De Richtlijn Consumentenrechten (2011/83/EU) eist dat een webwinkel iedere consument vóór het sluiten van de overeenkomst allerlei informatie geeft (art. 6:230m BW).
Wat als de consument de webwinkel niet betaalt en in de incassoprocedure verstek laat gaan: moet de rechter dan onderzoeken of de webwinkel al die informatie heeft verstrekt? En als dat niet zo blijkt te zijn, welke sanctie moet de rechter daaraan verbinden?
In 2013 besliste de Hoge Raad al in het arrest Heesakkers/Voets dat de rechter Algemene Voorwaarden bij een contract met een consument ambtshalve moet toetsen aan de Richtlijn Oneerlijke Bedingen (93/13/EEG). Kantonrechters gebruiken sinds 2019 een informatieformulier, dat een verkoper bij een incassoprocedure moet gebruiken.
De Hoge Raad tuigt nu een vergelijkbare toetsing door de rechter op voor de informatieplichten (van art. 6:230m BW).
Drie typen informatieplichten
De Hoge Raad onderscheidt drie soorten informatieplichten:
- informatieplichten waarop een wettelijke sanctie staat;
- essentiële informatieplichten;
- alle overige informatieplichten.
Volgens de Hoge Raad hoeft de rechter alleen bij categorie (1) en (2) ambtshalve te onderzoeken of de plichten zijn nageleefd.
Bij categorie (3) is het aan de consument zelf om de verkoper in of buiten rechte aan te spreken. Ook kan handhaving plaatsvinden door de Consumentenbond of de overheid.
Type (1): informatieplichten waarop een wettelijke sanctie staat
De rechter moet ambtshalve onderzoeken of de verkoper deze informatie tijdig en helder aan de consument heeft verstrekt (conform art. 6:230v BW). Zo nee, dan moet de rechter de wettelijke sanctie toepassen. Het volgende schema laat zien over welke informatie het gaat:
[table id=1 /]
Type (2): essentiële informatieplichten
Art. 6:230m lid 1 BW noemt een aantal belangrijke informatieplichten, waarop de wet geen specifieke sanctie zet (art. 6:193f aanhef en onder b BW):
[table id=2 /]
Ook hier moet de rechter ambtshalve onderzoeken of deze informatie bij de verkoop aan de consument is verstrekt. Zo nee, dan moet de rechter een passende sanctie opleggen. Denk aan het (deels) vernietigen van het contract (art. 3:40 lid 2 BW) bij een voldoende ernstige schending van zo’n essentiële informatieplicht.
Als de rechter van plan is de overeenkomst te vernietigen, mogen de partijen zich daarover uitspreken. Als de consument niet in de procedure is verschenen, kan de rechter alleen maar de prijs verminderen.
De Hoge Raad beveelt aan dat de rechters uniforme niet-bindende richtlijnen opstellen voor deze gevallen. Daarin kunnen percentages staan voor prijsvermindering bij bepaalde, voldoende ernstige schendingen van essentiële informatieplichten. Volgens de Conclusie van A-G Wissink zou de prijsreductie maximaal 25% moeten zijn (par. 5.29.1 en 7.48-51).
Overzicht: sancties bij informatieplichten van type (1) en (2)
Het niet voldoen aan de wettelijke informatieplichten van type (1) en (2) kan dus leiden tot de volgende sancties:
[table id=3 /]
Kan verplichte informatie in Algemene Voorwaarden staan?
Hierover geeft de Hoge Raad nog geen duidelijkheid. Het HvJ EU zal die vraag binnenkort beantwoorden in zaak C-536/20 (Tiketa).
Een blijvende opdrachtbevestiging
Een webwinkel moet de overeenkomst en alle in art. 6:230m lid 1 BW bedoelde informatie aan de consument bevestigen op ‘een duurzame gegevensdrager’ (art. 6:230v lid 7 BW). Wat is dat? Uit het Content Services-arrest van het HvJ EU blijkt dat dat daaronder vallen: een brief, fax, harde schijf, cd-rom, dvd-rom, een PDF, een USB-stick en platte tekst in een e-mail. Volgens de Hoge Raad volstaat ook een persoonlijk account op de website van de webwinkel, waar de informatie is terug te vinden. Ook daar kunnen gegevens ongewijzigd worden opgeslagen en teruggezocht.