Begin op tijd en: bezint eer ge begint!
Wie als aandeelhouder de bestuurder van de vennootschap aansprakelijk wil stellen, moet uitermate goed beslagen ten ijs komen. Om de bestuurder aansprakelijk te stellen, moet sprake zijn van onbehoorlijk bestuur ter zake waarvan de bestuurder een ernstig verwijt kan worden gemaakt.
Dat is een strenge norm, waarvan een schending niet snel wordt aangenomen. De bestuurder is als hoofdregel bovendien niet tegenover de aandeelhouders aansprakelijk voor schade die de onderneming lijdt, ook niet wanneer onbehoorlijk bestuur wél is vastgesteld. De waardevermindering van aandelen komt namelijk voort uit de schade die de onderneming (vennootschap) door de onbehoorlijke taakvervulling heeft geleden. De schade van de aandeelhouders is anders gezegd slechts ‘afgeleide schade’; afgeleid van de schade van de vennootschap. Het is de vennootschap – en niet de aandeelhouder – die deze schade op de bestuurder kan verhalen. Toch zijn er aandeelhouders die proberen afgeleide schade vergoed te krijgen.
Voorvraag: onbehoorlijk bestuur?
Zo ging het ook in een zaak waar de rechtbank Rotterdam enige tijd geleden over oordeelde. Daar stonden drie aandeelhouders van (de holding van) een familiebedrijf tegenover de andere drie aandeelhouders, van wie er één ook de gedaagde bestuurder was. Volgens eisers heeft de bestuurder hen jarenlang niet geïnformeerd over de gang van zaken binnen de holding en de onderliggende werkmaatschappij. Ook zou de bestuurder de jaarrekeningen van beide vennootschappen niet tijdig hebben gedeponeerd en deze zouden nooit zijn goedgekeurd. Het vermogen van de holding zou door onbehoorlijk bestuur zijn verdampt. De eisers vinden dat zij hierdoor schade hebben geleden.
De rechtbank wijst alle vorderingen van eisers af. Daarbij wordt verwezen naar een uitspraak van de Hoge Raad uit 2008 (Willemsen/NOM). De Hoge Raad bepaalde in die zaak dat de strenge norm die geldt wanneer de vennootschap haar bestuurder aansprakelijk stelt, óók geldt wanneer een aandeelhouder van de vennootschap dat doet. Volgens de rechtbank Rotterdam hebben eisers niet voldoende gesteld om te kunnen oordelen, dat de bestuurder inderdaad zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld en hem daarvan een ernstig verwijt kan worden gemaakt. De rechtbank komt dus niet eens toe aan de vraag of de schade van de aandeelhouders voor vergoeding in aanmerking komt. Hoewel de rechtbank dit niet zo opschrijft, heeft het er alle schijn van dat eisers – bij lange na – niet ver genoeg zijn gegaan in het concreet aantonen dat de oorzaak van het verdampen van het vennootschapsvermogen gelegen was in onbehoorlijk bestuur.
Schending zelfstandige verplichting jegens aandeelhouder
Wat nu als het onbehoorlijk bestuur wel kan worden aangetoond? De hoofdregel is dat afgeleide schade niet aan de aandeelhouder wordt vergoed. Dat is mogelijk anders wanneer de bestuurder is tekortgeschoten in een verplichting die hij specifiek jegens de aandeelhouder(s) in acht moest nemen. Het gaat dan om schending van een zelfstandige verplichting jegens de aandeelhouder(s) en niet de algemene plicht om het vermogen van de vennootschap (en de waarde van de aandelen) te beschermen. Een voorbeeld: alle aandeelhouders in de zaak uit Rotterdam waren tevens erfgenamen in een nog lopende afwikkeling van een erfenis. De aandelen waren onderdeel van de nalatenschap. Als het zo is dat de gedaagde bestuurder de waarde van die nalatenschap, dus de waarde van de aandelen, heeft laten verdampen, dan hadden eisers dit als specifieke normschending kunnen aanvoeren. Dat hebben zij kennelijk niet (gemotiveerd) gedaan. Een gemiste kans, want in hun hoedanigheid van erfgenaam hadden de eisers hun schade mogelijk wel vergoed gekregen.
Andere mogelijkheden
De aandeelhouders hadden ook in een eerder stadium kunnen en moeten handelen. Zo hadden zij eerder actief kunnen beginnen met verkrijgen van informatie. De wet voorziet in een aantal mogelijkheden hiertoe. Het houden van een buitengewone algemene vergadering kan door aandeelhouders desnoods bij de rechter worden afgedwongen. Houdt het bestuur ook dáár informatie achter, dan kan inzage, afschriften of uittreksel van stukken worden gevorderd bij de rechter. Daarnaast levert weigering door het bestuur om in of buiten de algemene vergadering informatie te verschaffen onder omstandigheden ‘wanbeleid’ op. Indien er goede redenen zijn om aan een juist beleid te twijfelen, dan kan de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam maatregelen treffen en een onderzoek naar de gang van zaken gelasten. Daarover leest u meer in mijn annotatie onder deze uitspraak in het tijdschrift JIN.
Kortom: in een conflict met het bestuur zijn er verschillende mogelijkheden voor aandeelhouders om tegen de bestuurder in actie te komen. Achteroverleunen wordt niet beloond. De bestuurder na afloop aanspreken voor de schade door waardedaling van de aandelen is alleen met succes mogelijk in zeer uitzonderlijke gevallen. Dit vraagt om gespecialiseerde kennis en expertise.