Categorie actueel

Vernietiging algemene voorwaarden: maakt het uit hoe de wederpartij bekend raakte met de voorwaarden?

Vernietiging algemene voorwaarden: maakt het uit hoe de wederpartij bekend raakte met de voorwaarden? 800 533 Ekelmans Advocaten
Zonnebloempitten
Leestijd: 4 minuten
Lesedauer: 4 Minuten
Reading time: 4 minutes

Wie algemene voorwaarden wil gebruiken, moet die bij het sluiten van een contract verstrekken. Als dat niet gebeurt, kan de wederpartij volgens de wet de hem onbekende voorwaarden pardoes vernietigen. De Hoge Raad heeft beslist dat hij dat niet meer mag, als hij – ondanks het stilzitten van de gebruiker – zélf al bekend was met de voorwaarden. Is deze verruiming terecht? Cassatieadvocaat Marieke van der Keur bespreekt in dit blog de uitspraak van de Hoge Raad en geeft haar commentaar.

HR 11 november 2022, ECLI:NL:HR:2022:1599

De feiten

Verkoper is een leverancier van grondstoffen voor diervoeder. De Eendracht koopt jarenlang diverse grondstoffen. In 2014 sluiten zij aan de telefoon twee nieuwe koopcontracten voor zonnebloemkoek. De Verkoper bevestigt de overeenkomsten dezelfde dag nog in een verkoopcontract. Daarin verwijst hij naar de branchevoorwaarden (CNGD). Daarin staat een arbitragebeding. Iets later ontstaat een geschil over de kwaliteit van de zonnebloemkoek. De Eendracht dagvaardt de Verkoper voor de rechtbank. Die stelt dat de rechter onbevoegd is, vanwege het arbitragebeding. De Eendracht vordert daarop de vernietiging van deze voorwaarden, omdat deze nooit door de Verkoper zijn verstrekt.

Wat oordelen de rechtbank en het hof?

De rechtbank vernietigt de voorwaarden. Het hof ziet dat anders: het klopt dat de branchevoorwaarden niet ter hand gesteld door de Verkoper, maar de directeur van De Eendracht heeft in 2012/2013 een cursus gevolgd.. Daarin kwamen de branchevoorwaarden (CNGD) aan de orde. Daarom was De Eendracht met de voorwaarden bekend en kan zij die niet vernietigen.

De wet: algemene voorwaarden moeten ter hand worden gesteld

Een partij die algemene voorwaarden hanteert (‘de gebruiker’) heeft een informatieplicht. Hij moet de wederpartij een redelijke mogelijkheid geven van de voorwaarden kennis te nemen. Dit heet ‘ter hand stellen’.

Een beding is (onder meer) vernietigbaar als de gebruiker dit niet heeft gedaan (art. 6:233 sub b BW). Zo wordt de wederpartij beschermd tegen nare bijwerkingen van voor haar onbekende voorwaarden.

De Hoge Raad: wanneer is een wederpartij met voorwaarden ‘bekend’?

De Hoge Raad (HR) maakte op de bevoegdheid tot vernietiging in 1999 een belangrijke uitzondering in het arrest Geurtzen/Kampstaal. Volgens de HR kan de wederpartij een beding niet vernietigen, als zij bij het sluiten van de overeenkomst met dat beding bekend was of geacht kon worden daarmee bekend te zijn.

De HR gaf toen twee voorbeelden van deze ‘bekendheidsuitzondering’:

  • als partijen regelmatig gelijksoortige overeenkomsten sluiten en de gebruiker zijn voorwaarden al bij de eerste overeenkomst ter hand had gesteld; en
  • een winkel hangt een bordje op, dat zij niet aansprakelijk is voor een bepaald voorval (zoals verlies of diefstal van eigendommen).

In beide gevallen was het dus de gebruiker zelf die zijn voorwaarden actief op de één of andere manier bekend had gemaakt aan zijn wederpartij. Die eis stelde de HR ook nog in een arrest uit 2011. In dat arrest (First Data/Attingo) oordeelde de HR dat een gebruiker niet aan zijn informatieplicht voldoet, wanneer zijn voorwaarden alleen (door een zoekopdracht) op internet kunnen worden gevonden.

Daarnaast konden zich volgens de HR omstandigheden voordoen waarin een beroep op vernietiging door de wederpartij onaanvaardbaar was. Maar dat laatste is een behoorlijk hoge drempel om te halen.

In het arrest van 11 november 2022 is de mogelijkheid tot vernietiging verder ingeperkt. De HR komt daarmee terug van zijn arrest uit 2011 enoordeelt nu dat een wederpartij algemene voorwaarden niet meer kan vernietigen als hij daarmee bekend is. Het maakt volgens de HR niet meer uit of die bekendheid door toedoen van de gebruiker is ontstaan, of dat hij “toevallig” op een andere manier bekend is geraakt met deze voorwaarden. Denk in dit geval aan de bestuurder van De Eendracht die de cursus heeft gevolgd.

Mijn commentaar

De HR beperkt met dit nieuwe arrest de wettelijke bevoegdheid tot vernietiging van art. 6:233 sub b BW. Dat sluit niet aan bij de tekst van de wet. Toch past die verruiming van ‘de bekendheidsuitzondering’ wel bij het wettelijke stelsel. Zo regelt art. 6:235 lid 3 BW dat een wederpartij ook geen beroep op vernietiging toekomt, als zij (praktisch) dezelfde voorwaarden meermaals in haar eigen contracten gebruikt. Ook dan is zij immers bekend met de voorwaarden. Wie voorwaarden al kent, hoeft niet meer beschermd te worden tegen ‘onbekende voorwaarden’. De nalatige gebruiker valt daarmee een ‘gelukje’ in de schoot.

Meer weten over cassatie?

Voert u een procedure in hoger beroep en verwacht u dat de zaak  bij de Hoge Raad zal komen? Dan is het slim om nu alvast advies in te winnen bij een cassatie-advocaat over uw kans van slagen als u uw zaak voorlegt aan de Hoge Raad.

Ekelmans Advocaten heeft een hoog aangeschreven cassatiepraktijk. De betrokkenheid van onze advocaten leidt geregeld tot belangwekkende arresten van de Hoge Raad.

Onze advocaten Cassatie en Expert Litigation zijn procesrechtelijke experts, die de grote lijnen inzichtelijk maken en in de finesses scherpte brengen.

We verzenden ook een nieuwsbrief Civiele Procespraktijk naar onze contacten. Interesse? Dan ontvangen we graag uw inschrijving.

Auteur

Marieke van der Keur is een ervaren cassatieadvocaat. Daarnaast staat zij advocaten bij in beroepsaansprakelijkheidszaken. Ook adviseert zij advocaten als ‘lawyer-to-lawyer’, bijvoorbeeld in complexe of principiële zaken waarin partijen tijdig op een cassatie willen voorsorteren.

Heeft een betrokkene recht op inzage in het door of namens de verzekeraar gevormd schadedossier?

Heeft een betrokkene recht op inzage in het door of namens de verzekeraar gevormd schadedossier? 1512 1006 Ekelmans Advocaten
Schadedossier inzagerecht
Leestijd: 5 minuten
Lesedauer: 5 Minuten
Reading time: 5 minutes

De realiteit van onze datagedreven samenleving is dat wij niet precies weten welke gegevens er over ons worden verwerkt. Wij hebben het recht om persoonsgegevens in te zien die over ons zijn verzameld , zodat wij ons van het gebruik daarvan kunnen vergewissen en kunnen nagaan of onze persoonsgegevens rechtmatig worden gebruikt. Het inzagerecht lijkt een algemeen en breed geformuleerd recht. Betekent dit dat een betrokkene recht op inzage heeft in het (gehele) schadedossier dat de verzekeraar heeft opgesteld? In dit blog geef ik antwoord op deze vraag.

