Voor advocaten die op de hoogte willen worden gehouden van procesrechtelijke kwesties is er de Nieuwsbrief Civiele Procespraktijk geschreven door onze sectie Cassatie. De nieuwsbrief Civiele Procespraktijk verschijnt vier keer per jaar.
In deze nieuwsbrief vindt u de volgende onderwerpen:
- Verrekening
- Aanvrager van vernietigd faillissement alleen aansprakelijk bij misbruik
- Verjaring van een claim op beroepsbeoefenaars
- Rechterswissel na bewijslevering
- Dwangsom voor gedragingen van derden
Verrekening
(HR 11 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:2005)
- Art. 6:127 BW bepaalt dat een schuldenaar die bevoegd is tot verrekening, dat kan doen door aan de schuldeiser te verklaren dat hij zijn schuld met een vordering verrekent. De rechter dient te beoordelen of de schuldenaar bevoegd was tot verrekening op het moment dat hij deze verklaring aflegde.
- Art. 6:136 BW geeft de rechter de bevoegdheid om een bij wijze van verweer gedaan beroep op verrekening te passeren, ook al mocht aan alle eisen van art. 6:127 BW zijn voldaan. De rechter kan namelijk een vordering ondanks een beroep op verrekening toewijzen, als de gegrondheid van dit verweer niet op eenvoudige wijze is vast te stellen en de vordering overigens voor toewijzing vatbaar is. Als de rechter art. 6:136 BW toepast, komt hij aan een verdere beoordeling van art. 6:127 lid 2 BW niet toe. Als hiertegen in hoger beroep met succes wordt gegriefd, moet het hof alsnog beoordelen of de schuldenaar tot verrekening bevoegd was op de voet van art. 6:127 BW.
Aanvrager van vernietigd faillissement alleen aansprakelijk bij misbruik
(HR 11 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:2004)
- X heeft een vordering op HSK van nog geen € 6.000,–. HSK betaalt niet ondanks herhaaldelijke aanmaningen. X vraagt daarop het faillissement van HSK aan. In cassatie wordt het faillissement vernietigd, omdat HSK vóór de faillietverklaring (onder protest) blijkt te hebben betaald. Is X voor de faillissementskosten van ca. € 160.000,– aansprakelijk?
- Wanneer conservatoir beslag is gelegd dat niet wordt gevolgd door de toewijzing van de vordering, is de beslaglegger aansprakelijk uit onrechtmatige daad jegens degene op wie het beslag inbreuk heeft gemaakt. Hetzelfde geldt voor de executant die een uitspraak ten uitvoer legt die later wordt vernietigd. Het aanvragen van een later vernietigd faillissement kan hiermee volgens de Hoge Raad niet op één lijn worden gesteld. Het is namelijk de réchter die het faillissement uitspreekt. De aanvrager van een faillissement is daarom alleen aansprakelijk, (1) indien hij wist of behoorde te weten dat er geen grond bestond voor het faillissement, of (2) bij een andere misbruik van bevoegdheid.
Verjaring van een claim op beroepsbeoefenaars
(HR 9 oktober 2020, ECLI:NL:HR:2020:1603)
- Wanneer begint de korte verjaringstermijn van art. 3:310 BW bij een beroepsfout te lopen? De Hoge Raad stelt de (standaard)regels voorop:
-
- De verjaringstermijn begint op de dag na die waarop de benadeelde daadwerkelijk in staat is schadevergoeding te vorderen. Hij dient voldoende zekerheid te hebben dat schade is veroorzaakt door een fout van de betrokken persoon. Wanneer de verjaring begint, hangt af van de relevante omstandigheden van het geval.
- Bekendheid met de juiste juridische beoordeling van de feiten over de schade en de aansprakelijke persoon is niet vereist.
- De HR verduidelijkt nu dat regel 2) niet ziet op “de kennis en het inzicht die nodig zijn om de deugdelijkheid van een geleverde prestatie te beoordelen”. De verjaring begint dus niet als een niet-deskundig cliënt niet beseft dat een deskundige een fout heeft gemaakt.
- Wanneer de verjaring begint hangt af van de omstandigheden van het geval. Van belang kan zijn:
- Mocht de benadeelde vertrouwen op de deskundigheid van de professional, zodat hij (nog) geen reden had om te twijfelen aan de deugdelijkheid van diens handelen?;
- Heeft de professional andere verklaringen gegeven voor het nadeel, of geruststellende mededelingen gedaan over zijn prestatie of het daardoor te verwachten nadeel (‘het komt nog goed’).
- Onder omstandigheden begint de verjaringstermijn pas als de benadeelde een juridisch advies of een rechterlijk oordeel heeft.
Rechterswissel na bewijslevering
(HR 30 oktober 2020, ECLI:NL:HR:2020:1712)
- De Hoge Raad bepaalde op 20 maart 2020 dat, wanneer een rechterswissel plaatsvindt na een mondelinge behandeling een gerecht dit voortaan actief aan partijen moet melden. Partijen kunnen dan om een nieuwe zitting vragen (zie: Nieuwsbrief nr. 52). Uit het arrest van 30 oktober 2020 blijkt dat die verplichting niet geldt, als een rechterswissel plaatsvindt ná een zitting waarop bewijs is geleverd ten overstaan van een rechter.
- Art. 155 lid 1 Rv bepaalt dat de rechter ten overstaan van wie bewijs is geleverd, zoveel als mogelijk het eindvonnis (mee)wijst. Lid 2 bepaalt dat het vonnis melding maakt van afwijking van deze regel en de oorzaak daarvan.
- Aan dit artikel ontleent een partij volgens de Hoge Raad geen afdwingbare aanspraken. Dat blijkt uit de formulering (“zoveel als mogelijk”) van lid 1 en uit het rechtsmiddelenverbod in lid 2. Dat de ‘bewijsrechter’ de uitspraak niet (mee)wijst betekent ook niet dat geen sprake is van een eerlijk proces (art. 6 EVRM). Wanneer art. 155 Rv niet is nageleefd, is dit dus geen reden om het rechtsmiddelenverbod te doorbreken.
Dwangsom voor gedragingen van derden
(HR 13 november 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1783)
- Een garage heeft een uitrit nodig waar ook haar huurders en klanten gebruik van maken en vordert aanwijzing van een noodweg (art. 5:57 BW).
- Het hof wijst de vordering van de garage toe en oordeelt dat de garage een dwangsom verbeurt als haar huurders en klanten de aan het gebruik van de noodweg verbonden voorwaarden overtreden.
- In cassatie klaagt de garage dat het niet mogelijk is dat zij als degene tot wie de hoofdveroordeling is gericht, een dwangsom verbeurt als derden (haar huurders en klanten) de voorwaarden overtreden.
- De Hoge Raad oordeelt dat een dwangsom voor gedragingen van derden wél mogelijk is. De oplossing is dat gekeken moet worden of de hoofdveroordeling kan worden nagekomen. Dit is een terughoudende toets waarbij de vraag is of de garage jegens de gebruikers redelijkerwijs al het mogelijke heeft gedaan om ervoor te zorgen dat de gebruikers zich houden aan de voorwaarden (art. 611a lid 1 jo 611d lid 1 Rv). De garage kan bijvoorbeeld haar bezoekers verbieden op de noodweg langdurig te parkeren.
Heeft u vragen over deze onderwerpen, neem dan contact met ons op. U kunt ons ook bellen voor een kort en informeel consult als u in een dossier ergens tegen aanloopt dat u met ons wilt bespreken.