product

In case of a defective product that causes damage, the liability of the producer can be based on:

  • Strict liability for defective products (art. 6:185 – 191. DCC). This regulation is the implementation of The European Product Liability Directive of June 1985.
  • General tort liability (article 6:162 DCC). This liability is a fault-based liability.
  • Contractual liability (article 6:74 DCC). If there is a breach of a contract, according to article 6:74 DCC, a party can be held liable for a defective product.

It is self-evident that the claim of the insurer against the producer based on subrogation cannot be based on contractual liability since the insurer and the producer do not have any contractual obligations against each other.

Furthermore, according to article 6:197 DCC, insurers who pay compensation in a product liability case, have no subrogated claim for indemnity against the producer under the Product Liability Directive. Consequently the only bases for liability of the producer in case of subrogation is the general tort liability.

General Tort Liability

General principles

The general principle of Dutch tort liability is contained in article 6:162 DCC. This basic tort rule is one of negligence. Under Dutch general tort law the plaintiff will have to prove all the elements of the claim, namely: the unlawful act, the damage, and the causal connection between those two. Furthermore, contrary strict liability, the insurer has to argue convincingly that the unlawful act is attributable to the producer.

Unlawful act and the notion of a defective product

According to art. 6:186 DCC a product is defective if it does not offer the safety which a person is entitled to expect, taking all circumstances into account, including the presentation of the product, the use to which it could reasonably be expected to be and the time it was put into circulation. The question is if a defective product is considered to be unlawful in the framework of 6:162 DCC.

The Dutch Supreme Court ruled that a product is defective under 6:162 DCC if it does not offer the safety a user is entitled to expect, given the circumstances of the case. Therefore, the Dutch Supreme Court uses a similar definition under general tort law as for a defective product under the Product Liability Directive.

In principle it is up to the plaintiff to proof that the product is defective, however, a reversal of this burden of proof is possible. The Dutch Supreme Court considered in the Leebeek/Vrumona landmark case that if a plaintiff proves that damages occurred while the product was being used in a normal fashion, that state of affairs would lead to the factual presumption that the damage must have been caused by a defect in the product. It is then up to the producer to rebut this presumption.

Culpability

Contrary to strict liability, it is not sufficient that a defective product leads to liability of the producer under general tort law. The unlawful act (defective product) must also be attributable to the defendant. The Dutch Supreme Court has never accepted strict liability for defective products based on general tort law, however as set out above the burden of proof with respect to fault has more or less been shifted to the defendant. Whether or not the subrogated insurers also have the benefit of a shifted burden of proof with respect to fault is still an unsettled issue.

In the case Du Pont/Hermans the Dutch Supreme Court decided:
”Due to the nature of the unlawful act, the question whether the producer was at fault, can only be answered in the light of the circumstances to be stated by the producer.”

In the Rockwool case the Supreme Court defined the duty of care of a producer:
“Generally a producer will have to take all measures reasonably required, as a prudent manufacturer, to prevent damage caused by the product which is marketed. The producer of a new product, or a product that has been altered, has a duty to ascertain which effects the product has when used for foreseeable purposes.’’

Apart from this, The Dutch Association of Insurers (‘’Verbond van Verzekeraars’’) has imposed a restriction on this principle. If the insurer is a member of the Dutch Association of Insurers, the insurer is bound by the Regulation Subrogated Fire Insurers 2014 (‘’Bedrijfsregeling Brandregres 2014’’). Article 2 of this regulation states that the right of subrogation against non-individuals (companies) can only be exercised “if the liability is related to a negligent act” (‘’onzorgvuldig handelen’’).

There is much debat about the interpretation of the concept ‘’negligent act’’. In my opinion, the most obvious explanation is that there must be a culpable action. This explanation is also in line with the explanatory notes of the Regulation.

So the question of culpability under general tort law is answered on the basis of the circumstances invoked by the producer. If the insurer is a member of the Dutch Association of Insurers, the Regulation plays an important role in this since the definition of culpability is restricted by this regulation.