Bron: VAST 2022 / B-0034, Anne-Mieke Dumoulin-Siemens, e-ISSN 2667-307X, M.A.D.Lex

Definitie persoonsgegevens en reikwijdte inzagerecht

Het inzagerecht van artikel 15 Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) heeft alleen betrekking op persoonsgegevens. Een persoonsgegeven is alle informatie over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon (artikel 4 lid 1 AVG). De hiervoor geformuleerde vraag lijkt daarmee te kunnen worden beantwoord: de betrokkene heeft recht op inzage in de persoonsgegevens die de verzekeraar van hem in het schadedossier heeft opgenomen. Echter, dit antwoord moet op basis van jurisprudentie worden genuanceerd.

De reikwijdte van het begrip persoonsgegevens bepaalt welke gegevens de verzekeraar op grond van het inzagerecht aan de betrokkene moet verstrekken. Volgens het Europees Hof van Justitie (HvJ EU) moet het begrip persoonsgegevens ruim worden uitgelegd. Zo oordeelde het HvJ EU dat feitelijke of waarderende uitlatingen over eigenschappen, opvattingen of gedragingen van een persoon, persoonsgegevens zijn. In de Nowak-zaak (ECLI:EU:C:2017:994) ging het om een analyse door een examinator van het examen van een examenkandidaat.

De rechtspraak in Nederland heeft het inzagerecht met betrekking tot het schadedossier op basis van de definitie van persoonsgegevens nader ingevuld en verduidelijkt. Een schadedossier bestaat uit verschillende documenten. Zo kan het interne notities, telefoonnotities en correspondentie tussen de verzekeraar en diens advocaat bevatten, maar ook medische adviezen. Hierna geef ik aan of, en zo ja in hoeverre, deze documenten persoonsgegevens zijn en dus onder de reikwijdte van het inzagerecht vallen. Ik wijs er daarbij kort op dat het in beginsel volstaat om een overzicht van de persoonsgegevens aan de betrokkene te verstrekken. De betrokkene kan op basis van de huidige rechtspraak niet het recht aan de AVG ontlenen een kopie te verkrijgen van de documenten waarin de persoonsgegevens staan.

Welke documenten uit het schadedossier vallen onder het inzagerecht?

  1. Interne notities en Telefoonnotities
    Notities die uitsluitend de persoonlijke gedachten of (beleids)opvattingen van medewerkers van de verzekeraar of van derden bevatten en die uitsluitend bedoeld zijn voor intern overleg, beraad of besluitvorming, zijn geen persoonsgegevens en vallen niet onder het inzagerecht. Wanneer een notitie echter (ook) persoonsgegevens bevat, moet men deze persoonsgegevens bij een inzageverzoek aan de betrokkene verstrekken. Dat kan bijvoorbeeld door een kopie van de notitie te verstrekken waarin de persoonlijke gedachten en interne aantekeningen zwart gemaakt zijn (HvJ EU 17 juli 2014 (IND), ECLI:EU:C:2014:2081 r.o 58) of door een overzicht van de persoonsgegevens te verschaffen. Let wel, het volstaat niet om een notitie als titel ‘interne notitie’ mee te geven. Daarmee valt de notitie niet automatisch buiten het bereik van het inzagerecht. Het gaat om de inhoud van de notitie. Mijn advies aan de verzekeraar is om aandacht te besteden aan wat hij vastlegt in een interne notitie. Overwegingen die de betrokkene betreffen, kwalificeren in beginsel als een persoonsgegeven en moet de verzekeraar bij een inzageverzoek verstrekken.
  2. Stukken relatie verzekeraar en advocaat
    De betrokkene heeft geen recht op inzage in de correspondentie tussen de verzekeraar en zijn advocaat. Dat valt onder de bescherming van de vertrouwelijke relatie tussen beiden.
  3. Medisch advies
    Het is de vraag of medisch advies een persoonsgegeven is. De kans bestaat dat de Hoge Raad zijn standpunt hierover gaat wijzigen. In het Waterlandziekenhuis-arrest (ECLI:NL:HR:2018:365) oordeelde de Hoge Raad eerder nog dat een medisch advies geen persoonsgegeven betreft.

Is een analyse van persoonsgegevens (gezondheidsgegevens) zelf ook een persoonsgegeven?

Een medisch adviseur beoordeelt in opdracht van de verzekeraar het medisch dossier van een patiënt en geeft daarover een oordeel. In letselschadedossiers gebruikt de verzekeraar de analyse van de medisch adviseur bij de beslissing of een uitkering kan worden gedaan. In geval van een beroepsaansprakelijkheidsdossier onderzoekt de medisch adviseur of de behandeling van de desbetreffende patiënt door de behandelend arts volgens de regels plaatsvond. In beide voorbeelden baseert de medisch adviseur zijn analyse op de gezondheidsgegevens van de patiënt zonder deze zelf aan een (lichamelijk) onderzoek te onderwerpen. De vraag hierbij is of een analyse van persoonsgegevens (gezondheidsgegevens) zelf ook een persoonsgegeven is.

De algemene opvatting in de rechtspraak is dat een dergelijke medische analyse geen persoonsgegeven is en dus niet onder het inzagerecht valt (Waterlandziekenhuis-arrest (ECLI:NL:HR:2018:365). De medische analyse – zo is de redenering – verzamelt geen nieuwe persoonsgegevens van de patiënt, omdat die niet berust op een onderzoek waaraan de patiënt werd onderworpen. Ook is het medisch advies niet opgesteld in het kader van de behandeling van de patiënt en is het niet noodzakelijk voor een goede medische hulpverlening aan de patiënt. De patiënt in kwestie heeft dus op grond van artikel 15 AVG wel recht op inzage in zijn medisch dossier, maar niet op inzage in het medisch advies.

Cassatie in het belang der wet tegen een beslissing van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg

Recent heeft advocaat-generaal T. Hartlief (hierna: Hartlief) een oordeel van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg in een beroepsaansprakelijkheidskwestie aangegrepen om cassatie in het belang van de wet in te stellen bij de Hoge Raad. Hartlief verzoekt de Hoge Raad de vraag te beantwoorden of een betrokkene doorgaans recht zal hebben op inzage in een medisch advies waaraan zijn medische gegevens ten grondslag liggen. Hij is zelf van mening – zo schrijft hij in zijn conclusie aan de Hoge Raad (ECLI:NL:PHR:2022:762) – dat een medisch advies wel een persoonsgegeven is. Daarom is het volgens Hartlief verdedigbaar dat artikel 15 AVG in beginsel wel een recht op inzage in een medisch advies schept. Als de analyse van een examinator over het examen van een examenkandidaat een persoonsgegeven is (zie de Nowak-zaak waaraan ik hiervoor refereer), waarom zou de analyse van een medisch adviseur dat dan niet zijn, zo vraagt Hartlief zich af.

Toch zal het beroep van een betrokkene op inzage in een medisch advies volgens Hartlief niet kunnen slagen. Het inzagerecht is immers geen absoluut recht, maar kan worden beperkt door de rechten en vrijheden van anderen (artikel 15 lid 4 jo. 23 AVG), in dit geval het recht van het ziekenhuis op grond van artikel 6 EVRM op verdediging en ongestoorde standpuntbepaling. Een ziekenhuis of een aansprakelijkheidsverzekeraar moet een medisch adviseur om advies kunnen vragen zonder het risico te lopen dat de medische analyse aan de patiënt/wederpartij moet worden openbaard.

