In Dossier Kifid van de Beursbengel 2020 / nr. 898 bespreekt Simone Eman twee uitspraken van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening : één uitspraak rond een doorlopende reisverzekering en een uitspraak rond reis- en annuleringsverzekering.
Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2020-626, d.d 29 juli 2020
GEEN INENTING, GEEN DEKKING
Consument heeft (via Gevolmachtigde) een doorlopende reisverzekering afgesloten voor haar en haar echtgenoot. De polis vermeldt onder meer dat onder de meeverzekerde dekkingen ook ‘Annulering: voor vertrek van reis’ en ‘Annulering: tijdens de reis’ vallen. Op de Verzekering zijn de ’Polisvoorwaarden doorlopende reisverzekering 10-2015 III’ (hierna: de ’Polisvoorwaarden‘) van toepassing. In verband met de uitbraak van corona heeft Consument de reis naar Japan geannuleerd die zij voor haar echtgenoot en haar zoon had geboekt. Consument klaagt erover dat Gemachtigde de annuleringskosten van 620 euro voor het verblijf van haar echtgenoot in Japan, (de zoon is niet onder de polis verzekerd) niet wil vergoeden. Zij vordert in deze procedure dat Gevolmachtigde wordt gehouden om alsnog een bedrag van 620 euro aan haar te betalen.
Consument beroept zich op één van de in artikel 2.12.4 Polisvoorwaarden genoemde gevallen waarin dekking bestaat bij annulering. Hierin staat dat de annuleringskosten zijn verzekerd indien een verzekerde onverwacht om medische redenen niet de inenting kan krijgen die verplicht is voor de reisbestemming en dat ook niet kon weten. Consument voert aan dat het coronavirus een virus is waarvoor geen inenting bestaat en dat haar echtgenoot en zoon ernstige schade zouden oplopen indien zij toch naar Japan waren gegaan. Bovendien vloog de KLM niet en het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken en de Japanse ambassade hadden ook een negatief reisadvies gegeven.
Verzekeraar voert verweer. Volgens de Commissie leest Consument de Polisbepaling aldus dat zij niet kon weten dat er een inenting is omdat er om medische redenen nog geen vaccin bestaat. De Commissie volgt Consument niet in haar stelling en vindt dat Verzekeraar duidelijk en begrijpelijk in de Polisbepaling heeft omschreven in welk geval de annuleringskosten verzekerd zijn. Onmiskenbaar volgt uit de bewoordingen van de Polisbepaling dat voor een succesvol beroep op deze bepaling vereist is dat sprake is van een inenting die verplicht is voor de reisbestemming. Indien sprake is van een verplichte inenting voor de reisbestemming moet gekeken worden of voldaan is aan de overige voorwaarden die de Polisbepaling voor dekking stelt, namelijk dat de verzekerde onverwacht om medische redenen niet de verplichte inenting kon krijgen en dit ook niet kon weten.
Aangezien Verzekeraar heeft aangetoond dat voor Japan geen sprake is van een verplichte inenting wordt niet aan deze voorwaarde voldaan en wordt niet toegekomen aan toetsing van de overige in de Polisbepaling voor dekking genoemde voorwaarden. De Commissie wijst de vordering af.
Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening Nr. 2020-628, d.d 29 juli 2020
VIRUS OF NATUURGEWELD?
Consument heeft een doorlopende reis- en annuleringsverzekering bij Verzekeraar. Op 7 april 2020 heeft Consument een beroep gedaan op zijn Verzekering nadat zijn terugvlucht vanuit Marokko naar Nederland was geannuleerd vanwege het coronavirus. Consument had geen uitzicht op een nieuwe vlucht naar Nederland en voor repatriëring werd een eigen risico van 900 euro geheven. Consument stelt dat hij op grond van artikel 3.2.3 van de voorwaarden ‘Doorlopende Reis- en Annuleringsverzekering versie 2’ recht heeft op dekking bij aardbevingen, vulkanische uitbarstingen en overstroming. Een pandemie valt volgens Consument ook onder dit soort calamiteiten en dus is er dekking voor de extra verblijfkosten. In de ‘Algemene Voorwaarden versie 2’ staat bovendien dat er dekking is voor onverwachte gebeurtenissen. Daarvan is hier sprake volgens Consument. Consument vordert in deze procedure dan ook dekking onder de Verzekering voor de extra verblijfkosten vanwege zijn langere verblijf in Marokko. Consument geeft aan dat de extra verblijfkosten 250 tot 300 euro per week bedragen.
Verzekeraar voert verweer. De Commissie is van oordeel dat Verzekeraar terecht geen dekking heeft verleend. Zij overweegt ten eerste dat in artikel 3.2.3 van de Bijzondere Voorwaarden is aangegeven dat dekking bestaat wanneer de schade is veroorzaakt door een aardbeving, overstroming of vulkanische uitbarsting en dat er in de Algemene Voorwaarden definities gegeven worden van aardbeving, overstroming en vulkanische uitbarsting. Hierin wordt een pandemie of een virusuitbraak, zoals de uitbraak van het coronavirus, niet genoemd. Ten tweede overweegt de Commissie dat Verzekeraar heeft aangegeven, dat in bepaalde gevallen wel verzekeringsdekking bestaat, wanneer sprake is van vertraging van de geplande terugreis. Verzekeraar heeft hierbij gewezen op artikel 3.4.6 van de Bijzondere Voorwaarden. In dit artikel staat dat een verzekerde recht heeft op vergoeding van extra verblijfkosten van maximaal 80 euro per verzekerde per dag wanneer hij vertraging heeft op de geplande dag van de terugreis vanwege natuurgeweld, staking bij het openbaar vervoer of staking door luchthavenpersoneel.
Verzekeraar heeft aangegeven dat in het geval van Consument geen sprake is van een van deze gebeurtenissen. Consument meent evenwel dat ook een virusuitbraak of pandemie een calamiteit is, die onder de dekking van de verzekering valt omdat een virus – volgens Consument – ook valt onder ‘natuurgeweld’. De Commissie volgt deze redenering van Consument niet. De Commissie overweegt dat voor de uitleg van de term ‘natuurgeweld’ in beginsel dient te worden gekeken naar de definitie in de Van Dale. Volgens de Van Dale (15e editie, 2015) dient onder ‘natuurgeweld’ te worden verstaan: ‘enorme, niet in te tomen natuurkracht’. En natuurkracht wordt als volgt omschreven: ‘kracht die in de natuur werkt, bv een aardbeving’.
De Commissie meent dat een virusuitbraak niet gelijk is te stellen met natuurgeweld. Consument heeft dus – volgens de Commissie – op grond van dit artikel geen recht op dekking onder de verzekering voor de extra verblijfkosten.