Causal connection

According to 6:162 DCC the plaintiff will have to prove causal connection between the unlawful act and the damages suffered.

However, also in the field of causation the courts have come to the aid of plaintiffs. A new rule on the burden of proof has gained momentum in recent years. It states that in case a wrongful act consists of a breach of a safety standard and the purpose of this standard is to prevent damages as suffered, the courts will consider the causal link established, unless the producer can prove that abiding by the safety standard would not have prevented the damage from occurring.

Recoverable damage

The rules of compensation are laid down in art. 6:95-110 DCC. There are no specific rules limiting compensation according to the type of injury in products liability cases based on general tort law. This means that not only physical harm and damage to property is recoverable under Dutch law, but also pure economic loss.

A successful appeal to general tort law

In the context of product liability, a subrogated insurer cannot rely on strict liability or contractual liability. Therefore, the only bases for liability of the producer in case of subrogation is the general tort liability.

For a successful appeal to general tort law, the insurer has to prove the unlawful act, the culpability, the damage and the causal connection between the unlawful act and the damage. The Supreme Court uses the definition of defective product from the Product Liability Directive to answer the question whether or not an act is unlawful in the context of 6:162 DCC.

The disadvantage of the general tort liability regulation is that – contrary to strict liability – not only the unlawful act, damage and causal connection must be proven, but the unlawful act must also be attributable to the defendant. If the claiming subrogated insurer is bound by the regulations of the Dutch Associaton of Insurers, the requirement is even higher and requires a negligent act.

This makes the threshold for a successful claim for damages on the basis of general tort law higher than for a claim based on strict liability. This threshold can be nuanced due the fact that the court has the authority to order a reversal of the burden of proof. Whether or not the insurer will have the benefit of this shifted burden of proof is an unsettled issue though.

Bron: Insurance Law Global

Auteur(s)

Aktuelles

Specialist ondernemingsrecht en privacyrecht Anne-Mieke Dumoulin naar Ekelmans & Meijer

Specialist ondernemingsrecht en privacyrecht Anne-Mieke Dumoulin naar Ekelmans & Meijer 1900 1357 Ekelmans Advocaten
Anne-Mieke Dumoulin-Siemens-Ekelmans Advocaten
Leestijd: < 1 minuut
Lesedauer: < 1 Minute
Reading time: < 1 minute
Expertise:

Specialist ondernemingsrecht en privacyrecht Anne-Mieke Dumoulin-Siemens heeft zich per 1 december 2019 verbonden aan Ekelmans & Meijer advocaten. Zij werkte het afgelopen jaar als advocaat bij DLA Piper in Keulen. Weer in Nederland gaat zij de groeiende internationale corporate praktijk van Ekelmans & Meijer verder versterken.

Anne-Mieke heeft de afgelopen jaren in zowel Nederland als het buitenland cliënten begeleid bij ondernemingsrechtelijke en privacyrechtelijke vragen. Daarbij ontwikkelde Anne-Mieke haar Fingerspitzengefühl voor culturele aspecten binnen een organisatie. Deze ervaring in combinatie met haar juridische kennis maken Anne-Mieke tot een waardevolle aanwinst voor het groeiend aantal internationale cliënten dat Ekelmans & Meijer voor advies weet te vinden.

Anne-Mieke rondde haar Grotius specialisatieopleiding vennootschaps- en ondernemingsrecht cum laude af en is internationaal gecertificeerd privacy specialist (CIPP/E en CIPM).

Contact

Aktuelles

Ekelmans Advocaten N.V. gebruikt noodzakelijke en analytische cookies om ervoor te zorgen dat onze website zo goed mogelijk functioneert en om het gebruik van onze website te analyseren en te verbeteren. Wij gebruiken geen cookies voor marketingdoeleinden. Lees hier meer over in onze privacyverklaring en cookieverklaring