Uitspraak van de Hoge Raad volgt

Als de Hoge Raad de conclusie van Hartlief volgt, heeft dit (verstrekkende) gevolgen voor de reikwijdte van het inzagerecht. Als het medisch advies een persoonsgegeven is, valt het onder het inzagerecht. De verzekeraar kan een inzageverzoek niet meer afdoen met een korte en algemeen geformuleerde verwijzing naar het feit dat een medisch advies geen persoonsgegeven is. De verzekeraar zal moeten onderbouwen waarom zijn recht op ongestoorde gedachtewisseling in het specifieke geval zwaarder weegt dan het recht van de betrokkene op inzage in het medisch advies. Het arrest van de Hoge Raad wordt verwacht op 31 maart 2023. Dan weten wij meer.

Meer weten over het privacyrecht?

Het gebruik van persoonsgegevens is in veel processen onmisbaar om een goede dienstverlening aan uw klanten te kunnen bieden. De wetgeving die deze verwerkingen beheerst is echter complex, zeker als het gaat om bijzondere persoonsgegevens. U moet voldoen aan de strenge verplichtingen van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG/ GDPR), van de UAVG en aan de gedragscodes uit uw branche. Onze Privacy Desk helpt u om persoonsgegevens (commercieel) zo optimaal mogelijk te benutten én tegelijkertijd de privacy van uw klanten te waarborgen.

Auteur

Anne-Mieke Dumoulin-Siemens is specialist ondernemingsrecht en privacyrecht. Zij is een kundige gesprekspartner voor (internationale) commerciële ondernemingen en non-profit organisaties. Cliënten waarderen haar juridische adviezen vanwege de praktische en commerciële uitvoerbaarheid ervan.

Eckhard Mehring levert bijdrage aan de herziene uitgave ‘Zakendoen in Duitsland’

Eckhard Mehring levert bijdrage aan de herziene uitgave ‘Zakendoen in Duitsland’ 1200 800 Ekelmans Advocaten
Ekelmans Advocaten cliënt ontmoeting fabriek
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes
Expertise:

Het online naslagwerk ‘Zakendoen in Duitsland’ van Wolters Kluwer is herzien. Advocaat Eckhard Mehring heeft het hoofdstuk ‘Het Duitse handelsrecht (Wirtschaftsrecht)’ aangepast op basis van recente ontwikkelingen. Hij neemt de Nederlandse ondernemer aan de hand bij zijn (eerste) stappen op de Duitse markt.

Eckhard geeft in dit hoofdstuk antwoord op vragen als:

  • Hoe kijkt men in het Duitse recht naar een overeenkomst en hoe komt deze tot stand? Met een toelichting op belangrijke details, denk aan: taal, rechtskeuze, eigendomsvoorbehoud, uitsluiting aansprakelijkheid, verzuim en algemene voorwaarden.
  • Wat zijn de voor- en nadelen bij de inzet van tussenpersonen?
  • Welke Duitse rechtsvormen zijn van belang voor een Nederlandse ondernemer met een Duitse vestiging?
  • Wat zijn de verschillen tussen het Duitse en het Nederlandse arbeidsrecht? En hoe zit het met de (strenge) Duitse mededingingswetgeving?

In deze moeilijke tijden komt ook de Duitse faillissementswetgeving aan de orde.

Heb je vragen over zaken doen in Duitsland en het Duitse recht? Neem dan gerust contact op met Eckhard Mehring.

Over de online uitgave ‘Zakendoen in Duitsland’

Zakendoen in Duitsland gaat op begrijpelijke wijze in op de hoofdlijnen van het Duitse belastingrecht, maar ook aanpalende rechtsgebieden worden behandeld, zoals het Duitse handels- en vennootschapsrecht, het Duitse jaarrekeningenrecht en het verdrag Nederland – Duitsland. De uitgave is praktijkgericht geschreven vanuit het gezichtspunt van de ondernemer. Belangrijke onderwerpen voor ondernemers, zoals uitzendingen van personeel, do’s en don’ts van investeren in Duits vastgoed komen naast de algemene aspecten over bijvoorbeeld sociale verzekeringen aan de orde. Ook subsidie en investeringsfaciliteiten vindt u uitgebreid en overzichtelijk behandeld terug in deze uitgave. Lees meer over deze uitgave

Meer weten over onze German Desk?

Ondernemers die zakendoen met Duitsland ervaren vaak rechts- en cultuurverschillen. Bijvoorbeeld bij geschillen, het opstellen van contracten, het opstarten van een bedrijf, het aannemen van personeel en het aangaan van samenwerkingsverbanden. Ons gespecialiseerde team van advocaten helpen u om succesvol zaken te doen in Duitsland.

Auteur

Eckhard Mehring begeleidt Duitse en Nederlandse cliënten bij ondernemingsrechtelijke vraagstukken en procedures. Hij is één van de weinige advocaten in Nederland met jarenlange ervaring als Rechtsanwalt in Duitsland, die ook in Nederland een rechtenstudie heeft voltooid. Daarom is hij bij uitstek in staat om cultuurverschillen te overbruggen.

Partner- & kinderalimentatie: niet-wijzigingsbeding en ouderschapsverlof

Partner- & kinderalimentatie: niet-wijzigingsbeding en ouderschapsverlof 1000 666 Ekelmans Advocaten
Partner- en kinderalimentatie: niet-wijzigingsbeding en ouderschapsverlof
Leestijd: 3 minuten
Lesedauer: 3 Minuten
Reading time: 3 minutes

De Hoge Raad heeft een uitspraak gedaan over partner- én kinderalimentatie en beantwoordt twee veel voorkomende vragen. Kan een niet-wijzigingsbeding in een gezamenlijk verzoekschrift? En leidt het opnemen van ouderschapsverlof door de ene ouder ertoe dat de andere ouder méér moet bijdragen aan de kosten van de kinderen? Cassatieadvocaat Marieke van der Keur bespreekt in dit blog de antwoorden op deze vragen.

HR 21 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1493

Partneralimentatie: kan een niet-wijzigingsbeding in een gezamenlijk verzoekschrift?

Als echtgenoten scheiden kunnen zij afspraken maken over de hoogte van partneralimentatie in een Convenant. Daarbij mogen zij afspreken dat de rechter de alimentatie niet mag aanpassen bij een wijziging van omstandigheden. Dit heet een “niet-wijzigingsbeding”. Om te voorkomen dat partijen ondoordacht zo’n ingrijpende afspraak maken, eist de wet dat zo’n beding schriftelijk wordt vastgelegd (art. 1:159 BW). Wat betekent die eis?

❌  Het is niet genoeg wanneer partijen op een zitting zo’n niet-wijzigingsbeding mondeling afspreken, en dat die afspraak vervolgens wordt vastgelegd in het verslag van de zitting.

✅  Echtgenoten kunnen tegenwoordig scheiden ‘op gemeenschappelijk verzoek’. Daarbij dient één advocaat namens hen een verzoekschrift tot echtscheiding in. Is dit genoeg? De Hoge Raad vindt van wel: de wet eist namelijk niet dat er een document is dat door beide echtgenoten zelf is ondertekend.

Kinderalimentatie: leidt ouderschapsverlof tot hogere kinderalimentatie?

De moeder neemt 4 uur ouderschapsverlof op om voor de twee jonge kinderen te zorgen. Moeder voert aan dat zij alleen voor de opvoeding staat en daaraan meer tijd wil besteden. Ook verwacht de school dat ouders huiswerk maken met de kinderen en deelnemen aan activiteiten op school.

Het opnmen van ouderschapsverlof leidt tot een inkomensvermindering van de moeder. De vrouw verlangt daarom dat de vader tijdens het verlof naar verhouding méér bijdraagt in de kosten van kinderen. Volgens het hof is het opnemen van ouderschapsverlof een keuze van de vrouw, en moet die dus niet ten laste van de vader komen door zijn aandeel in de kinderalimentatie te verhogen.

