In Dossier Kifid van de Beursbengel 2019 / nr. 883 bespreekt Simone Eman twee uitspraken van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening rond rechtsbijstandverzekering.
Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2019-147, 28 februari 2019
EENIEDER WORDT GEACHT DE WET TE KENNEN
Consument heeft een rechtsbijstandverzekering afgesloten bij Verzekeraar voor de modules Consument & Wonen, Verkeer en Medisch. Niet verzekerd is de module Inkomen. In de bepalingen uit de van toepassing zijnde Bijzondere Voorwaarden – voor zover van belang – staat het volgende: Artikel 4 b. (onder de kop ‘Wanneer krijgt u juridische hulp van Achmea Rechtsbijstand?’) van de Bijzondere voorwaarden Consument & Wonen:
‘U krijgt juridische hulp van Achmea Rechtsbijstand in de volgende situaties:
[…] b. U heeft een conflict over iets dat te maken heeft met personen- en familierecht. Bijvoorbeeld over afstamming of een geboorte.’
Artikel 5 l. (onder de kop ‘Wanneer krijgt u juridische hulp van Achmea Rechtsbijstand?’ van de Bijzondere voorwaarden Inkomen:
‘U krijgt juridische hulp van Achmea Rechtsbijstand in de volgende situaties: U heeft een conflict over een erfenis. Degene die de erfenis nalaat, is overleden na de ingangsdatum van deze verzekering. Dan krijgt u juridische hulp.’
Consument wenst rechtsbijstand voor het opeisen van zijn legitieme portie. De claim is door Verzekeraar afgewezen omdat Consument – volgens hem – niet verzekerd is voor juridische bijstand bij een conflict over een erfenis.
Consument stelt dat Verzekeraar tekortschiet in de nakoming van de verzekeringsovereenkomst. Hij legt hieraan ten grondslag dat hij verzekerd is voor juridische hulp bij een conflict dat iets te maken heeft met personen- en familierecht. Dat het opeisen van de legitieme portie hierbuiten valt, staat volgens Consument niet in de Bijzondere Voorwaarden. Evenmin wordt verwezen naar de module Inkomen, waaronder conflicten over de erfenis uitdrukkelijk wel gedekt worden. Consument is dan ook van mening dat het voor een leek niet duidelijk is dat het opeisen van de legitieme portie niet valt binnen het personen en familierecht.
Verzekeraar heeft verweer gevoerd. Dit verweer komt kortweg op het volgende neer. Consument is niet verzekerd voor juridische hulp bij het opeisen van de legitieme portie. Als Consument zich hiervoor wel had willen verzekeren had hij de module Inkomen af moeten sluiten. Aangezien het personen- en familierecht in een ander boek van het Burgerlijk Wetboek opgenomen staat dan het erfrecht, zou het zelfs voor een leek duidelijk moeten zijn dat het opeisen van een legitieme portie niet valt binnen het personen- en familie recht.
De Commissie is van oordeel dat de dekking terecht geweigerd is en wijst de vordering van Consument af. De Commissie volgt de Verzekeraar in zijn standpunt dat het onderscheid, tussen personen- en familierecht enerzijds en erfrecht anderzijds, ook in de wet wordt gemaakt en daarmee een logisch te maken onderscheid is. Daarbij merkt de Commissie nog op dat de bepaling uit de Bijzondere Voorwaarden waar Consument zich op beroept, op geen enkele wijze verwijst naar een erfrechtelijk conflict. Consument had er dus niet vanuit mogen gaan dat rechtshulp bij het opeisen van de legitieme portie gedekt was onder de verzekering die hij had afgesloten.
Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2019-149, 28 februari 2019
GEEN REDELIJKE KANS OP SUCCES
Consument is voor rechtsbijstand verzekerd bij Verzekeraar. In artikel 8 van de van toepassing zijnde voorwaarden valt te lezen dat rechtsbijstand bij een juridisch geschil is verzekerd ‘zolang er een redelijke kans op succes is’. Als de verzekerde het niet eens is met het oordeel daarover, kan hij een beroep doen op de geschillenregeling die is opgenomen in artikel 26 van de voorwaarden.
Consument heeft bij Verzekeraar een geschil met zijn verhuurder gemeld. De verhuurder wilde de geiser in het door Consument gehuurde huis vervangen door een hoogrendementsketel, en vervolgens de huur verhogen.
Consument meende daaraan geen medewerking te hoeven verlenen en deed een beroep op Verzekeraar voor het voeren van verweer op de vordering van zijn verhuurder. Verzekeraar was van oordeel dat het voeren van verweer geen kans van slagen had.
Consument heeft vervolgens een klacht ingediend bij Verzekeraar en gebruikgemaakt van de geschillenregeling (zoals omschreven in artikel 26 van de voorwaarden). Consument heeft een second opinion gevraagd bij een advocatenkantoor. Omdat het in verband met een naderende termijn niet meer mogelijk was tijdig de second opinion uit te voeren, heeft Verzekeraar ingestemd met behandeling van de zaak in kort geding.
Consument is vervolgens door de voorzieningenrechter in het gelijk gesteld. In hoger beroep houdt dit vonnis echter geen stand en is, op verzoek van Consument, cassatieadvies ingewonnen. Dat advies was negatief. In het advies stond voorts dat een bodemprocedure nog te overwegen viel, maar dat de kans van slagen daarvan vrijwel nihil was.
Verzekeraar heeft vervolgens contact opgenomen met een advocatenkantoor voor de beoordeling van de kans van slagen van de bodemprocedure. Dit advocatenkantoor achtte de kans van slagen ook nihil. Op verzoek van Consument is door een ander advocatenkantoor een second opinion uitgebracht. Dat andere advocatenkantoor kwam tot dezelfde conclusie.
Nu twee advocatenkantoren van mening zijn dat deze procedure tegen de verhuurder geen kans van slagen heeft, heeft Verzekeraar de dekking voor de door Consument gewenste bodemprocedure vervolgens afgewezen. Verzekeraar heeft daarbij Consument gewezen op de mogelijkheid de zaak zelf voort te zetten, waarbij bij een positieve uitkomst de kosten – onder voorwaarden – alsnog worden vergoed.
Consument vordert in de onderhavige procedure dat Verzekeraar alsnog dekking verleent of de verhuiskosten ter hoogte van 6.000 euro aan Consument vergoedt. Consument stelt zich op het standpunt dat Verzekeraar – ten onrechte – midden in de behandeling van het geschil is gestopt met het verlenen van rechtsbijstand.
De Commissie overweegt dat het feit dat Verzekeraar dekking heeft verleend voor de in hoger beroep verloren kortgedingprocedure, nog niet maakt dat Consument tevens aanspraak kan maken op vergoeding van rechtsbijstand in de bodemprocedure. Twee advocatenkantoren hebben geoordeeld dat deze procedure geen kans van slagen had, hierdoor heeft Verzekeraar – volgens de Commissie – terecht dekking geweigerd.