De Hoge Raad ziet dit niet zo zwart-wit: het hangt van de omstandigheden van het geval af of en in hoeverre de rechter met die inkomensvermindering rekening dient te houden. De Hoge Raad noemt een aantal factoren, die van belang zijn:

  • de gezinssituatie van de ouder die van het verlof gebruik wil maken;
  • de leeftijd en zorgbehoefte van het kind of de kinderen;
  • de voor hen geldende zorgregeling;
  • de mate van inkomensvermindering en de invloed daarvan op de bijdrage van de andere ouder; en
  • de financiële omstandigheden van die andere ouder.

Als een ouder ouderschapsverlof opneemt en dat tot een procedure over kinderalimentatie leidt, is het voor de ouders en hun advocaten dus van belang bij deze punten stil te staan. De rechter moet daar dan ook in zijn motivering op ingaan.

Meer weten over cassatie?

Voert u een procedure in hoger beroep en verwacht u dat de zaak  bij de Hoge Raad zal komen? Dan is het slim om nu alvast advies in te winnen bij een cassatie-advocaat over uw kans van slagen als u uw zaak voorlegt aan de Hoge Raad.

Ekelmans Advocaten heeft een hoog aangeschreven cassatiepraktijk. De betrokkenheid van onze advocaten leidt geregeld tot belangwekkende arresten van de Hoge Raad.

Onze advocaten Cassatie en Expert Litigation zijn procesrechtelijke experts, die de grote lijnen inzichtelijk maken en in de finesses scherpte brengen.

We verzenden ook een nieuwsbrief Civiele Procespraktijk naar onze contacten. Interesse? Dan ontvangen we graag uw inschrijving.

Auteur

Marieke van der Keur is een ervaren cassatieadvocaat. Daarnaast staat zij advocaten bij in beroepsaansprakelijkheidszaken. Ook adviseert zij advocaten als ‘lawyer-to-lawyer’, bijvoorbeeld in complexe of principiële zaken waarin partijen tijdig op een cassatie willen voorsorteren.

Huwelijkse voorwaarden: finaal verrekenbeding en vergoedingsrechten

Huwelijkse voorwaarden: finaal verrekenbeding en vergoedingsrechten 1600 1066 Ekelmans Advocaten
Huwelijkse voorwaarden finaal
Leestijd: 5 minuten
Lesedauer: 5 Minuten
Reading time: 5 minutes

De Hoge Raad heeft weer een uitspraak gedaan over de betekenis van het finaal verrekenbeding in Huwelijkse Voorwaarden. De zaak gaat over een ‘alsof’-beding: daarbij wordt bij het einde van het huwelijk afgerekend alsof er een gemeenschap van goederen heeft bestaan. Afgesproken was dat schenkingen en erfenissen niet verrekend zouden worden, maar privé-bezit zouden blijven. Cassatie-advocaat Marieke van der Keur voerde de cassatieprocedure en bespreekt in dit blog het arrest van de Hoge Raad.

HR 7 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1389

Afrekening aan het einde van het huwelijk


De feiten

De man en de vrouw zijn getrouwd in de jaren ’90 met Huwelijkse Voorwaarden (HV). In artikel 8 HV staat dat de kosten van de huishouding worden voldaan uit ieders netto-inkomen naar evenredigheid. Er is niet geregeld dat wie méér bijdraagt, daarvoor wordt gecompenseerd. Verder hebben zij afgesproken bij het einde van het huwelijk af te rekenen alsof zij getrouwd zijn geweest in gemeenschap van goederen. Dit type finaal verrekenbeding noemt men daarom ook wel een ‘alsof’-beding. Tot slot is geregeld dat buiten die verrekening blijft alles wat een echtgenoot ontvangt als erfenis of schenking. De man heeft tijdens het huwelijk ruim € 130.000 als erfenis of schenking ontvangen. Als het huwelijk in 2016 eindigt, is al dat geld al uitgegeven. De vrouw vordert afwikkeling van de Huwelijkse Voorwaarden. Volgens haar moet het vermogen dat de echtgenoten bij het einde van het huwelijk hadden worden verrekend.

Oordeel rechtbank en het hof

De rechtbank is dat met de vrouw eens en veroordeelt de man om aan zijn vrouw ruim € 60.000 te betalen. Het hof verlaagt dat bedrag in hoger beroep tot € 10.000. Volgens het hof moet het vólledige bedrag van € 130.000 dat de man uit erfenis en schenking heeft ontvangen buiten de verrekening blijven. Ik stelde voor de vrouw cassatieberoep in. Ik heb geklaagd dat het hof twee zaken verkeerd ziet:

1. Verrekening van aanwezig vermogen
Alleen geld uit schenking of erfenis dat bij het einde van het huwelijk nog aanwezig is, kan buiten de verrekening blijven.

2. Vergoedingsrecht
Verder is onduidelijk of het hof heeft bedoeld dat het ‘schenkingsgeld’ van de man is uitgegeven ten behoeve van beide echtgenoten en hij daarom ‘een vergoedingsrecht’ heeft dat hij kan verrekenen.De wet regelt namelijk voor echtgenoten die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd, dat de echtgenoot uit wiens vermogen een schuld van de gemeenschap is voldaan, recht heeft op vergoeding. Dit is het recht van reprise (art. 1:96 lid 4 BW). In de omgekeerde situatie moet de echtgenoot de gemeenschap compenseren: de recompense (art. 1:96 lid 5 BW).Betekent een ‘alsof’-beding in Huwelijkse Voorwaarden dat vergelijkbare vergoedingsrechten zijn overeengekomen?

De conclusie van Advocaat-Generaal Wesseling – van Gent

Op 14 januari 2022 schreef Advocaat-Generaal Wesseling-van Gent een conclusie over deze zaak. Volgens haar had het hof er bij moeten stilstaan dat bij het einde van het huwelijk het ‘schenkingsgeld’ al was uitgegeven. Verder gaat zij in op het tweede punt dat ik tijdens het cassatieberoep inbracht. Namelijk of er bij een finaal verrekenbeding zónder expliciete regeling in de huwelijkse voorwaarden plaats is voor een analoog recht van reprise. Zij noemt veel literatuur en jurisprudentie waaruit blijkt dat dat niet erg duidelijk is.

Het oordeel van de Hoge Raad

1. Wat moet er verrekend worden?
De Hoge Raad wijst erop dat de wet bepaalt voor finale verrekenbedingen op welk tijdstip de samenstelling en omvang van het te verrekenen vermogen wordt bepaald (de peildatum, art. 1:142 BW). Verder brengt de wet mee dat goederen die een echtgenoot voor of tijdens het huwelijk ontvangt uit schenking of erfenis, buiten de verrekening blijven als zij aanwezig zijn op de peildatum. Partijen kunnen in een ‘alsof’-beding aansluiting zoeken bij de omvang van de wettelijke gemeenschap.

2. Hebben partijen vergoedingsrechten willen overeenkomen?
De wet kent echtgenoten die getrouwd zijn onder huwelijkse voorwaarden geen vergoedingsrecht toe voor goederen die op de peildatum niet aanwezig zijn, omdat zij al zijn uitgegeven.Of een ‘alsof’-beding betekent dat naar analogie vergoedingsrechten gelden, is een kwestie van uitleg van de huwelijkse voorwaarden.Partijen kunnen met een alsof-beding namelijk ook uitsluitend willen aanhaken bij de regels over de omvang van de wettelijke gemeenschap. Of zij daarnáást met dit beding óók vergoedingsrechten overeenkomen, is een kwestie van uitleg.Die voorwaarden worden uitgelegd aan de hand van de Haviltex-norm, waarbij bijzondere aandacht is voor de vorm van de notariële akte en de rol van de notaris. Van belang is of partijen naast het ‘alsof’-beding al andere regelingen hebben getroffen voor vergoedingsrechten, zoals bijvoorbeeld voor de kosten van de huishouding. Ook is van belang of partijen in hun huwelijkse voorwaarden iets zijn overeengekomen over de berekening van de verrekenvordering.

Een bijzondere categorie vergoedingsrecht


Privé-geld van een echtgenoot gaat op aan consumptieve bestedingen
Het komt in de praktijk veel voor dat privé-geld van een echtgenoot opgaat aan consumptieve bestedingen. Voor de gemeenschap van goederen is een arrest van de Hoge Raad van 5 april 2019 van belang.

In die zaak waren partijen in gemeenschap van goederen getrouwd. De vrouw had een schenking onder uitsluitingsclausule gekregen. Het geld was gestort op een gemeenschappelijke bankrekening. Het was door vermenging tot het gemeenschapsvermogen gaan behoren.

De Hoge Raad oordeelde dat de vrouw daardoor in principe ten aanzien van de gemeenschap recht kreeg op vergoeding van het gestorte bedrag. Dat het bedrag is besteed aan consumptieve uitgaven doet daar volgens de Hoge Raad niet aan af.

Het was onduidelijk of een echtgenoot die getrouwd was onder huwelijkse voorwaarden met een ‘alsof’-beding een vergelijkbaar vergoedingsrecht kon hebben. Het Hof Arnhem-Leeuwarden had op 8 oktober 2020 geoordeeld dat dat niet kon. De Hoge Raad oordeelt nu dat dit wél kan, maar de inhoud van een specifieke set Huwelijkse Voorwaarden kan daar aan in de weg staan. In dit geval is bijvoorbeeld in art. 8 HV geregeld dat zij hun privé-vermogen dienen aan te spreken als er niet voldoende inkomen is om te voorzien in de kosten van de huishouding. Er is niet overeengekomen dat hun dan daarvoor een vergoedingsrecht toekomt. Daardoor ligt het niet erg voor de hand om aan te nemen dat partijen een recht van reprise zijn overeengekomen.

In het november nummer van Ars Aequi verschijnt een (meer uitvoerige) noot van prof. mr. André Nuytinck bij dit arrest.

Update | Huwelijkse voorwaarden: uitleg van een Alsof-beding

Dit arrest is inmiddels meerdere keren geannoteerd. In de commentaren wordt het arrest van de HR verduidelijkt. Ook worden gezichtspunten genoemd om vast te stellen wat partijen in een bepaald geval bedoeld kunnen hebben met een Finaal Verrekenbeding:

  • Prof. Mr. A.J.M. Nuytinck (Ars Aequi November 2022, p. 903-906, nr. 20220903);
  • Prof. Mr. Dr. L.C.A. Verstappen (NJ 2023/15); en
  • Mr. Dr. B. Breederveld (Echtscheidingsbulletin 2023/2).

Meer weten over cassatie?

Voert u een procedure in hoger beroep en verwacht u dat de zaak  bij de Hoge Raad zal komen? Dan is het slim om nu alvast advies in te winnen bij een cassatie-advocaat over uw kans van slagen als u uw zaak voorlegt aan de Hoge Raad.

Ekelmans Advocaten heeft een hoog aangeschreven cassatiepraktijk. De betrokkenheid van onze advocaten leidt geregeld tot belangwekkende arresten van de Hoge Raad.

Onze advocaten Cassatie en Expert Litigation zijn procesrechtelijke experts, die de grote lijnen inzichtelijk maken en in de finesses scherpte brengen.

We verzenden ook een nieuwsbrief Civiele Procespraktijk naar onze contacten. Interesse? Dan ontvangen we graag uw inschrijving.

Auteur

Marieke van der Keur is een ervaren cassatieadvocaat. Daarnaast staat zij advocaten bij in beroepsaansprakelijkheidszaken. Ook adviseert zij advocaten als ‘lawyer-to-lawyer’, bijvoorbeeld in complexe of principiële zaken waarin partijen tijdig op een cassatie willen voorsorteren.

Hoe stelt appellant zich in hoger beroep?

Hoe stelt appellant zich in hoger beroep? 1600 1163 Ekelmans Advocaten
Zandloper en hamer appellant stellen
Leestijd: 3 minuten
Lesedauer: 3 Minuten
Reading time: 3 minutes

Wanneer heeft zich een advocaat gesteld voor een appellant in hoger beroep? En hoe moet het hof die partij de gelegenheid bieden dat alsnog te doen? Cassatie-advocaat Marieke van der Keur geeft antwoord op deze vragen aan de hand van de uitspraak van de Hoge Raad.

HR 7 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1387

De feiten: ontslag van instantie als gevolg van niet verschijnen

Depra heeft in een appeldagvaarding hoger beroep ingesteld tegen OLB.

OLB heeft de zaak vervroegd bij het hof aangebracht (via een anticipatie-exploot). In dat exploot is ook aangezegd dat OLB ontslag van instantie zou vorderen als zich geen advocaat voor Depra zou stellen.

Het hof heeft geconstateerd dat op die roldatum zich voor Depra geen advocaat heeft gesteld. De zaak is verwezen naar de rol van 22 december 2020 voor het stellen van een advocaat door Depra. Er heeft zich geen advocaat gesteld. OLB heeft gevraagd om bij arrest van de instantie te worden ontslagen. Het hof heeft dat verzoek toegewezen. Depra heeft cassatie ingesteld.

Hoge Raad: Wanneer is appellant bij advocaat in rechte verschenen?

In cassatie liggen twee vragen voor:

Vraag 1: Wanneer heeft zich voor appellant een advocaat gesteld?
De Hoge Raad oordeelt dat wanneer in de appeldagvaarding een advocaat is genoemd, die advocaat zich nog niet voor die partij heeft gesteld. Daarvoor is nodig dat de advocaat zich op de rol stelt.

Vraag 2: Wanneer biedt het hof voldoende gelegenheid om dat alsnog te doen?
Wanneer zich nog geen advocaat op de rol heeft gesteld voor een appellant, biedt de rechter hem de gelegenheid gedurende een door hem te bepalen termijn alsnog advocaat te stellen (art. 127 lid 2 Rv. jo. art. 123 lid 1 Rv.).

Het hof kan niet volstaan met een aantekening hiervan op de rol. Een partij zal zich meestal van zijn verzuim niet bewust zijn en zal daarom de rol helemaal niet raadplegen.

Het hof moet dus direct contact opnemen met de partij om het verzuim te laten herstellen. De griffier moet die partij van dat verzuim in kennis stellen én gelegenheid bieden voor herstel. Indien die partij in de dagvaarding heeft vermeld welke advocaat haar in de procedure zal vertegenwoordigen, moet deze mededeling worden gedaan aan die advocaat.

Meer weten over cassatie?

Voert u een procedure in hoger beroep en verwacht u dat de zaak  bij de Hoge Raad zal komen? Dan is het slim om nu alvast advies in te winnen bij een cassatie-advocaat over uw kans van slagen als u uw zaak voorlegt aan de Hoge Raad.

Ekelmans Advocaten heeft een hoog aangeschreven cassatiepraktijk. De betrokkenheid van onze advocaten leidt geregeld tot belangwekkende arresten van de Hoge Raad.

Onze advocaten Cassatie en Expert Litigation zijn procesrechtelijke experts, die de grote lijnen inzichtelijk maken en in de finesses scherpte brengen.

We verzenden ook een Nieuwsbrief Civiele Procespraktijk naar onze contacten. Interesse? Dan ontvangen we graag uw inschrijving.

Auteur

Marieke van der Keur is een ervaren cassatieadvocaat. Daarnaast staat zij advocaten bij in beroepsaansprakelijkheidszaken. Ook adviseert zij advocaten als ‘lawyer-to-lawyer’, bijvoorbeeld in complexe of principiële zaken waarin partijen tijdig op een cassatie willen voorsorteren.

Vijf tips voor werkgevers bij proeftijdontslag

Vijf tips voor werkgevers bij proeftijdontslag 1212 838 Ekelmans Advocaten
12620701_bijgesneden
Leestijd: 3 minuten
Lesedauer: 3 Minuten
Reading time: 3 minutes
Expertise:

Werkgevers en werknemers mogen schriftelijk een proeftijd overeenkomen wanneer de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor een periode van langer dan zes maanden. Gedurende de proeftijd kunnen beide partijen de overeenkomst met onmiddellijke ingang opzeggen. Simpel toch? Of toch niet? Lees in dit artikel waar u rekening mee moet houden bij proeftijdontslag.

Proeftijd en plichten werkgever

1. Wanneer begint de proeftijd te lopen?

Op de dag waarop de werknemer volgens de arbeidsovereenkomst start met werken? Nee: de proeftijd begint wanneer de werknemer feitelijk start met werkzaamheden in ‘bedongen arbeid’. Dit kan dus eerder zijn dan de dag die in de arbeidsovereenkomst wordt genoemd. Zegt u te laat – en dus in strijd met de wet – op, dan kan de werknemer diverse vergoedingen vorderen (zie ECLI:NL:GHARL:2017:11183, rov. 5.11).

2. Ontslaat u een zieke werknemer tijdens de proeftijd?

Een proeftijdontslag mag tijdens ziekte van de werknemer worden gegeven, maar mag niet discriminatoir zijn. Dit houdt in dat de ontslagreden niet mag zijn gelegen in (vermeende) chronische ziekte. De uitleg van de reden van opzegging, die de werkgever op verzoek van de werknemer moet geven, is daarom van groot belang.

Het kan voorkomen dat u niet op de hoogte bent van de chronische ziekte van de werknemer en ook geen reden heeft om aan te nemen dat de werknemer chronisch ziek is. Twijfelt u ook vanwege een ziekmelding of een match bestaat tussen werknemer en functie? Dan kunt u meestal proeftijdontslag geven (zie ECLI:NL:GHARL:2022:7103, rov. 6.31).

3. Wat vertelt u de werknemer over de proeftijd voorafgaand aan het dienstverband?

Een werkgever die personeel wierf uit het buitenland kreeg een tik op de vingers. Hij kwam met dit personeel een proeftijdbeding overeen zonder uit te leggen welke risico’s daaraan verbonden waren. Vervolgens ontsloeg hij een werknemer tijdens de proeftijd. Het ontslag was in strijd met het goed werkgeverschap (zie ECLI:NL:GHARL:2021:10842, rov. 3.7)

Tips bij proeftijdontslag

Tip 1: Informeer de werknemer schriftelijk over de gevolgen van een proeftijd.

Zo kan nooit discussie ontstaan over de vraag of u uw informatieplicht heeft geschonden.

Tip 2: Laat de werknemer de arbeidsovereenkomst ondertekenen.

Zo kunt u bewijzen dat de proeftijd schriftelijk is overeengekomen.

Tip 3: Houd de proeftijd voor beide partijen gelijk en zorg dat de proeftijd volgens de regels is opgesteld.

Houd de proeftijd voor beide partijen gelijk en zorg ervoor dat de proeftijd maximaal één maand bedraagt wanneer de arbeidsovereenkomst voor langer dan zes maanden en korter dan twee jaar is aangegaan. En maximaal twee maanden wanneer de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd, of bepaalde tijd van twee jaren of langer. Houdt u zich niet aan deze regels, dan is de proeftijd nietig en moet het beding voor niet geschreven worden gehouden.

Tip 4: Controleer áltijd wanneer de werknemer feitelijk is begonnen met werken.

Neem waar mogelijk geen risico wanneer de werknemer al voor zijn beoogde eerste werkdag heeft kennisgemaakt met collega’s/relaties. Begin voor de duur van de proeftijd te rekenen vanaf de dag van kennismaking.

Tip 5: Motiveer het proeftijdontslag door te wijzen op de mismatch tussen werknemer en functie.

Meer weten over proeftijdontslag?

Uiteindelijk komt het bij een proeftijdontslag aan op de specifieke omstandigheden van het geval. Zeker wanneer de werknemer zich heeft ziekgemeld is het verstandig goed na te gaan of een proeftijdontslag verstandig is. Wij helpen u graag bij voorkomende (twijfel)gevallen. Bel, mail, of app ons gerust voor een vrijblijvend eerste overleg over uw specifieke zaak!

Auteur

Mark van Benthem is gespecialiseerd in het arbeidsrecht en medezeggenschapsrecht en staat voornamelijk (inter)nationale ondernemingen, bestuurders en ondernemingsraden bij.

Meer weten over arbeidsrecht?

Voor het succes van uw onderneming zijn goede medewerkers van grote waarde. De manier waarop u de arbeidsverhoudingen met uw medewerkers vormgeeft, staat geregeld ter discussie door veranderingen in de regelgeving en rechtspraak, maar ook door economische en technologische ontwikkelingen. Ons Employment team zorgt ervoor dat uw organisatie optimaal gebruik maakt van de mogelijkheden die het arbeidsrecht, het medezeggenschapsrecht en het pensioenrecht bieden én de eventuele risico’s beperkt die deze met zich meebrengen.

Interpolis schiet niet tekort bij uitvoering rechtsbijstandsverzekering

Interpolis schiet niet tekort bij uitvoering rechtsbijstandsverzekering 1500 1000 Ekelmans Advocaten
woningbezitter wil rechtsbijstand
Leestijd: 3 minuten
Lesedauer: 3 Minuten
Reading time: 3 minutes
Expertise:

Een woningbezitter wil bij een geschil met zijn aannemer gebruikmaken van de rechtsbijstandsverzekering van verzekeraar Interpolis. Interpolis ziet echter geen kans van slagen in de zaak en wil geen rechtsbijstand verlenen. De man stapt naar het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (Kifid), maar haalt daar bakzeil.

Frederike Rijpkema licht de zaak toe.

Wat is er gebeurd?

Het geschil heeft te maken de verbouwing van het huis van de verzekerde. Volgens de woningbezitter heeft de aannemer voorafgaand aan de werkzaamheden geen constructieberekening laten zien met betrekking tot het verwijderen van een draagbalk. Daarnaast is hij niet tevreden over de manier waarop de werkzaamheden zijn uitgevoerd. Hij vraagt Interpolis om rechtsbijstand, maar die ziet geen redelijke kans van slagen om de aannemer aan te spreken. Volgens Interpolis moet de woningbezitter voldoende kunnen onderbouwen dat er gebreken zijn. De woningbezitter dient een klacht in bij de interne geschillenregeling van Interpolis en neemt intussen zelf contact op met de aannemer om het geschil op te lossen.

De verzekerde stapt naar Kifid

Volgens de woningbezitter is Interpolis tekortgeschoten in de uitvoering van de rechtsbijstand. De behandeling van de zaak is stilgelegd in afwachting van de uitkomst van de geschillenregeling. Hierdoor moest de man zelf contact opnemen met de aannemer, waardoor hij extra kosten maakte. Volgens de man heeft Interpolis hem  geadviseerd om er zelf met de aannemer uit te komen. De partijen komen er onderling niet uit en de man stapt naar Kifid (Klachteninstituut Financiële Dienstverlening).

Kifid: Interpolis adviseerde verzekerde niét om het met de aannemer zelf op te lossen

“Het staat vast dat tussen de verzekerde en de behandelaar een verschil van mening is ontstaan over het advies van de verzekeraar over de haalbaarheid van de zaak. Interpolis heeft de gebruikelijke geschillenregeling aangeboden en de woningbezitter heeft meegedeeld daarvan gebruik te maken. De behandeling van de zaak is in afwachting van een second opinion aangehouden. Uiteindelijk heeft de second opinion niet plaatsgevonden, omdat de man het geschil met de aannemer zelf heeft opgelost. Hij geeft aan dat hij dit heeft gedaan op advies van de uitvoerder. De commissie kan echter uit de stukken niet afleiden dat Interpolis hem het advies heeft gegeven om de aannemer te benaderen om tot een oplossing te komen, daarnaast kan de man deze stelling niet verder onderbouwen”, aldus de geschillencommissie. De geschillencommissie onderkent dat de reactie van Interpolis richting de man door drukte langer heeft geduurd dan normaal. Dit betekent  nog niet dat Interpolis verplicht is de gestelde schade te vergoeden. Overigens was de woningbezitter al met de aannemer tot een oplossing gekomen. De beslissing om contact op te nemen met de aannemer moet dan ook los worden gezien van het feit dat Interpolis een langere termijn hanteerde om te reageren.

“Hoewel de commissie begrijpt dat de consument een snelle oplossing wenste, kan de keuze om de aannemer zonder overleg met de uitvoerder te benaderen en de daardoor gemaakte extra kosten niet worden afgewenteld op de uitvoerder”, zo stelt de geschillencommissie. Ze komt dan ook tot de slotsom dat de uitvoerder niet toerekenbaar tekort is geschoten in de uitvoering van de rechtsbijstand. De uitspraak is bindend.

Redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot

Hoewel de commissie dit niet expliciet heeft benoemd dient het handelen van de rechtsbijstandsverlener te worden getoetst aan de maatstaf ‘redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot’. Dat  de verzekeraar een langere reactietermijn hanteerde dan gebruikelijk maakt volgens de commissie nog niet dat hij daarmee tekort is geschoten. Deze situatie  leidde namelijk niet tot de hogere kosten voor de woningbezitter. Volgens de commissie heeft dat namelijk te maken met het feit dat hij zonder overleg met de verzekeraar op eigen houtje (ongunstige) afspraken heeft gemaakt met de aannemer. Deze hogere kosten kunnen niet worden afgewenteld op de rechtsbijstandsverlener. De zaak was misschien anders afgelopen als de woningbezitter kon aantonen dat de verzekeraar hem had geadviseerd om er onderling met aannemer uit te komen. De commissie was dan mogelijk tot de conclusie gekomen dat de verzekeraar zelf de regie had moeten nemen om zo gunstig mogelijke afspraken te maken met de aannemer.

Deze bijdrage van advocaat Frederike Rijpkema verscheen eerder (in gewijzigde vorm) op AMweb.

Meer weten over verzekeringsrecht?

U acteert in een snel veranderende wereld. Onze verzekeringsspecialisten kennen de details van uw markt. Uw werkterrein laat zich niet in één activiteit of in één juridisch deelgebied vangen. Daarom staan advocaten met verschillende aandachtsgebieden klaar om u te adviseren.

Ons team Verzekering behartigt de belangen van grote en gespecialiseerde verzekeraars en hun verzekerden. Wij houden ons bezig met aansprakelijkheidsrecht en verzekeringsrecht in de breedste zin van het woord en werken voor zorgverzekeraars, schadeverzekeraars en levensverzekeraars.

Auteur

Frederike Rijpkema behandelt als advocaat uiteenlopende verzekeringsrechtelijke kwesties. Zo houdt zij zich bezig met aansprakelijkheidszaken, dekkingsgeschillen en beroepsaansprakelijkheidszaken voor verzekeraars.

Handige ‘tools’ uit het Nederlandse procesrecht voor advocaten in Duitsland

Handige ‘tools’ uit het Nederlandse procesrecht voor advocaten in Duitsland 1200 720 Ekelmans Advocaten
advocaat zoekt in wetboek
Leestijd: 2 minuten
Lesedauer: 2 Minuten
Reading time: 2 minutes
Expertise:

In de jubileumbundel van de Duits-Nederlandse Advocatenvereniging (DNRV) verscheen een artikel van advocaat Daan Spoormans over procesrecht. Hij licht hij toe waarom ‘tools’ uit het Nederlandse procesrecht van meerwaarde kunnen zijn in Duitse zaken die inhoudelijk niets met de Nederlandse rechtssfeer te maken hebben.

Denk bijvoorbeeld aan een civielrechtelijk geschil tussen twee Duitse partijen met uitsluitend vestigingen in Duitsland dat door Duits recht wordt beheerst en waarbij de Duitse rechter exclusief bevoegd is. Daan gaat onder andere in op conservatoire verhaalsbeslagen en inzagevorderingen (art. 843a Rv).

Download de publicatie ‘Ein oranger Hammer als Rüstzeug für jeden deutschen Rechtsanwalt‘.

Over DNRV

De Nederlands-Duitse Advocatenvereniging (DNRV) zet zich in voor de grensoverschrijdende Nederlands-Duitse rechtspraktijk en bestaat dit jaar 25 jaar. Op 16 september gaven zij een jubileumbundel uit om dit te vieren.

Meer weten over Nederlands recht in het Duits?

Ons internationale German Desk team is gespecialiseerd in het juridisch adviseren en begeleiden van Nederlands- en Duitstalige cliënten bij grensoverschrijdende activiteiten. Wij adviseren niet slechts over Nederlands recht, maar beschikken ook over kennis van het Duitse recht, waardoor wij Duitstalige ondernemingen, bedrijfsjuristen of advocaten kunnen uitleggen waar de verschillen uit bestaan.

Auteur

Daan wordt veel gevraagd door internationaal opererende bedrijven, verzekeraars en advocatenkantoren uit andere jurisdicties om hen bij te staan bij complexe geschillen van contractuele aard. Mede vanwege zijn tweetalige achtergrond (Nederlands en Duits) heeft Daan veel cliënten uit Duitstalige landen. Daarnaast voert Daan veelvuldig verweer namens bestuurders of commissarissen die een onjuist management of toezicht wordt verweten.

Valt oplichting onder de dekking van een aankoopverzekering?

Valt oplichting onder de dekking van een aankoopverzekering? 600 399 Ekelmans Advocaten
dekking aankoopverzekering creditcard
Leestijd: 5 minuten
Lesedauer: 5 Minuten
Reading time: 5 minutes
Expertise:

Een consument koopt een videokaart en probeert deze met winst te verkopen, maar wordt hierbij opgelicht. Hij heeft een aankoopverzekering en wenst uitkering van zijn schade. Verzekeraar Chubb wijst vergoeding van het aankoopbedrag af, omdat alleen de risico’s van diefstal en verlies gedekt zijn. De verzekerde stapt naar het Kifid (Klachteninstituut Financiële Dienstverlening), maar deze stelt de verzekeraar in het gelijk.

[1] HR 16 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2793, Chubb/Europoint
Diederik Hulsbergen licht de zaak toe.

Waarop wil de consument aanspraak maken?

Een consument heeft een videokaart gekocht met zijn creditcard. Aan deze creditcard zit een aankoopverzekering gekoppeld, die dekking biedt tegen de risico’s van verlies, beschadiging of diefstal van goederen die zijn bestemd voor privégebruik. Enkele dagen na aanschaf heeft de verzekerde de videokaart doorverkocht via Facebook Marketplace. Daarbij heeft de koper op zijn telefoon aan de consument laten zien dat hij de overeengekomen koopprijs overmaakte via zijn bank-app. De verzekerde heeft de betaling vervolgens niet daadwerkelijk ontvangen en doet bij de politie aangifte van oplichting. Vervolgens wil hij bij Chubb aanspraak maken op vergoeding van de schade die hij door de oplichting heeft geleden. De verzekeraar wijst de vergoeding af, omdat oplichting niet onder de dekking van de verzekering valt.

Valt oplichting onder de dekking van een aankoopverzekering?

De verzekerde neemt geen genoegen met de dekkingsafwijzing. Volgens hem is er sprake van diefstal in de zin van de polisvoorwaarden. Daarbij voert de verzekerde aan dat de koper zich de videokaart wederrechtelijk heeft toegeëigend in de zin van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. Doordat betaling uiteindelijk niet heeft plaatsgevonden, zou de videokaart nog steeds het eigendom van de verzekerde zijn. Onder verwijzing naar de Van Dale denkt de verzekerde dat zijn schade ook gedekt is als ‘verlies’ in de zin van de polisvoorwaarden. De verzekerde stelt zich op het standpunt dat uit dekking voor ‘verlies, diefstal en beschadiging’ volgt dat een brede dekking is beoogd, zodat oplichting daar ook onder valt.

“Of de schade van de consument onder de dekking van de aankoopverzekering valt, hangt af van wat in de verzekeringsvoorwaarden is bepaald. De consument en de verzekeraar hebben niet onderhandeld over de voorwaarden van de aankoopverzekering. Dan geldt dat de uitleg van die voorwaarden met name afhankelijk is van objectieve factoren, zoals de bewoordingen waarin de voorwaarden zijn gesteld, gelezen in het licht van de verzekeringsvoorwaarden als geheel”, aldus de geschillencommissie.

‘Verlies’ en ‘diefstal’ te ruim uitgelegd

Allereerst staat de commissie stil bij welke betekenis er aan ‘de polisvoorwaarden als geheel’ toekomt. Er wordt daarbij benadrukt dat het gaat om een aankoopverzekering. Deze biedt dekking voor het risico dat de verzekerde door een onverwachte gebeurtenis zelf geen gebruik meer kan maken van de aangekochte zaken. De aankoopverzekering is geen verkoopverzekering, waardoor de verzekeraar geen dekking beoogt te bieden voor het risico verbonden is aan de verkoop van zaken. Dit laatste is in de situatie van de verzekerde juist wel het geval: de verzekerde is opgelicht bij de verkoop van de videokaart.

Daarnaast is er geen sprake van diefstal. De verzekerde had met de koper een koopovereenkomst gesloten. De koper had dus toestemming de videokaart in zijn bezit te verkrijgen. De geschillencommissie oordeelt: “De Van Dale definieert ‘stelen’ als ‘iets van een ander wegnemen om het voor zichzelf te houden’. De verzekerde heeft de videokaart vrijwillig afgestaan aan de koper in de veronderstelling dat de koopprijs was betaald. De koper had dus toestemming om de videokaart mee te nemen. Alleen al gelet hierop is de videokaart niet ‘weggenomen’ door de koper en is dus ook geen sprake van ‘diefstal’”.

Ook de stelling dat er sprake zou zijn van ‘verlies’ van de videokaart gaat voor de geschillencommissie niet op. Nu de verzekerde is opgelicht bij de verkoop van de videokaart is duidelijk dat hij de videokaart niet ongemerkt is kwijtgeraakt. Hij kan dus geen beroep doen op dekking voor ‘verlies’ van de videokaart onder de aankoopverzekering.

Subjectieve en objectieve uitlegmethode

Er bestaan grofweg twee manieren om een bepaling uit te leggen, indien partijen het over de inhoud daarvan oneens zijn. De Hoge Raad heeft de subjectieve uitlegmethode (de Haviltex-norm) ontwikkeld waarbij de individuele partijbedoeling en redelijke verwachting tussen partijen centraal staan. Ook is er een objectieve uitlegmethode (de cao-norm) ontwikkeld voor bepalingen die uniform gelden voor meerdere partijen en waarover dus niet met individuele wederpartijen onderhandeld pleegt te worden. De objectieve uitlegmethode is in het Chubb/Europoint-arrest[1] nader geconcretiseerd voor verzekeringsovereenkomsten. Hieruit volgt dat de uitleg van polisvoorwaarden met name afhankelijk is van objectieve factoren, zoals de bewoording van de desbetreffende bepaling, gelezen in het licht van de polisvoorwaarden als geheel. Bij twijfel over de betekenis van de bewoording gaat echter de voor de verzekerde meest gunstige uitleg voor, de zogenaamde ‘contra proferentem-regel’ (artikel 6:238 lid 2 BW).

In dat geval zou volgens de verzekerde de verzekeraar met het hanteren van de termen ‘verlies, diefstal en beschadiging’ de bedoeling hebben gehad om een brede dekking te bieden.

Het oordeel van de geschillencommissie

In deze kwestie is sprake van een bepaling die uniform voor verzekerden geldt. Een objectieve uitleg, rekeninghouden met de contra proferentem-regel, ligt dus voor de hand. De geschillencommissie kijkt voor de uitleg van de bepaling dan ook terecht naar de definities van de termen ‘diefstal’ en ‘verlies’. Aan de hand daarvan oordeelt de geschillencommissie dat de verzekerde deze gehanteerde termen te ruim uitlegt door hier de gevolgen van oplichting bij verkoop in te lezen. Door de definities te lezen in het licht van de overeenkomst als geheel (het betreft hier een aankoopverzekering, geen verkoopverzekering, aldus de commissie), houdt de commissie vast aan de uitlegmethode uit het Chubb/Europoint-arrest.

De geschillencommissie gaat niet verder in op de contra proferentem-regel. Deze regel is met name van toepassing wanneer er niet objectief kan worden bepaald welke betekenis aan een bepaling toekomt. In dit geval kon de geschillencommissie dat aan de hand van het definiëren van de termen wél bepalen, gelezen in het licht van de voorwaarden als geheel. Toepassing van deze voorkeursuitleg is daarom overbodig. De geschillencommissie beslecht dit geschil correct in lijn met het Chubb/Europoint-arrest. De uitspraak is bindend. Lees de uitspraak van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening (kifid).

[1] HR 16 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2793, Chubb/Europoint.

Deze bijdrage van advocaat Diederik Hulsbergen verscheen eerder (in gewijzigde vorm) op AMweb.

Meer weten over verzekeringsrecht?

U acteert in een snel veranderende wereld. Onze verzekeringsspecialisten kennen de details van uw markt. Uw werkterrein laat zich niet in één activiteit of in één juridisch deelgebied vangen. Daarom staan advocaten met verschillende aandachtsgebieden klaar om u te adviseren.

Ons team Verzekering behartigt de belangen van grote en gespecialiseerde verzekeraars en hun verzekerden. Wij houden ons bezig met aansprakelijkheidsrecht en verzekeringsrecht in de breedste zin van het woord en werken voor zorgverzekeraars, schadeverzekeraars en levensverzekeraars.

Auteur

Diederik Hulsbergen behandelt als advocaat uiteenlopende verzekeringsrechtelijke kwesties. Zo houdt hij zich bezig met beroepsaansprakelijkheid en met verzekeringsvraagstukken op het gebied van (zorg)verzekeringsfraude en polisvoorwaarden.

Ekelmans Advocaten N.V. gebruikt noodzakelijke en analytische cookies om ervoor te zorgen dat onze website zo goed mogelijk functioneert en om het gebruik van onze website te analyseren en te verbeteren. Wij gebruiken geen cookies voor marketingdoeleinden. Lees hier meer over in onze privacyverklaring en cookieverklaring